Romeinen 14: verschil tussen versies

7.263 bytes toegevoegd ,  26 dagen geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1:
{{Bijbelhoofdstukcommentaar|Bijbelboektitel=de Brief van Paulus aan de Romeinen|Bijbelboekpagina=Brief van Paulus aan de Romeinen|Bijbelboek=Romeinen|Aantalhoofdstukken=16|Aantalverzen=23}}
{{Romeinen commentaar}}
== Samenvatting ==
Geschillen tussen gelovigen
 
== 1 ==
Ro 14:1 Wat nu de zwakke in het geloof betreft, neemt hem aan; niet om te beslissen over twijfelachtige vragen. <noinclude>(Telos)
'''Neemt hem aan.''' Want God heeft hem aangenomen (vs. 3).
'''Twijfelachtige vragen.''' Statenvertaling: ''Dengene nu, die zwak is in het geloof, neemt aan, [maar] niet tot twistige samensprekingen''. ''Samensprekingen'' of, ''overleggingen'', ''disputeringen.'' Grieks: ''twistingen der samensprekingen''; of ''twijfelingen der gedachten''; 'namelijk dat gij hem daartoe niet brengt' (Kanttekening in de Statenvertaling). Volgens de kanttekenaar vermaant Paulus “dat gij niet te zeer en te heftig hierover met hem discuteert, twist en hem verwart, en tot meerdere twijfeling brengt; of, dat hij met u ten gevalle doe tegen zijne conscientie.” De sterke is niet geroepen om de scrupules van de zwakke te beslechten<ref>A.T. Robertson, ''Word Pictures in the New Testament'' (1927).</ref>.
 
'''Twijfelachtige vragen.''' Statenvertaling: ''Dengene nu, die zwak is in het geloof, neemt aan, [maar] niet tot twistige samensprekingen''. ''Samensprekingen'' of, ''overleggingen'', ''disputeringen.'' Grieks: ''twistingen der samensprekingen''; of ''twijfelingen der gedachten''; '"namelijk dat gij hem daartoe niet brengt'" (Kanttekening in de Statenvertaling). Volgens de kanttekenaar vermaant Paulus “dat gij niet te zeer en te heftig hierover met hem discuteert, twist en hem verwart, en tot meerdere twijfeling brengt; of, dat hij met u ten gevalle doe tegen zijne conscientie.” De sterke is niet geroepen om de scrupules van de zwakke te beslechten<ref>A.T. Robertson, ''Word Pictures in the New Testament'' (1927).</ref>.
 
== 2 ==
Regel 11 ⟶ 15:
== 3 ==
Ro 14:3 Laat hij die eet, niet hem minachten die niet eet; en laat hij die niet eet, niet hem oordelen die eet, want God heeft hem aangenomen. (Telos)
'''Niet hem oordelen.''' Zie vs. 4, 10.<blockquote>''Col 2:16  Laat dan niemand u oordelen inzake eten en drinken of op het punt van een feest of nieuwe maan of sabbatten, Col 2:17 die een schaduw zijn van wat zou komen, maar het lichaam is van Christus.'' (TELOS) </blockquote>'''Want God heeft hem aangenomen.''' Daarom hebben de sterken de zwakken aan te nemen (vs. 1).
'''Niet hem oordelen.''' Zie vs. 4, 10.
 
''Col 2:16  Laat dan niemand u oordelen inzake eten en drinken of op het punt van een feest of nieuwe maan of sabbatten, Col 2:17 die een schaduw zijn van wat zou komen, maar het lichaam is van Christus.'' (TELOS)
 
== 4 ==
Ro 14:4 Wie bent u, dat u andermans huisknecht oordeelt? Of hij staat of valt, gaat zijn eigen heer aan. En hij zal staande gehouden worden, want de Heer is machtig hem staande te houden. (Telos)
'''Huisknecht.''' Staat onder gezag, in dienst van een heer. Vgl. vers 9, dat van het heersen door de Heer Jezus spreekt.
 
'''Oordeelt.''' Zie vs. 3, 10.
 
Regel 41 ⟶ 45:
'''Christus gestorven.''' Zie ook vs. 15.
 
'''Heersen.''' Zie vs. 4: 'huisknecht'.
'''Opdat Hij zou heersen zowel over doden als over levenden.''' Zijn heerschappij is er al. Hem is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde (Matth. 28:18). Hij is 'de eerstgeborene van de doden'.
 
'''Opdat Hij zou heersen zowel over doden als over levenden.''' Zijn heerschappij is er al. Hem is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde (Matth. 28:18). Hij is 'de eerstgeborene van de doden'. <blockquote>''Opb 1:5  en van Jezus Christus, de trouwe getuige, de eerstgeborene van de doden en de overste van de koningen van de aarde. Hem die ons liefheeft en ons van onze zonden heeft verlost door zijn bloed,'' (Telos)</blockquote>De zielen van de overleden gelovigen, 'de doden in Christus' (1 Thess. 4:16), zijn onder Zijn liefdeheerschappij. Hij zal hen opwekken bij de wegneming van de levenden (1 Thess. 4:16).
 
De zielen van de overleden gelovigen, 'de doden in Christus' (1 Thess. 4:16), zijn onder Zijn liefdeheerschappij. Hij zal hen opwekken bij de wegneming van de levenden (1 Thess. 4:16).
 
== 10 ==
Regel 122 ⟶ 124:
 
''1Jo 3:20  dat als ons hart ons veroordeelt, God groter is dan ons hart en alles weet. 1Jo 3:21  Geliefden, als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid jegens God;'' (Telos)
 
== Nabeschouwing ==
'''Twee groepen.''' In Rom. 14-15 zinspeelt Paulus op het bestaan van twee groepen in de gemeente te Rome, de ‘zwakken’ (Rom. 14:1 ‘de zwakke in het geloof’, Rom. 15:1 ‘de niet-sterken’, ‘die sterk zijn’).
 
'''Geschillen.''' Waarover verschilden ze van mening? De één gelooft alles te mogen eten (Rom. 14:2), maar wie zwak is meent zich van sommige spijzen, zoals vlees en wijn, Rom. 14:21, te moeten onthouden, omdat ze onrein zouden zijn, Rom. 14:14, en alleen groente te mogen eten (Rom. 14:2).
 
De een (een zwakke in het geloof) stelt de ene dag boven de ander en meent die in acht te moeten nemen, Rom. 14:6, maar de ander (de sterke) stelt alle dagen gelijk, Rom. 14:5.
 
Dat waren ethisch-godsdienstige kwesties. Kwesties van voedsel (vgl. Rom. 14:20) en dagen. Wellicht kwam dat door het verschil in achtergrond (jodendom versus heidendom, Gods oude verbondsvolk versus de heidenvolken, vgl. Rom. 15:10 ‘volken, met zijn volk’).
 
In de gemeente te Rome waren ze een geschil geworden. De een oordeelde de ander; de ander minachtte de een, Rom. 14:10. De een die zich van vlees onthield, werd bedroefd vanwege het vlees eten van de ander, Rom. 14:15.
 
De vrede tussen gelovigen werd erdoor ondermijnd, vgl. Rom. 14: 19, 17; 15; 13. De onderlinge eensgezindheid, de eendracht liep gevaar, Rom.15:5, 6. De blijdschap nam er door af, vgl. Rom. 14:17; 15:10, 13.
 
Door de zwakke te minachten en door hem eigen vrije gedrag te bedroeven, kan de sterke hem te grond richten, Rom. 14:15, ctr. de blijdschap in Rom. 14:17. Zo werd er niet opgebouwd, Rom. 14:19 ctr. 15:2, maar afgebroken, Rom. 14:20.
 
'''Wenselijke houding en gedrag.''' Wat hebben de zwakken en sterken te doen?
 
* Ze hebben elkaar aan te nemen, te verdragen, Rom. 14:1, 3, zoals Christus ons heeft aangenomen tot heerlijkheid van God, 15:7.
* Oordelen en minachten hebben zij na te laten, want wij zullen allen voor de rechterstoel van God gesteld worden, Rom. 14:10-11, 13. Ieder geve voor zichzelf rekenschap, Rom. 14:12.
* Ieder zij in het zijn eigen denken ten volle verzekerd, Rom. 14:5, en handele niet tegen zijn eigen geweten in, Rom. 14:14. “Hebt u geloof? Heb het bij uzelf voor God. Gelukkig hij die zichzelf niet oordeelt in wat hij voor goed houdt. Maar wie twijfelt als hij eet, is veroordeeld, omdat het niet op grond van geloof is; en alles wat niet op grond van geloof is, is zonde.” (Rom. 14:23)
* Ieder doe of late na voor de Heer, Rom. 14:6, voor Wie wij leven en sterven, Rom. 14:7-8, van Wie wij zijn, Rom. 14:8, onder Zijn heerschappij, Rom.14:9, vgl. 15:12.
* Voor de ander geen struikelblok plaatsen of een aanleiding tot vallen, Rom. 14:14. Richt hem niet te gronde, Rom. 14:15, want Christus is voor hem gestorven.
* Laat wat voor jou goed is, wat jij voor goed houdt, geen kwaad gesproken kunnen worden, doordat je handelt tegen het geweten van de ander, Rom. 14:16.
* Eten en drinken, waarover in dit geval een geschil bestaat, zijn niet belangrijk in Gods koninkrijk, daar gaat het om rechtvaardigheid, vrede en blijdschap, Rom. 14:16. Wie Christus daarin dient, is voor God welbehaaglijk en bij de mensen beproefd, Rom. 14:18.
* Daarom moeten we niet onszelf behagen, maar erop gericht zijn de naaste te behagen ten goede, tot opbouwing, Rom. 15:2. Christus is ons voorbeeld (vgl. Rom. 15:5): Hij heeft Zichzelf niet behaagd, Rom. 15:3. Hij is een dienstknecht van de besnijdenis (de Joden) geworden, Rom. 15:8. Daarom betaalde hij tempelbelasting, hoewel hij als Zoon van God daarvan eigenlijk vrijgesteld was.
 
De sterke moet de zwakke in het geloof aannemen, Rom. 14:1, want God heeft hem aangenomen, Rom. 14:3.
 
''Ro 14:1 Wat nu de zwakke in het geloof betreft, neemt hem aan; niet om te beslissen over twijfelachtige vragen. (TELOS)''
 
''Ro 14:1 Dengene nu, die zwak is in het geloof, neemt aan, [maar] niet tot twistige samensprekingen. (SV)''
 
''Ro 14:1 Aanvaard dan wie zwak is in het geloof, [maar] niet om over meningsverschillen te strijden.(HSV)''
 
''Ro 14:1 Aanvaardt de zwakke in het geloof, maar niet om overwegingen te beoordelen. (NBG51)''
 
''Ro 14:1 Aanvaardt wie zwak is in het geloof, zonder persoonlijke meningen te veroordelen.(NaB)''
 
De sterke moet zich met de zwakke niet wikkelen in ‘twistige samensprekingen’ (Statenvertaling), niet met hem strijden over hun meningsverschil (HSV). De sterke met de zwakke aanvaarden en verdragen met diens zwakheid.
 
Dat betekent niet dat het verschilpunt verzwegen moet worden. Paulus zelf geeft zijn eigen overtuiging weer. Paulus is het niet eens met het gevoelen van de zwakke dat hij bepaalde spijzen onrein zijn en daarom niet gegeten mogen worden (Rom. 14:14). Alle dingen zijn volgens hem rein, Rom. 14:20. Hiermee spreekt hij de mening van de zwakken tegen, maar hij voert er geen woordenstrijd over. Hij geeft zijn standpunt weer, maar niet als rechter over partijen. De rechter is God.
 
Hoewel hij het standpunt van de sterken deelt, komt hij op voor de zwakken en wijst de sterken terecht. Vlees eten is geen kwaad, “maar het is kwaad voor de mens die door zijn eten een struikelblok vormt.” (Rom. 14:20). Niet alleen de sterken, maar beide partijen worden vermaand. Daarbij is hij aangaande hen overtuigd dat “dat u ook zelf vol goedheid bent, in staat ook elkaar terecht te wijzen” (Rom. 15:14).
 
De sterke, die zich meer vrijheid veroorlooft, moet niet de zwakke minachten. Uit liefde moet de sterke rekening te houden met het geweten van de anderen.
 
De sterken behoren de zwakheden van de zwakken te ''dragen''. Dit bekent dat het ‘lastig’ is, dat je er iets voor over moet hebben.<blockquote>''Ro 15:1 Maar wij die sterk zijn, behoren de zwakheden van de niet-sterken te dragen en niet onszelf te behagen. (TELOS)''</blockquote>Daarom:<blockquote>''Ro 14:21 Het is goed geen vlees te eten of wijn te drinken, of iets te doen waardoor uw broeder struikelt of ten val gebracht wordt of waarin hij zwak is. (TELOS)''</blockquote>De sterke in het geloof, d.w.z. in het geloof dat hij vrij is om alle spijzen te eten, moet dat geloof niet te betonen door in tegenwoordigheid van de zwakke iets te eten of te drinken dat volgens die zwakke ongeoorloofd is. De sterke moet zijn geloof bij zichzelf voor God houden.<blockquote>''Ro 14:22 Hebt u geloof? Heb het bij uzelf voor God. Gelukkig hij die zichzelf niet oordeelt in wat hij voor goed houdt. (TELOS)''</blockquote>De zwakke op zijn beurt moet de sterke niet oordelen, Rom. 14:3v. Hij moeten de sterke aannemen, want God heeft hem aangenomen, Rom. 14:3. De sterke is een knecht van God. Of hij staat of valt, gaat zijn eigen Heer aan, Rom. 14:4. De Heer houdt hem staande, Rom. 14:5.
 
== Voetnoten ==