k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
(18 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 1:
'''
[[Bestand:Elias van Nijmegen - Bijbelse voorstelling, Abimelech geeft Sara aan Abraham terug - 11096 - Museum Rotterdam.jpg|miniatuur|Abimelech (gezeten op de troon) geeft Sarai (midden) aan Abram (links) terug. Schilderij door Elias van Nijmegen]]
Sarai was de dochter van [[Terah]] (Gen. 20:12) en de halfzus van de 10 jaar oudere Abram, later Abraham geheten. Deze zei van haar:▼
<blockquote>''Ge 20:12 Zij is ook echt mijn zuster. Zij is de dochter van mijn vader, maar niet de dochter van mijn moeder, en zij is mij tot vrouw geworden.'' (HSV)</blockquote>{{Sem nageslacht}}▼
Ze trok met haar man Abram mee uit Ur en ging wonen in Kanaän. Ze was een knappe vrouw, doch onvruchtbaar.▼
'''Namen.''' Ze heette eerst ''Sarai'' (‘mijn vorstin’, 'mijn heerin'), Gen. 12:5, maar later, toen God opnieuw aan Abram verscheen en bij de herhaalde belofte van een talrijk nageslacht diens naam veranderde in Abraham ('vader van een menigte'), moest de aartsvader aan zijn vrouw de naam ''Sarah'' geven, Gen. 17:15.
▲'''Sara''', eerst ''Sarai'' geheten, was de vrouw van [[Abraham]] en de moeder van Izak. Zij is een aartsmoeder van het volk Israël.
<blockquote>''Ge 17:15 Verder zei God tegen Abraham: U moet uw vrouw Sarai niet [meer] Sarai noemen, maar haar naam zal <u>Sarah</u> zijn. Ge 17:16 Want Ik zal haar zegenen, en u ook uit háár een zoon geven; ja, Ik zal haar [zo] zegenen dat zij tot volken zal worden; er zullen koningen van volken uit haar voortkomen.'' (CP<ref>Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Herziene Statenvertaling. </ref>)</blockquote>
▲Sarai was de dochter van Terah (Gen. 20:12) en de halfzus van Abram, later Abraham geheten. Deze zei van haar:
Deze nieuwe naam betekent ‘vorstin’ of, met een oud-Nederlands woord, 'heerin', van het werkwoord ''saror'', ‘de opperheerschappij hebben, heer zijn’<ref>S.J. van Ronkel, ''Woordenboek der eigennamen'' (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Sara.</ref>. Vergelijk voor het verschil tussen ''Sarai'' ('mijn vorstin') en ''Sarah'' ('vorstin') de Naardense vertaling:
▲<blockquote>''Ge 20:12 Zij is ook echt mijn zuster. Zij is de dochter van mijn vader, maar niet de dochter van mijn moeder, en zij is mij tot vrouw geworden.'' (HSV)</blockquote>
<blockquote>''Ge 17:15 Dan zegt God tot Abraham: Sarai, je vrouw,- roep als haar naam niet meer ‘Sarai’, - [vorstin voor mij], nee, ‘<u>Sarah</u>’, -[vorstin!] is haar naam; Ge 17:16 zegenen zal ik haar en ook zal ik je uit haar geven: een zoon; zegenen zal ik haar en tot volkeren zal zij worden: koningen van gemeenschappen zullen er uit haar zijn!'' (NaB)</blockquote>
▲Ze trok met haar man Abram mee uit Ur en ging wonen in Kanaän. Ze was een knappe vrouw, doch onvruchtbaar.
In het Hebreeuws is in de naam 'Sarai' (שׂרי, ''Saray''), de letter 'h' (Hebr. ''he'') gekomen in de plaats van de Hebreeuwse ''jod.'' (שׂרה, ''Sarah'')''.'' Aan 'Abram' is ook de letter 'h' toegevoegd. 'Sarai' beperkt haar heerschappij tot één huisgezin, maar 'Sarah' beduidt 'vorstin' zonder enige bepaling, ofwel een 'vorstin der menigte'<ref>Patrik, Polus en Wels, ''de Verklaring van de Geheele Heilige Schrift, door eenigen van de voornaamste Engelsche Godgeleerden'' (18e eeuw). </ref>. Abraham 'vader van een grote menigte', Sarah 'vorstin' (niet slechts van Abrahams gezin, maar van velen).
Wegens de verandering van de laatste letter, van Sarai in Sarah, is commentator F.P.L.C. van Lingen van mening: "Daarom moet men Sarah en niet Sara schrijven"<ref>Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Gen. 17:16. </ref>.
'''Kinderloos.''' Ze kon lange tijd geen kinderen krijgen, maar in Gen. 17:17, toen ze ongeveer 89 jaar oud was, werd haar een talrijk nageslacht beloofd.<blockquote>''Ge 17:15 Nog zeide God tot Abraham: Gij zult den naam van uw huisvrouw Sarai, niet Sarai noemen; maar haar naam zal zijn Sara. Ge 17:16 Want Ik zal haar zegenen, en u ook uit haar een zoon geven; ja, Ik zal haar zegenen, zodat zij tot volken worden zal: koningen der volken zullen uit haar worden! Ge 17:17 Toen viel Abraham op zijn aangezicht, en hij lachte; en hij zeide in zijn hart: Zal een, die honderd jaren oud is, [een] [kind] geboren worden; en zal Sara, die negentig jaren oud is, baren? (...) Ge 17:19 En God zeide: Voorwaar, Sara, uw huisvrouw, zal u een zoon baren, en gij zult zijn naam noemen Izak; en Ik zal Mijn verbond met hem oprichten, tot een eeuwig verbond zijn zade na hem.'' (SV)</blockquote>'''Izak.''' Een jaar later baarde ze Izak (= 'gelach'), ze was toen 90 jaar oud. ▼
De Griekse naam in het Nieuwe Testament is Σάρρα, ''Sárra''. In dit tweede deel van de Bijbel komt de naam 4x voor.
'''Schoonheid.''' Sarai was een schone (mooie) vrouw. Haar man Abram zei tot haar: "jij bent een vrouw, schoon van aanzicht" (Gen. 12:11). Ook "de Egypenaars ... zagen dat zij zeer schoon was" (Gen. 12:14). Omdat Abram bang was dat de Egyptenaars hem zouden doden om Sarai te nemen, droeg hij haar op om zich zijn zus (zij was ook zijn halfzus) te noemen en niet zijn vrouw (Gen. 12:13). De vorsten van [[Farao]] prezen haar schoonheid bij hem (Gen. 12:15).
[[Bestand:Foster Bible Pictures 0032-1.jpg|miniatuur|Sarah stelt haar man voor om Hagar tot vrouw te nemen.]]
Abram had Sarai al eerder gevraagd, bij het verlaten van hun familie, om hem 'broer' te noemen op alle plaatsen waar zij zouden komen (Gen. 20:13).
'''Kinderloos.''' Ze kende de belofte van een talrijk nageslacht voor haar man Abram. Zij kon echter lange tijd geen kinderen krijgen. Toen kwam ze op het idee om haar dienstmaagd [[Hagar]] tot vrouw aan Abram te geven. Hij ging daarin mee en verwekte een zoon, Ismaël, bij Hagar.
▲
'''Dood.''' Sarah bereikte de leeftijd van 127 jaar (Gen. 23:1); ze stierf te [[Kirjat-Arba]] (= [[Hebron]], Gen. 23:2). Ze werd begraven in de spelonk van [[Machpela]], die Abraham als eerste grondbezit in het land Kanaän kocht.
{{Tijdbalk Israël 1900-1700 v.C.}}
==
==
|