Sarah: verschil tussen versies

514 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
 
 
'''Sara''', eerst ''Sarai'' geheten, was de vrouw van [[Abraham]] en de moeder van Izak. Zij is een aartsmoeder van het volk Israël.
[[Bestand:Elias van Nijmegen - Bijbelse voorstelling, Abimelech geeft Sara aan Abraham terug - 11096 - Museum Rotterdam.jpg|miniatuur|Abimelech (gezeten op de troon) geeft Sara (midden) aan Abraham (links) terug. Schilderij door Elias van Nijmegen]]
Regel 9 ⟶ 7:
Ze trok met haar man Abram mee uit Ur en ging wonen in Kanaän. Ze was een knappe vrouw, doch onvruchtbaar.
 
'''Namen.''' Ze heette eerst ''Sarai'' (‘mijn vorstin’, 'mijn heerin'), Gen. 12:5, maar later, toen God opnieuw aan Abram verscheen en bij de herhaalde belofte van een talrijk nageslacht diens naam veranderde in Abraham ('vader van een menigte'), moest de aartsvader aan zijn vrouw de naam ''Sara'' geven, Gen. 17:15. Deze nieuwe naam betekent ‘vorstin’ of, met een oud-Nederlands woord, 'heerin', van het werkwoord ''saror'', ‘de opperheerschappij hebben, heer zijn’<ref>S.J. van Ronkel, ''Woordenboek der eigennamen'' (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Sara.</ref>. Vergelijk voor het verschil tussen Sarai ('mijn vorstin') en Sara ('vorstin') de Naardense vertaling: <blockquote>''Ge 17:15  Dan zegt God tot Abraham: Sarai, je vrouw,- roep als haar naam niet meer ‘Sarai’, - [vorstin voor mij], nee, ‘Sarah’, -[vorstin!] is haar naam; (NaB)''</blockquote>
 
<blockquote>''Ge 17:15 Verder zei God tegen Abraham: U moet uw vrouw Sarai niet [meer] Sarai noemen, maar haar naam zal Sara zijn. Ge 17:16 Want Ik zal haar zegenen, en u ook uit háár een zoon geven; ja, Ik zal haar [zo] zegenen dat zij tot volken zal worden; er zullen koningen van volken uit haar voortkomen.'' (HSV)</blockquote>
 
Deze nieuwe naam betekent ‘vorstin’ of, met een oud-Nederlands woord, 'heerin', van het werkwoord ''saror'', ‘de opperheerschappij hebben, heer zijn’<ref>S.J. van Ronkel, ''Woordenboek der eigennamen'' (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Sara.</ref>. Vergelijk voor het verschil tussen Sarai ('mijn vorstin') en Sara ('vorstin') de Naardense vertaling:
 
<blockquote>''Ge 17:15  Dan zegt God tot Abraham: Sarai, je vrouw,- roep als haar naam niet meer ‘Sarai’, - [vorstin voor mij], nee, ‘Sarah’, -[vorstin!] is haar naam; Ge 17:16 zegenen zal ik haar en ook zal ik je uit haar geven: een zoon; zegenen zal ik haar en tot volkeren zal zij worden: koningen van gemeenschappen zullen er uit haar zijn!(NaB)''</blockquote>
 
In het Hebreeuws is in de naam 'Sarai' (שׂרי, ''Saray''), de letter 'h' (Hebr. ''he'') gekomen in de plaats van de Hebreeuwse ''jod.'' (שׂרה, ''Sarah'')''.'' Aan 'Abram' is ook de letter 'h' toegevoegd. 'Sarai' beperkt haar heerschappij tot één huisgezin, maar 'Sarah' beduidt 'vorstin' zonder enige bepaling, ofwel een 'vorstin der menigte'<ref>Patrik, Polus en Wels, ''de Verklaring van de Geheele Heilige Schrift, door eenigen van de voornaamste Engelsche Godgeleerden'' (18e eeuw). </ref>. Abraham 'vader van een grote menigte', Sarah 'vorstin' (niet slechts van Abrahams gezin, maar van velen).