Salomo

Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 7 jan 2017 om 08:51 (Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Salomo''' (Hebreeuws: שלמה - Sjelomo/Shlomo), de zoon van David en Bathseba, was een koning van [http://www.christipedia.nl/Artikelen/I/Isra%C3%ABl...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Salomo (Hebreeuws: שלמה - Sjelomo/Shlomo), de zoon van David en Bathseba, was een koning van Israël in de 10e eeuw vóór Christus.

Naam. De naam Salomo betekent “vrede-rijk" vgl. Frederik. Na zijn geboorte kreeg hij van God de bijnaam Jedidja, "geliefde van de HEERE".

Regering. Hij regeerde van ongeveer 975/970 - 925 v.Chr. en heerste over een groot gebied:

1Kon 4:21 En Salomo was heersende over al de koninkrijken, van de rivier [tot] het land der Filistijnen, en tot aan de landpale van Egypte; die brachten geschenken, en dienden Salomo al de dagen zijns levens. (SV)

Salomo's invloed reikte tot de rivier Eufraat
Salomo's economische ondernemingen.

Wijsheid. God schonk Salomo een "wijs en verstandig hart" (1 Kon. 3:12). Dit maakte van hem een uniek mens in de geschiedenis.

1Kon 3:12 zie, daarom doe Ik overeenkomstig uw woorden: zie, Ik geef u een wijs en verstandig hart, zodat uws gelijke er vóór u niet geweest is, en uws gelijke na u niet zal opstaan. (HSV)

Tempel. Hij bouwde de eerste tempel van God in Jeruzalem.

Vreemde vrouwen en afgoderij. Salomo had veel uitheemse vrouwen lief. Hij had 700 vrouwen en 300 bijvrouwen, uit verschillende volken (1 Kon. 11:1):

  • de dochter van farao
  • Moabitische vrouwen
  • Ammonitische vrouwen
  • Edomitische vrouwen
  • Sidonische vrouwen, uit de Fenicische stad Sidon
  • Hethitische vrouwen

Deze vrouwen waren het die "zijn hart deden afweken, achter andere goden aan" (1 Kon. 11:3). Van deze afgoden worden genoemd:

  • Astoreth, de god van de Sidoniërs
  • Milkom. de god van de Ammonieten
  • Kamos, de god van de Moabieten
  • Molech, de god van de Ammonieten

1Kon 11:1 En de koning Salomo had veel vreemde vrouwen lief, en dat benevens de dochter van Farao: Moabietische, Ammonietische, Edomietische, Sidonische, Hethietische; 1Kon 11:2 Van die volken, waarvan de HEERE gezegd had tot de kinderen Israëls: Gijlieden zult tot hen niet ingaan, en zij zullen tot u niet inkomen; zij zouden zekerlijk uw hart achter hun goden neigen; aan deze hing Salomo met liefde. 1Kon 11:3 En hij had zevenhonderd vrouwen, vorstinnen, en driehonderd bijwijven en zijn vrouwen neigden zijn hart. 1Kon 11:4 Want het geschiedde in den tijd van Salomo’s ouderdom, [dat] zijn vrouwen zijn hart achter andere goden neigden; dat zijn hart niet volkomen was met den HEERE, zijn God, gelijk het hart van zijn vader David. 1Kon 11:5 Want Salomo wandelde Astoreth, den god der Sidoniërs, na, en Milchom, het verfoeisel der Ammonieten. 1Kon 11:6 Alzo deed Salomo, dat kwaad was in de ogen des HEEREN; en volhardde niet den HEERE te volgen, gelijk zijn vader David. 1Kon 11:7 Toen bouwde Salomo een hoogte voor Kamos, het verfoeisel der Moabieten, op den berg, die voor Jeruzalem is, en voor Molech, het verfoeisel der kinderen Ammons. 1Kon 11:8 En alzo deed hij voor al zijn vreemde vrouwen, die haar goden rookten en offerden. (SV)

De straf, door God op deze afgoderij aangekondigd, was de scheuring van het rijk Israël (1 Kon. 11:9v). Scheuring van zijn rijk.

1Kon 11:9 Daarom vertoornde Zich de HEERE tegen Salomo, omdat hij zijn hart geneigd had van den HEERE, den God Israëls, Die hem tweemaal verschenen was. 1Kon 11:10 En hem van deze zaak geboden had, dat hij andere goden niet zou nawandelen; doch hij hield niet, wat de HEERE geboden had. 1Kon 11:11 Daarom zeide de HEERE tot Salomo: Dewijl dit bij u geschied is, dat gij niet hebt gehouden Mijn verbond en Mijn inzettingen, die Ik u geboden heb; Ik zal gewisselijk dit koninkrijk van u scheuren, en datzelve uw knecht geven. 1Kon 11:12 In uw dagen nochtans zal Ik dat niet doen, om uws vaders Davids wil, van de hand uws zoons zal Ik het scheuren. 1Kon 11:13 Doch Ik zal het gehele koninkrijk niet afscheuren; een stam zal Ik uw zoon geven, om Mijns knechts Davids wil, en om Jeruzalems wil, dat Ik verkoren heb. (SV)

Voorafbeelding. Salomo is in menig opzicht een voorafbeelding van de toekomstige koning van Israël, de Vredevorst Jezus Christus.