Romeinen 11 is een hoofdstuk van de Brief van Paulus aan de Romeinen, een geschrift in de Bijbel, en telt 36 verzen.

Hoofdstukken van de Brief van Paulus aan de Romeinen samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16
Verzen van Romeinen 11 becommentarieerd: · 5 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 14 · 15 · 16 · 17 · 21 · 22 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 32 · 35 · 36

Samenvatting

1-6 God heeft Zijn volk niet verstoten, gezien het gelovig overblijfsel. 7-10 Hun ogen zijn verduisterd. 11-16 Maar door hun overtreding is het heil tot de volken gekomen, hoeveel te meer zal hun volheid tot zegen strekken. 17-22 De gelovigen uit de volken moeten zich niet beroemen tegen de ongelovige Joden. 23-31 Israël zal hersteld worden. 29-32 Gods genadegaven en roeping met betrekking tot Israël en de volken. 33-36 Gods wijsheid is ondoorgrondelijk, zijn wegen onnaspeurlijk. Alles is uit, door en tot Hem, Wien de heerlijkheid zij!

5

Ro 11:5  Zo is er dan ook in de tegenwoordige tijd een overblijfsel naar de verkiezing van de genade. (Telos)

Het is Gods genadige verkiezing dat er een Israëlitisch overblijfsel is, dat gelooft in de Heer Jezus Christus.

7

Ro 11:7  Wat dan? Wat Israël zoekt, dat heeft het niet verkregen, maar de uitverkorenen hebben het verkregen; en de overigen zijn verhard, (Telos)

Wat Israël zoekt. Gerechtigheid (uit werken) en een wet van gerechtigheid (9:31).

Romeinen 9: 30 Wat zullen wij dan zeggen? Dat de volken, die niet naar gerechtigheid jaagden, gerechtigheid verkregen hebben, maar een gerechtigheid die op grond van geloof is. 31 Maar Israel, dat naar een wet van de gerechtigheid jaagde, is tot de wet niet gekomen. 23 en om bekend te maken de rijkdom van zijn heerlijkheid over de vaten van de barmhartigheid, die Hij tevoren tot heerlijkheid heeft bereid …

De uitverkorenen. De Israëlieten - een overblijfsel - die wél in Jezus hebben geloofd.

De overigen. De ongelovigen van het volk Israël.

Zijn verhard. Het gevolg van deze verharding is dat men niet opmerkt, zie volgende vers. Iemand die slaapt merkt niet op. Hij hoort niets en hij ziet niets. Zo is de toestand van het overgrote deel van Israël.  

8

Rom 11:8  zoals geschreven staat: ‘God heeft hun gegeven een geest van diepe slaap, ogen om niet te zien en oren om niet te horen, tot op de dag van heden’.`(CP[1])

Zoals geschreven staat. Dit lijkt op een aanhaling uit:

Jes 29:10 Want de HEERE heeft over ulieden uitgegoten een geest des diepen slaaps, en Hij heeft uw ogen toegesloten; de profeten, en uw hoofden, [en] de zieners heeft Hij verblind. Jes 29:11 Daarom is ulieden alle gezicht geworden als de woorden van een verzegeld boek, hetwelk men geeft aan een, die lezen kan, zeggende: Lees toch dit; en hij zegt: Ik kan niet, want het is verzegeld. (SV)

Vgl:

Jes 6:10 Maak het hart dezes volks vet, en maak hun oren zwaar, en sluit hun ogen, opdat het niet zie met zijn ogen, noch met zijn oren hore, noch met zijn hart versta, noch zich bekere, en Hij het geneze. (SV)

En:

De 29:4 Maar de HEERE heeft ulieden niet gegeven een hart om te verstaan, noch ogen om te zien, noch oren om te horen, tot op dezen dag. (SV)

Let eens op de context van het vers uit Deut.:

De 29:2 En Mozes riep gans Israël, en zeide tot hen: Gij hebt gezien al wat de HEERE in Egypteland voor uw ogen gedaan heeft, aan Farao, en aan al zijn knechten, en aan zijn land; De 29:3 De grote verzoekingen, die uw ogen gezien hebben, diezelve tekenen en grote wonderen. De 29:4 Maar de HEERE heeft ulieden niet gegeven een hart om te verstaan, noch ogen om te zien, noch oren om te horen, tot op dezen dag. De 29:5 En Ik heb ulieden veertig jaren doen wandelen in de woestijn; uw klederen zijn aan u niet verouderd, en uw schoen is niet verouderd aan uw voet. De 29:6 Brood hebt gij niet gegeten, en wijn en sterken drank hebt gij niet gedronken; opdat gij wistet, dat Ik de HEERE, uw God, ben. (SV)

'Die tekenen en grote wonderen' (Deut. 29:3). De Heer Jezus had ook wonderen en tekenen gedaan. Desondanks wekten dezen geen geloof, zie Joh 12:37-41. Overeenkomstige woorden van Paulus elders: Hand 28-25-29.

9

Ro 11:9  En David zegt: ‘Laat hun tafel hun tot een strik, tot een vangnet, tot een aanleiding tot vallen en tot een vergelding worden; (Telos)

En David zegt. Ps. 69: 23-24 bevat een vloek van David over zijn vijanden.

Isaac Da Costa: “Men heeft veel gesproken tegen de vloekpsalmen van David, als onmenslievend; maar wat moeten wij dan zeggen als Paulus, de bedienaar van het Evangelie, van het Nieuwe Testament, van de genade, van de vrede, ze overneemt? Men vergeet over welke mensen zo’n oordeel wordt uitgesproken. Het zijn de verharde goddelozen, die de menselijke natuur hebben uitgeschud, wier lust het is kwaad te doen en te verderven. Mannen als Joab, die onder vriendschapsschijn twee mannen kon vermoorden: dus de sluipmoordenaars, de gifmengers, de bedriegers van beroep, de dieven, die nauwelijks uit het tuchthuis ontslagen meteen weer het oude misdrijf opvatten, in een woord, de goddelozen, die zich verheugen als zij kwaad kunnen doen. En hoe velen zijn er van die lieden nog in onze tegenwoordige maatschappij! Vraag het aan de jaarboeken van het lijfstraffelijk recht en u zult verbaasd staan tot welke allerergste goddeloosheden mensen kunnen vervallen, zonder te blikken of te blozen. Het geweten is dood in hen en alle zedelijk gevoel is in hen ten enen male uitgedoofd. Hoe hard het oordeel van God van de Schrift dus over hen klinken mag, het is ten volle rechtvaardig.” [4]

Hun tafel. Deze tafel denke men zich hier als een leren lap, op de grond gespreid, zoals de Bedoeïen nog wel gebruiken[3]. Hierop lagen etenswaren. De tafel met zijn etenswaar staat voor aardse zegen.

Tot een strik, tot een vangnet, tot een aanleiding tot vallen. Wanneer men, bij overhaaste vlucht bijvoorbeeld, over zijn 'tafel' struikelde en ten val kwam. Tafel en strik staan hier tegenover elkaar als zegen en vloek.[3] De ongelovige Joden zijn gestruikeld en gevallen (vs. 11).

10

Romeinen 11:10  laten hun ogen verduisterd worden om niet te zien en laat hun rug voor altijd krom zijn’. (CP[1])

Om niet te zien. Zie vs. 8.

11

Ro 11:11  Ik zeg dan: Zijn zij gestruikeld, opdat zij zouden vallen? Volstrekt niet! Maar door hun overtreding is de behoudenis tot de volken gekomen, om hun jaloersheid op te wekken. (Telos)

Hun overtreding. Zie ook vs. 12. De verwerping van hun Messias is hun overtreding.

De behoudenis. 'De rijkdom' (12).

Om hun jaloersheid op te wekken. Zie vs. 14. Zodat ze daardoor de rechtvaardiging op grond geloof, de behoudenis zouden aannemen. God wil hun de gerechtigheid, de behoudenis nog altijd schenken in Christus.

12

Ro 11:12  En als hun overtreding de rijkdom van de wereld is en hun verlies de rijkdom van de volken, hoeveel te meer hun volheid! (Telos)

Hun overtreding. Zie ook vs. 11. De verwerping van de Messias.

De rijkdom. 'De behoudenis' (vs. 11)

Hun verlies. Hun verwerping van de Messias betekent een groot verlies, gelijk de verwerping van Jozef (door zijn broers) een verlies was voor Jakob, die ook Israël heet.

Hun volheid. Wanneer ze het volle heil en de rijkdom van Christus aannemen. De bekering van Israël luidt de gouden tijd van het Vrederijk in.

14

Ro 11:14  of ik op enigerlei wijze de jaloersheid mocht opwekken van mijn verwanten naar het vlees en enigen uit hen mocht behouden. (Telos)

De jaloersheid mocht opwekken. Zie vs. 11.

Mijn verwanten naar het vlees. Mijn volksgenoten, kinderen van Abraham.

En enigen uit hen mocht behouden.

Ro 10:1  Broeders, de wens van mijn hart en mijn gebed voor hen tot God is, dat zij behouden worden. (Telos)

15

Ro 11:15 Want als hun verwerping de verzoening van de wereld is, wat zal hun aanneming anders zijn dan leven uit de doden? (TELOS)

Hun verwerping. Kan betekenen: (1) hun verwerping door God, of (2) hun verwerping van de Messias.

Voor de eerste uitleg pleit: onmiddellijk in het volgende gedeelte wordt gezegd dat God heeft hen als takken heeft afgebroken (11:17) en kan ze ook weer enten.

Voor de tweede uitleg pleit: God heeft hen niet verworpen, vgl. Rom. 11:1-2:

Ro 11:1 Ik zeg dan: Heeft God zijn volk verstoten? Volstrekt niet! Ik ben immers ook een Israëliet, uit het geslacht van Abraham, van de stam van Benjamin. Ro 11:2 God heeft zijn volk niet verstoten dat Hij tevoren heeft gekend. Of weet u niet wat de Schrift zegt in de geschiedenis van Elia? Hoe hij Israël bij God aanklaagt: (Telos)

Maar Israël heeft de Messias verworpen (Matt. 21:42, vgl. Marc. 12:10, Luc. 20:17, 1 Petr. 2:4, 7; Marc. 8:31, vgl. Luc. 9:22; Luc. 17:25;).

Lu 20:17 Hij zag hen echter aan en zei: Wat betekent dan dit, dat geschreven staat: ‘De steen die de bouwlieden hebben verworpen, die is geworden tot een hoeksteen’? (Telos)

1Pe 2:4 tot Wie u komt, tot een levende steen, door mensen wel verworpen maar bij God uitverkoren en kostbaar, (Telos)

De verwerping van de Messias is 'hun overtreding', 'hun verlies', waardoor de behoudenis en de rijkdom tot de volken is gekomen (Rom. 11:11).

Ro 11:11 Ik zeg dan: Zijn zij gestruikeld, opdat zij zouden vallen? Volstrekt niet! Maar door hun overtreding is de behoudenis tot de volken gekomen, om hun jaloersheid op te wekken. Ro 11:12 En als hun overtreding de rijkdom van de wereld is en hun verlies de rijkdom van de volken, hoeveel te meer hun volheid! (Telos)

Hun ongeloof heeft geleid tot Gods barmhartigheid jegens de gelovige heidenen.

Ro 11:30 Want evenals u voorheen niet in God geloofd hebt, maar nu barmhartigheid hebt verkregen door het ongeloof van dezen, (Telos)

Hun aanneming. Kan betekenen: (1) hun aanneming door God, of (2) hun aanneming van de Messias. Voor de eerste uitleg pleit: in het volgende gedeelte wordt gezegd dat God hen weer kan enten (11:23-24). Voor de tweede uitleg pleit: in vers 11 staat dat hun volheid een grote zegen brengt.

Leven uit de doden. Hun aanneming van de Messias brengt de volken een geestelijk ontwaken en levend worden.

16

Ro 11:16  Immers, als de eerstelingen heilig zijn, dan ook het deeg; als de wortel heilig is, dan ook de takken. (Telos)

De eerstelingen. In het Grieks een enkelvoud, daarom kan het ook in het enkelvoud als vertaald worden: 'eerstelingsgarve', 'eerstelingsgraan' (NaB). Het gaat om een bos korenaren.

De eerstelingen ... dan ook het deeg.. Waarschijnlijk heeft Paulus gedacht aan 'de eerstelingen van uw deeg' (Ex. 15:20-21), het eerste deeg van het nieuwe koren bereid; dit deeg werd als een koek aan God gewijd[3]:

Nu 15:17 Voorts sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: Nu 15:18 Spreek tot de kinderen Israëls, en zeg tot hen: Als gij zult gekomen zijn in het land, waarheen Ik u inbrengen zal, Nu 15:19 Zo zal het geschieden, als gij van het brood des lands zult eten, dan zult gij den HEERE een hefoffer offeren. Nu 15:20 De eerstelingen uws deegs, een koek zult gij tot een hefoffer offeren; gelijk het hefoffer des dorsvloers zult gij dat offeren. Nu 15:21 Van de eerstelingen uws deegs zult gij den HEERE een hefoffer geven, bij uw geslachten. (SV)

Waarschijnlijk dacht Paulus bij de eerstelingen aan de Israëlieten die in de Heer Jezus geloofden. Tenslotte zal heel Israël behouden worden. Dit verloste Israël wordt verzinnebeeld door het hele deeg. Voor deze verklaring pleit Paulus' gebruik van 'eersteling' elders.

Ro 16:5  en de gemeente in hun huis. Groet Epenetus, mijn geliefde, die de eersteling van Asia is voor Christus. (Telos)

1Co 16:15  En ik vermaan u, broeders (u kent het huis van Stefanas, dat het de eersteling van Achaje is en dat zij zich ten dienste van de heiligen hebben gesteld), (Telos)

Als de wortel heilig is, dan ook de takken. De wortel zijn verschillend verklaard: 1. Abraham, 2. de aartsvaders van Israël (Abraham, Izak, Jakob).

Ad. 1. Abraham, aan wie grote beloften zijn gedaan, is de wortel en natuurlijke takken zijn (via Izak) uit hem voortgesproten.

Ad. 2. De drie aartsvaders, aan wie God zijn zegenrijke beloften heeft gedaan, vormen samen de wortel. Hun nakomelingen zijn de natuurlijke takken.

17

Romeinen 11:17  En als enkele van de takken afgebroken zijn, en u die een wilde olijfboom was, daartussen geënt bent en mededeelgenoot van de wortel en de vettigheid van de olijfboom bent geworden, (Telos)

Afgebroken. Vs. 20: "afgebroken door het ongeloof".

21

Romeinen 11:21 want heeft God de natuurlijke takken niet gespaard, Hij mocht ook u niet sparen! (Telos)

Natuurlijke. Grieks: kata phusin = volgens [de] natuur. Zo ook in vs. 24.

Hij mocht ook u niet sparen! De Grote Hoer van de laatste dagen zal worden geoordeeld.

22

Romeinen 11:22  Zie dan de goedertierenheid en de strengheid van God: strengheid over hen die gevallen zijn, maar goedertierenheid van God over u, als u in de goedertierenheid blijft; anders zult ook u worden afgehouwen. (Telos)

Anders zult ook u worden afgehouwen. Het lijkt een verborgen toespeling op de afval en het oordeel van de christenheid in de eindtijd (vgl. de grote hoer Babylon).

24

Romeinen 11:24  Want als u uit de van nature wilde olijfboom uitgehouwen en tegen de natuur op de edele olijfboom geent bent, hoeveel te meer zullen dezen, die natuurlijke takken zijn, op hun eigen olijfboom geent worden! (Telos)

Natuurlijke. Zie vs. 21.

25

Ro 11:25 Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend is, opdat u niet wijs bent in eigen oog, dat er voor een deel over Israël verharding is gekomen, totdat de volheid van de volken is ingegaan; (TELOS)

Verborgenheid. Een aangaande Israël: zijn verharding, en zijn behoudenis daarna.

Opdat u niet wijs bent in eigen oog. Opdat u niet denkt aldus: wij zijn verlicht, hun verstand is verduisterd; wij geloven, zij niet; wij kennen de Messias, zij miskennen hem. Beroem u niet tegen de takken (vs. 18).

Voor een deel over Israël verharding is gekomen. Een deel, want een ander deel, het gelovig overblijfsel, gelooft.

Totdat. De verharding van Israël is tijdelijk, zal eens eindigen.

De volheid van de volken is ingegaan. Er is een volheid die bij de opneming van de gemeente ingaat en een andere volheid, een ontelbare menigte die, naar het schijnt, door dienst van 144.000 Israëlieten, volgelingen van het Lam, ingaat. Van die tweede volheid spreekt:

Openbaring 7: 9 Daarna zag ik en zie, een grote menigte die niemand kon tellen, uit elke natie en alle geslachten en volken en talen, stond voor de troon en voor het Lam, bekleed met lange witte kleren en met palmtakken in hun handen. (..) 14 En ik zei tot hem: Mijn heer, u weet het. En hij zei tot mij: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun lange kleren gewassen en ze wit gemaakt in het bloed van het Lam.

Vergelijk:

Lu 14:23  En de heer zei tot de slaaf: Ga naar buiten naar de wegen en heggen en dwing ze binnen te komen, opdat mijn huis vol wordt; (Telos)

Mt 22:10 En die slaven gingen naar buiten naar de wegen en brachten allen samen die zij vonden, zowel bozen als goeden; en de bruiloft werd vol met hen die aanlagen. (TELOS)

Joh 14:2  In het huis van mijn Vader zijn vele woningen; als het niet zo was, zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om u plaats te bereiden. (Telos)

26

Romeinen 11:26  en zó zal heel Israël behouden worden, zoals geschreven staat: ‘Uit Sion zal de Redder komen; Hij zal [de] goddeloosheden van Jakob afwenden. (CP[1])

Zó zal heen Israël behouden worden. Gr. ουτως = op deze manier, aldus. NBG51-vertaling: 'Aldus'. De wijze waarop is deze: de volheid van de volken gaat in, terwijl Israël nog verhard is, maar dan komt de Redder, de Messias, die Israël zal reinigen en behouden. Israël wordt behouden door de Messias, een man uit hun eigen volk! De Israëlieten zullen "barmhartigheid verkrijgen" (31).

De Redder. Onze geliefde Heiland, die Zijn oude verbondsvolk niet vergeet, niet heeft verstoten, ofschoon Hijzelf verstoten is door een groot deel van Israël.

Zoals geschreven staat: ‘Uit Sion zal de Redder komen; Hij zal [de] goddeloosheden van Jakob afwenden.

Jesaja 59: 20 En er zal een Verlosser tot Sion komen, namelijk voor hen, die zich bekeren van de overtreding in Jakob, spreekt de HEERE.

De omliggende tekst van Jesaja gaat over Israëls herstel.

In de Alexandrijnse vertaling (LXX) van Jes. 59:20: καὶ ἥξει ἕνεκεν Σιων ὁ ῥυόμενος καὶ ἀποστρέψει ἀσεβείας ἀπὸ Ιακωβ = en zal komen ter wille van Sion de Redder en hij zal afwenden goddeloosheid van Jakob.

Vergelijk ook:

Psalm 14: 7 Och, dat Israëls verlossing uit Sion [kwame]! Als de HEERE de gevangenen Zijns volks zal doen wederkeren, [dan] zal zich Jakob verheugen, Israël zal verblijd zijn.

27

Ro 11:27 En dit is voor hen het verbond mijnerzijds, wanneer Ik hun zonden zal wegnemen’. (TELOS)

Verwijst wellicht dit naar:

Jesaja 59:21 καὶ αὕτη αὐτοῖς ἡ παρ' ἐμοῦ διαθήκη, εἶπεν κύριος· τὸ πνεῦμα τὸ ἐμόν, ὅ ἐστιν ἐπὶ σοί, καὶ τὰ ῥήματα, ἃ ἔδωκα εἰς τὸ στόμα σου, οὐ μὴ ἐκλίπῃ ἐκ τοῦ στόματός σου, καὶ ἐκ τοῦ στόματος τοῦ σπέρματός σου εἶπεν γὰρ κύριος, ἀπὸ τοῦ νῦν καὶ εἰς τὸν αἰῶνα. (LXX)

Vertaald:

En dit is mijn verbond met hen, zei de Heer: Mijn Geest, die op u is, en de woorden die Ik in uw mond heb gelegd, zullen niet wijken uit uw mond, noch uit de mond van uw zaad, zegt de Heer, van nu af en voor altijd.

Wellicht verwijst vers 27 ook naar:

Jer 31:33 Maar dit is het verbond, dat Ik na die dagen met het huis van Israël maken zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. Jer 31:34 En zij zullen niet meer, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, leren, zeggende: Kent den HEERE! want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste af tot hun grootste toe, spreekt de HEERE; want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven, en hunner zonden niet meer gedenken. (SV)

Het lijkt erop dat Paulus' citaat samengesteld is uit enkele verzen uit het Oude Testament.

Dit is voor hen het verbond mijnerzijds, wanneer ik hun zonden zal wegnemen. Het nieuwe verbond, zie aangehaalde verzen uit Jer. 31. Het bloed van het verbond - het bloed dat zonden wegneemt - is vergoten. De grondslag voor een nieuwe verhouding van het volk tot God ligt er. Maar het volk Israël is nog niet ingetreden in het verbond. Het verbond is nog niet gesloten, nog niet met het huis van Israël gemaakt. Dat zal pas gebeuren wanneer de Redder is gekomen en de goddeloosheid van Jakob afwendt.

28

Romeinen 11:28  Wat het evangelie betreft, zijn zij wel vijanden ter wille van u, maar wat de verkiezing betreft, geliefden ter wille van de vaderen. (Telos)

Zijn zij wel vijanden ter wille van u. In geloof verzetten zij zich tegen het evangelie, verdrijven, verdrukken, vervolgen evangelisten en evangelische christenen.

Geliefden ter wille van de vaderen. Geliefden van God ter wille van de aartsvaders Abraham, Izak en Jakob, met God een verbond heeft gesloten en met wie Hij op weg ging.

29

Romeinen 11:29  Want de genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk. (Telos)

Genadegaven. Te weten:

Romeinen 9: 4 Israelieten zijn zij, van hen is het zoonschap, de heerlijkheid, de verbonden, de wetgeving, de dienst en de beloften; 5 tot hen behoren de vaderen, en uit hen is naar het vlees de Christus, die God is over alles, gezegend tot in eeuwigheid. Amen.

De roeping van God. Abraham was door God geroepen.

32

Romeinen 11:32  Want God heeft allen onder het ongeloof besloten, opdat Hij aan allen barmhartigheid zou bewijzen. (Telos)

Allen. Jood en heiden.

35

Romeinen 11:35  Of wie heeft Hem eerst gegeven, en het zal hem vergolden worden? (Telos)

Wie heeft Hem eerst gegeven. Niemand, want alles is uit en door God (vs. 36). Wat we Hem geven, bijvoorbeeld ons lichaam, hebben wij eerder van Hem ontvangen.

1 Korinthiërs 13: 3 En als ik al mijn bezittingen uitdeel, en als ik mijn lichaam overgeef om mij te beroemen, maar ik heb geen liefde, dan baat het mij niets.

Romeinen 12: 1 Ik vermaan u dan, broeders, door de ontfermingen van God, dat u uw lichamen stelt tot een levende offerande, heilig, voor God welbehaaglijk, dat is uw redelijke eredienst.

36

Ro 11:36  Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen! Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen. (Telos)

Tot Hem zijn alle dingen. Hij is het doel waarop alles is gericht.

Meer weten

Aad van de Sande, Wie is Jezus? (7). Youtube.com: Duur: 9 min. 59 sec. Over het gegeven dat alle dingen tot de Heer Jezus zijn.

Nabeschouwing

De vorige hoofdstukken gaan erover dat, ofschoon Israël door God uitverkoren is, het niet in Christus heeft geloofd en niet tot de gerechtigheid van God komt. De volken, die (voor zover ze) wel geloven, komen wel tot de gerechtigheid en worden Gods volk en Gods geliefde. De gelovigen uit de heidenen komen in de plaats van de Joden.

In hfst 11 behandelt Paulus een aantal vragen in verband met de toestand en toekomst van Israel.

Vraag 1. Als de gelovigen uit de volken in de plaats komen van Israël als volk van God, rijst vanzelf de vraag: “Heeft God zijn volk verstoten?” Kort en krachtig is het antwoord: “Volstrekt niet?” (11:1) Waaruit blijkt dat? Dat blijkt daaruit dat hij de Jood Paulus niet heeft verstoten maar deze heeft aangenomen. De Israëliet Paulus gelooft, en ook andere Israelieten. Ze vormen samen een gelovig overblijfsel.

Een vergelijkbare toestand was in de dagen van Elia. Het volk was afgeweken, maar er waren getrouwen. Er was ook toen een gelovig overblijfsel, 7000 mensen in getal. Hen had God zich “doen overblijven.” Dat vertegenwoordigde het volk. Een historisch bewijs dat God ook nu zijn volk niet laat vallen.

In de tijd van Elia werden profeten gedood. De tegenwoordige profeet van God, Jezus, is ook gedood, later ook christenen.

Het gelovig overblijfsel is er dankzij Gods verkiezing en genade, niet dankzij hun werken, (11:5-6). Het gelovig overblijfsel bestaat uit uitverkorenen (11:7). Maar deze uitverkiezing is uit Gods genade, niet op grond van menselijke prestaties.

Vraag 2. “Wat dan?” (11:7) Een soort conclusie, samenvatting. Israël (als geheel) heeft de gerechtigheid waarnaar het zocht niet verkregen. Een overblijfsel heeft het verkregen, en de overigen zijn verhard. Geestelijk slapen ze (11:8).

Vraag 3. “Is Israël gestruikeld, opdat ze zouden vallen?” Was het Gods bedoeling dat ze zouden vallen? Antwoord: Neen! Het doel was niet hun val, maar (1) de (mogelijkheid tot) behoudenis (11:11) en rijkdom (11:12) der volken, de verzoening van [de] wereld (11:15); (2) en dit moet leiden tot het behoud van Israel, te beginnen met de jaloersheid van Israël. Het doel was niet dat de takken van de olijfboom zouden worden afgebroken, maar dat niet-Joden zouden worden geent (11:20).

Val Israël → rijkdom volken → jaloersheid Israël → herstel Israël.

We kunnen dit ook toepassen op de zondeval. Was het Gods bedoeling dat Adam en Eva zouden vallen? Nee. Het was Gods bedoeling de mens tot grotere heerlijkheid te leiden en Zichzelf verder te openbaren. Daaraan is de zondeval ondergeschikt.

Val mensdom → Rijkdom van God → Verlangen mensdom → Herstel mensdom

Israëls overtreding (kwade gebeurtenis) brengt zegen, hun toekomstige volheid (goede zaak) des te méér (11:12). Dus:

Val Israël → rijkdom volken → jaloersheid Israël → herstel Israël → nog groter heerlijkheid

Paulus zoekt hun behoud (11:14). Hun toekomstige aanneming brengt leven uit doden (11:15). Als Israël in de grootste nood tot God roept en Jezus aanroept, aanneemt, zal Hij hun tot verlossing verschijnen, met de opgestane heiligen.

Vergelijk Jozef. In de diepste crisis voor het gezin van Jakob maakt Jozef zich bekend. Hij leeft! Leven uit de dood wordt geopenbaard. Met Christus komen ook de ontslapen heiligen. Was Jozef alleen, Christus komt met velen.

Rom 11:17-25 onze houding en gezindheid in verband met onze rijkdom en de ellende van Israël. Vervolgens gaat het om onze houding tegenover Israël. Zijn wij goed en zij slecht? Nee, het begin (eerstelingen, wortel) van het volk (Abraham, aartsvaders) is heilig, dan ook de rest. Zijn wij meerder? Nee, we zijn erbij gevoegd, geënt op de edele olijfboom. We mogen ons niet “beroemen tegen” Israël. Roemen mag, mits in het besef dat de wortel mij draagt en niet ik de wortel. Wees niet hoogmoedig, maar vrees (11:21).

Hier blijkt dat het beeld van een kledingstuk dat je verwisselt niet klopt. Een oud kledingstuk gooi je meestal weg en komt niet terug. Paulus gebruikt een ander zinnebeeld: een boom. De takken zijn afgehouwen, maar de stronk met zijn wortel staat. Daarop worden vreemde takken geënt, opdat ze aan de zegen van de wortel zouden deelhebben en later worden ook de afgehouwen takken teruggeënt. De vreemde takken komen in de plaats van de afgehouwen takken, maar de wortel blijft en de oude takken kunnen worden teruggeplaatst.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 1,5 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Telos-vertaling.
  2. Aangehaald in Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).
  3. 3,0 3,1 3,2 3,3 3,4 3,5 W.H. Gispen e.a. (red.), Beknopt commentaar op de Bijbel in de nieuwe vertaling (Kampen: J.H. Kok, 1985)
  4. Aangehaald in Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).