Romeinen 14
Romeinen 14 is een hoofdstuk van de Brief van Paulus aan de Romeinen, een geschrift in de Bijbel, en telt 23 verzen.
■ Hoofdstukken van de Brief van Paulus aan de Romeinen samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 |
■ Verzen van Romeinen 14 becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 |
Samenvatting
Geschillen tussen gelovigen
1
Ro 14:1 Wat nu de zwakke in het geloof betreft, neemt hem aan; niet om te beslissen over twijfelachtige vragen. (Telos)
Neemt hem aan. Want God heeft hem aangenomen (vs. 3).
Twijfelachtige vragen. Statenvertaling: Dengene nu, die zwak is in het geloof, neemt aan, [maar] niet tot twistige samensprekingen. Samensprekingen of, overleggingen, disputeringen. Grieks: twistingen der samensprekingen; of twijfelingen der gedachten; "namelijk dat gij hem daartoe niet brengt" (Kanttekening in de Statenvertaling). Volgens de kanttekenaar vermaant Paulus “dat gij niet te zeer en te heftig hierover met hem discuteert, twist en hem verwart, en tot meerdere twijfeling brengt; of, dat hij met u ten gevalle doe tegen zijne conscientie.” De sterke is niet geroepen om de scrupules van de zwakke te beslechten[2].
2
Ro 14:2 De een gelooft alles te mogen eten, maar wie zwak is, eet alleen groenten. (Telos)
De een. Zoals bijvoorbeeld, kennelijk, de apostel Paulus; zie vs. 14.
3
Ro 14:3 Laat hij die eet, niet hem minachten die niet eet; en laat hij die niet eet, niet hem oordelen die eet, want God heeft hem aangenomen. (Telos)
Niet hem oordelen. Zie vs. 4, 10.
Col 2:16 Laat dan niemand u oordelen inzake eten en drinken of op het punt van een feest of nieuwe maan of sabbatten, Col 2:17 die een schaduw zijn van wat zou komen, maar het lichaam is van Christus. (TELOS)
Want God heeft hem aangenomen. Daarom hebben de sterken de zwakken aan te nemen (vs. 1).
4
Ro 14:4 Wie bent u, dat u andermans huisknecht oordeelt? Of hij staat of valt, gaat zijn eigen heer aan. En hij zal staande gehouden worden, want de Heer is machtig hem staande te houden. (Telos)
Huisknecht. Staat onder gezag, in dienst van een heer. Vgl. vers 9, dat van het heersen door de Heer Jezus spreekt.
Oordeelt. Zie vs. 3, 10.
Valt. Vgl. vs. 15 'te gronde richten'.
De Heer is machtig hem staande te houden.
Jds 1:1 Judas, een dienstknecht van Jezus Christus, en broeder van Jakobus, aan de geroepenen, die door God den Vader geheiligd zijn, en [door] Jezus Christus bewaard: (Telos)
Jds 1:24 Hem nu die machtig is u te bewaren zonder dat u struikelt en u onberispelijk voor zijn heerlijkheid te stellen met vreugdegejuich, (Telos)
5
Ro 14:5 Want de een stelt de ene dag boven de andere dag, maar de ander stelt alle dagen gelijk. Ieder zij in zijn eigen denken ten volle verzekerd. (Telos)
Ieder zij in zijn eigen denken ten volle verzekerd. Zie ook vs. 12: "voor zichzelf rekenschap geven". Vgl. vs. 22: "Hebt u geloof? Heb het bij uzelf voor God". Paulus was verzekerd, zie vs. 14
6
Ro 14:6 Wie de dag in acht neemt, neemt hem in acht voor de Heer. En wie eet, eet voor de Heer, want hij dankt God; en wie niet eet, laat het na voor de Heer, en hij dankt God. (Telos)
De dag in acht neemt. Zoals de zevende dag van de week, dag van de sabbat, of de dag van een nieuwe maan.
Col 2:16 Laat dan niemand u oordelen inzake eten en drinken of op het punt van een feest of nieuwe maan of sabbatten, Col 2:17 die een schaduw zijn van wat zou komen, maar het lichaam is van Christus. (Telos)
9
Ro 14:9 Want daartoe is Christus gestorven en levend geworden, opdat Hij zou heersen zowel over doden als over levenden. (Telos)
Christus gestorven. Zie ook vs. 15.
Heersen. Zie vs. 4: 'huisknecht'.
Opdat Hij zou heersen zowel over doden als over levenden. Zijn heerschappij is er al. Hem is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde (Matth. 28:18). Hij is 'de eerstgeborene van de doden'.
Opb 1:5 en van Jezus Christus, de trouwe getuige, de eerstgeborene van de doden en de overste van de koningen van de aarde. Hem die ons liefheeft en ons van onze zonden heeft verlost door zijn bloed, (Telos)
De zielen van de overleden gelovigen, 'de doden in Christus' (1 Thess. 4:16), zijn onder Zijn liefdeheerschappij. Hij zal hen opwekken bij de wegneming van de levenden (1 Thess. 4:16).
10
Ro 14:10 Maar u, waarom oordeelt u uw broeder? Of ook u, waarom minacht u uw broeder? Want wij zullen allen voor de rechterstoel van God gesteld worden; (Telos)
Oordeelt u uw broeder. Omdat hij in uw ogen iets doet dat volgens u tegen Gods wil is. Zie vs. 3.
Minacht u uw broeder. Omdat hij zich in uw ogen een onnodige beperking oplegt.
De rechterstoel van God. Is dezelfde als de rechterstoel van Christus.
2Co 5:10 Want wij allen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, opdat ieder ontvangt wat in het lichaam is gedaan, naardat hij heeft bedreven, hetzij goed hetzij kwaad. (Telos)
11
Ro 14:11 want er staat geschreven: ‘Zo waar Ik leef, zegt de Heer, voor Mij zal elke knie zich buigen en elke tong zal God belijden’. (Telos)
Elke tong zal God belijden. Dit is het einde van de ontkenning dat God bestaat, het einde van het atheïsme.
12
14: 12 Dus zal <dan> ieder van ons voor zichzelf rekenschap geven <aan God>. (Telos)
Vgl. vs. 5: 'Ieder zij in zijn eigen denken ten volle verzekerd'.
13
14: 13 Laten wij dan niet meer elkaar oordelen; maar komt liever tot dit oordeel, dat u voor uw broeder geen struikelblok plaatst, of een aanleiding tot vallen. (Telos)
Oordelen. Zie vzn. 3, 4, 10.
Voor u broeder geen struikelblok plaatst, of een aanleiding tot vallen. Waardoor hij op het laatste ten gronde gaat (15).
14
14: 14 Ik weet en ben overtuigd in [de] Heer Jezus, dat niets op zichzelf onrein is; alleen voor hem die meent dat iets onrein is, voor die is het onrein. (Telos)
Ik weet en ben overtuigd in [de] Heer Jezus, dat ... Vgl. vs. 5: 'Ieder zij in zijn eigen denken ten volle verzekerd'.
15
14: 15 Want als uw broeder vanwege [uw] eten bedroefd wordt, dan wandelt u niet meer naar [de] liefde. Richt door uw eten niet hem te gronde voor wie Christus gestorven is. (Telos)
Dan wandelt u niet meer naar de liefde. Vergelijk:
Efe 4:15 maar terwijl wij de waarheid vasthouden in liefde, in alles opgroeien tot Hem die het hoofd is, Christus, (Telos)
Rom 15:5 Moge nu de God van de volharding en de vertroosting u geven onderling eensgezind te zijn in overeenstemming met Christus Jezus, (Telos)
We moeten de waarheid, dat wij in Christus vrij zijn om allerlei soorten voedsel te nemen, in liefde vasthouden, d.w.z. rekening houden met het geweten van de naaste.
Richt door uw eten niet hem te gronde. Te gronde, door een struikelblok voor hem te plaatsen (13).
16
14: 16 Laat dan van wat voor u goed is, geen kwaad gesproken kunnen worden. (Telos)
Wat voor u goed is. Wat u voor goed houdt.
Geen kwaad gesproken kunnen worden. Door anderen, die menen dat u kwaad doet. We moeten dus rekening houden met het geweten van een medegelovige.
17
Ro 14:17 Want het koninkrijk van God is niet eten en drinken, maar rechtvaardigheid, vrede en blijdschap in [de] Heilige Geest. (Telos)
Het koninkrijk van God. Hierin zijn wij overgebracht. Daarmee in overeenstemming moeten wij leven.
Is niet eten en drinken. Deze zijn geen hoofdzaak; daarom gaat het niet.
Vrede en blijdschap in [de] Heilige Geest.
Ga 5:22 Maar de vrucht van de Geest is: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. (Telos)
18
Ro 14:18 Want wie Christus daarin dient, is voor God welbehaaglijk en bij de mensen beproefd. (Telos)
Beproefd. Gr. dokimos: aanvaard, beproefd, aangenaam. SV: 'aangenaam'. NBG51, HSV: 'in achting'. Leidse vertaling, Willibrord-vertaling: 'geacht'. NBV04: 'gerespecteerd'. Naardense Bijbelvertaling: 'gewaardeerd'. 'Beproefd' (Dokimos) werd in de oudheid ook gezegd van rechtschapen, achtbare geldwisselaars, die geen vals (door afsnijding van de rand in gewicht verminderd) geld wilden aanpakken en alleen geld van het goede gewicht in omloop brachten[3]. Wie Christus in de genoemde dingen dient, is een waar en achtbaar dienaar van Hem onder de mensen.
19
19 Laten wij dus jagen naar wat de vrede en de onderlinge opbouwing dient. (Telos)
Vrede. Zie vs. 17
Opbouwing. Tegenstelling: afbreking (20).
20
Ro 14:20 Breek ter wille van voedsel het werk van God niet af. Alle dingen zijn wel rein, maar het is kwaad voor de mens die door zijn eten een struikelblok vormt. (Telos)
Breek ... niet af. Afbreken oftewel te gronde richten (vs. 15), ten val brengen (vs. 13). Afbreken is het tegendeel van opbouwen (19). Afbreken door te veroordelen, te minachten, strijd te voeren.
Het is kwaad voor de mens. Vgl. het onrein zijn van voedsel voor een mens die voedsel voor onrein houdt (14).
21
21 Het is goed geen vlees te eten of wijn te drinken, of iets te doen waardoor uw broeder struikelt of ten val gebracht wordt of waarin hij zwak is. (Telos)
Het is goed geen ... wijn te drinken. Er is een vergadering van gelovigen die een ex-alcoholist in hun midden hadden. Drinken van wijn, ook van de avondmaalswijn, was voor deze broeder een verzoeking. Daarom werd de gewone wijn vervangen door druivensap, waarvan iedere avondmaalsganger toen voortaan dronk.
22
Ro 14:22 Hebt u geloof? Heb het bij uzelf voor God. Gelukkig hij die zichzelf niet oordeelt in wat hij voor goed houdt. (Telos)
Hebt u geloof? Vgl. vs. 5: 'ieder zij in zijn eigen denken ten volle verzekerd'.
Heb het bij uzelf voor God. In plaats van het aan een medegelovige te tonen in gedrag dat hem of haar een aanleiding tot vallen is.
23
Ro 14:23 Maar wie twijfelt als hij eet, is veroordeeld, omdat het niet op grond van geloof is; en alles wat niet op grond van geloof is, is zonde. (Telos)
Twijfelen wordt tegenover geloven gesteld.
Ro 4:20 en hij twijfelde niet aan de belofte van God door het ongeloof, maar werd gesterkt in het geloof, terwijl hij God heerlijkheid gaf (Telos)
Er zijn echter gevallen waarin geloof èn twijfel samen voorkomen.
1Jo 3:20 dat als ons hart ons veroordeelt, God groter is dan ons hart en alles weet. 1Jo 3:21 Geliefden, als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid jegens God; (Telos)
Nabeschouwing
Twee groepen. In Rom. 14-15 zinspeelt Paulus op het bestaan van twee groepen in de gemeente te Rome, de ‘zwakken’ (Rom. 14:1 ‘de zwakke in het geloof’, Rom. 15:1 ‘de niet-sterken’, ‘die sterk zijn’).
Geschillen. Waarover verschilden ze van mening? De één gelooft alles te mogen eten (Rom. 14:2), maar wie zwak is meent zich van sommige spijzen, zoals vlees en wijn, Rom. 14:21, te moeten onthouden, omdat ze onrein zouden zijn, Rom. 14:14, en alleen groente te mogen eten (Rom. 14:2).
De een (een zwakke in het geloof) stelt de ene dag boven de ander en meent die in acht te moeten nemen, Rom. 14:6, maar de ander (de sterke) stelt alle dagen gelijk, Rom. 14:5.
Dat waren ethisch-godsdienstige kwesties. Kwesties van voedsel (vgl. Rom. 14:20) en dagen. Wellicht kwam dat door het verschil in achtergrond (jodendom versus heidendom, Gods oude verbondsvolk versus de heidenvolken, vgl. Rom. 15:10 ‘volken, met zijn volk’).
In de gemeente te Rome waren ze een geschil geworden. De een oordeelde de ander; de ander minachtte de een, Rom. 14:10. De een die zich van vlees onthield, werd bedroefd vanwege het vlees eten van de ander, Rom. 14:15.
De vrede tussen gelovigen werd erdoor ondermijnd, vgl. Rom. 14: 19, 17; 15; 13. De onderlinge eensgezindheid, de eendracht liep gevaar, Rom.15:5, 6. De blijdschap nam er door af, vgl. Rom. 14:17; 15:10, 13.
Door de zwakke te minachten en door hem eigen vrije gedrag te bedroeven, kan de sterke hem te grond richten, Rom. 14:15, ctr. de blijdschap in Rom. 14:17. Zo werd er niet opgebouwd, Rom. 14:19 ctr. 15:2, maar afgebroken, Rom. 14:20.
Wenselijke houding en gedrag. Wat hebben de zwakken en sterken te doen?
- Ze hebben elkaar aan te nemen, te verdragen, Rom. 14:1, 3, zoals Christus ons heeft aangenomen tot heerlijkheid van God, 15:7.
- Oordelen en minachten hebben zij na te laten, want wij zullen allen voor de rechterstoel van God gesteld worden, Rom. 14:10-11, 13. Ieder geve voor zichzelf rekenschap, Rom. 14:12.
- Ieder zij in het zijn eigen denken ten volle verzekerd, Rom. 14:5, en handele niet tegen zijn eigen geweten in, Rom. 14:14. “Hebt u geloof? Heb het bij uzelf voor God. Gelukkig hij die zichzelf niet oordeelt in wat hij voor goed houdt. Maar wie twijfelt als hij eet, is veroordeeld, omdat het niet op grond van geloof is; en alles wat niet op grond van geloof is, is zonde.” (Rom. 14:23)
- Ieder doe of late na voor de Heer, Rom. 14:6, voor Wie wij leven en sterven, Rom. 14:7-8, van Wie wij zijn, Rom. 14:8, onder Zijn heerschappij, Rom.14:9, vgl. 15:12.
- Voor de ander geen struikelblok plaatsen of een aanleiding tot vallen, Rom. 14:14. Richt hem niet te gronde, Rom. 14:15, want Christus is voor hem gestorven.
- Laat wat voor jou goed is, wat jij voor goed houdt, geen kwaad gesproken kunnen worden, doordat je handelt tegen het geweten van de ander, Rom. 14:16.
- Eten en drinken, waarover in dit geval een geschil bestaat, zijn niet belangrijk in Gods koninkrijk, daar gaat het om rechtvaardigheid, vrede en blijdschap, Rom. 14:16. Wie Christus daarin dient, is voor God welbehaaglijk en bij de mensen beproefd, Rom. 14:18.
- Daarom moeten we niet onszelf behagen, maar erop gericht zijn de naaste te behagen ten goede, tot opbouwing, Rom. 15:2. Christus is ons voorbeeld (vgl. Rom. 15:5): Hij heeft Zichzelf niet behaagd, Rom. 15:3. Hij is een dienstknecht van de besnijdenis (de Joden) geworden, Rom. 15:8. Daarom betaalde hij tempelbelasting, hoewel hij als Zoon van God daarvan eigenlijk vrijgesteld was.
De sterke moet de zwakke in het geloof aannemen, Rom. 14:1, want God heeft hem aangenomen, Rom. 14:3.
Ro 14:1 Wat nu de zwakke in het geloof betreft, neemt hem aan; niet om te beslissen over twijfelachtige vragen. (TELOS)
Ro 14:1 Dengene nu, die zwak is in het geloof, neemt aan, [maar] niet tot twistige samensprekingen. (SV)
Ro 14:1 Aanvaard dan wie zwak is in het geloof, [maar] niet om over meningsverschillen te strijden.(HSV)
Ro 14:1 Aanvaardt de zwakke in het geloof, maar niet om overwegingen te beoordelen. (NBG51)
Ro 14:1 Aanvaardt wie zwak is in het geloof, zonder persoonlijke meningen te veroordelen.(NaB)
De sterke moet zich met de zwakke niet wikkelen in ‘twistige samensprekingen’ (Statenvertaling), niet met hem strijden over hun meningsverschil (HSV). De sterke met de zwakke aanvaarden en verdragen met diens zwakheid.
Dat betekent niet dat het verschilpunt verzwegen moet worden. Paulus zelf geeft zijn eigen overtuiging weer. Paulus is het niet eens met het gevoelen van de zwakke dat hij bepaalde spijzen onrein zijn en daarom niet gegeten mogen worden (Rom. 14:14). Alle dingen zijn volgens hem rein, Rom. 14:20. Hiermee spreekt hij de mening van de zwakken tegen, maar hij voert er geen woordenstrijd over. Hij geeft zijn standpunt weer, maar niet als rechter over partijen. De rechter is God.
Hoewel hij het standpunt van de sterken deelt, komt hij op voor de zwakken en wijst de sterken terecht. Vlees eten is geen kwaad, “maar het is kwaad voor de mens die door zijn eten een struikelblok vormt.” (Rom. 14:20). Niet alleen de sterken, maar beide partijen worden vermaand. Daarbij is hij aangaande hen overtuigd dat “dat u ook zelf vol goedheid bent, in staat ook elkaar terecht te wijzen” (Rom. 15:14).
De sterke, die zich meer vrijheid veroorlooft, moet niet de zwakke minachten. Uit liefde moet de sterke rekening te houden met het geweten van de anderen.
De sterken behoren de zwakheden van de zwakken te dragen. Dit bekent dat het ‘lastig’ is, dat je er iets voor over moet hebben.
Ro 15:1 Maar wij die sterk zijn, behoren de zwakheden van de niet-sterken te dragen en niet onszelf te behagen. (TELOS)
Daarom:
Ro 14:21 Het is goed geen vlees te eten of wijn te drinken, of iets te doen waardoor uw broeder struikelt of ten val gebracht wordt of waarin hij zwak is. (TELOS)
De sterke in het geloof, d.w.z. in het geloof dat hij vrij is om alle spijzen te eten, moet dat geloof niet te betonen door in tegenwoordigheid van de zwakke iets te eten of te drinken dat volgens die zwakke ongeoorloofd is. De sterke moet zijn geloof bij zichzelf voor God houden.
Ro 14:22 Hebt u geloof? Heb het bij uzelf voor God. Gelukkig hij die zichzelf niet oordeelt in wat hij voor goed houdt. (TELOS)
De zwakke op zijn beurt moet de sterke niet oordelen, Rom. 14:3v. Hij moeten de sterke aannemen, want God heeft hem aangenomen, Rom. 14:3. De sterke is een knecht van God. Of hij staat of valt, gaat zijn eigen Heer aan, Rom. 14:4. De Heer houdt hem staande, Rom. 14:5.
Voetnoten
- ↑ Aldus Donald Barnhouse in Grieks-Nederlands Lexicon, s.v. Dokimos. Dit lexikon is een onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.
- ↑ A.T. Robertson, Word Pictures in the New Testament (1927).
- ↑ Aldus Donald Barnhouse in Grieks-Nederlands Lexicon, s.v. Dokimos. Dit lexikon is een onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.