k
→Simon die Jezus in de armen nam
kGeen bewerkingssamenvatting |
|||
(3 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 1:
'''Simeon''' is in de [[Bijbel]] de naam van verschillende mannen en van een der stammen van [[Israël (volk)|Israël]].
De naam is van Hebreeuwse oorsprong, ''Shimoon'', en betekent 'gehoord'. In de Bijbel verwijst de naam naar:
1. tweede zoon van [[Jakob (aartsvader)|Jakob]] bij [[Lea]], die wegens de moord, door hem en Levi aan de Sichemieten gepleegd, door zijn stervende vader met een mindere zegen dan zijn broers, begiftigd werd. Zie hieronder.
2. stam Simeon. Zie [[Simeon (stam)]].
Regel 18:
== Simeon, zoon van Jakob ==
'''Simeon''' (Hebr. ''shimoon'', 'gehoord') was de tweede zoon van Jakob en Lea en hoofd van de stam met zijn naam.
{{Stamboom Jakob}}
Simeon werd door Jozes, nadat deze geweend had, in Egypte vastgebonden, toen hij met zijn broers bij Jozef gekomen was graan te kopen. <blockquote>''Ge 42:24 Toen wendde hij zich van hen af en huilde. Daarna keerde hij naar hen terug en sprak met hen; hij nam Simeon uit hun midden en [liet] hem voor hun ogen vastbinden. (HSV)''</blockquote>Jozef stelde zijn broers daardoor nogmaals hun vroegere handelwijze voor ogen. Hij bond Simeon, want deze was waarschijnlijk de hoofdaanlegger van de aanslag tegen Jozef geweest<ref>Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Gen. 42:24.</ref>.▼
Met uitzondering van de bloedige vergelding die hij, met zijn broer Levi, over de inwoners van Sichem bracht, en zijn gijzelaarschap in Egypte (door zijn broer Jozef, regent in Egypte, vastgezet als gijzelaar) is er verder niets persoonlijks van Simeon vastgelegd.
Simeon ging later met zijn zes zonen Egypte binnen, met zijn vader Jakob. Bij het verlaten van Egypte telde de stam Simeon 59.300 zielen, maar bij de intocht in het beloofde land waren er, na de veertig jaar omzwervingen, slechts 22.200.▼
▲Simeon werd door
Toen Jakob zijn zonen zegende hij zei:<blockquote>''Ge 49:5 Simeon en Levi zijn broeders; hun gereedschappen zijn werktuigen van geweld. Ge 49:6 Mijn ziel hebbe geen deel aan hun beraadslaging, mijn geest sluite zich niet aan bij hun vergadering, want in hun toorn hebben zij mannen gedood en in hun moedwil hebben zij runderen de pezen doorgesneden. Ge 49:7 Vervloekt zij hun toorn, want die is hevig, en hun grimmigheid, want die is hard. Ik zal hen verdelen onder Jakob en verstrooien onder Israël. (NBG51)''</blockquote>Deze verstrooiing lijkt later aangegeven te worden door de omstandigheid dat Simeon niet werd genoemd toen Mozes de stammen zegende.▼
Simeon ging later met zijn zes zonen Egypte binnen, met zijn vader Jakob.
{{Jakob nageslacht bij Lea}}
▲Toen Jakob aan het eind van zijn aardse leven zijn zonen zegende
▲Simeon
In de zegen van Mozes (Deut. 33) werd Simeon geheel voorbijgegaan. Bij de inname van Kanaän kreeg hij geen bepaald land, maar slechts een aantal steden in de stam van Juda (Jozua 19:1-9). Later ging Simeon, toen de meeste geslachten zich slechts weinig uitbreidden, anderen voor een gedeelte wegtrokken en buiten Kanaän woonplaatsen zochten (1 Kron.4), geheel in de stam van Juda op.
Levi verkreeg eveneens geen zelfstandig gebied, maar verschillende steden in elke stam (Levietensteden, zie Jozua 21:42). Voor Levi nam de zaak een andere wending. Zijn heilige toorn voor de eer van God (Exod. 32:35 vv.) rechtvaardigde zijn verkiezing tot het ambt aan de ark van het verbond (Num.18:6). Zo werd zijn verstrooiing onder de stammen een zegen.
Dat Jakob hier aan zulk een omwending in het lot van Levi geenszins denkt, bewijst zo duidelijk de echtheid van het hoofdstuk. Een verdichter uit latere tijden, gelijk sommigen dit hoofdstuk aan zulk een toeschreven, kon onmogelijk van de verstrooiing van de Levieten zo spreken, als hier tot verootmoediging van de stamvader gebeurt; het allerminst ten tijde van David, toen het lot van de Levieten zo schitterend was.<ref>Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Gen. 49:7. Tekst hiervan is onder wijziging verwerkt. </ref>
== Simon die Jezus in de armen nam ==
[[Bestand:Simeon met kind in de tempel - Zeffirelli.jpg|miniatuur]]
De oude man die baby Jezus in zijn armen nam, was een 'rechtvaardig en godvruchtig' (Luc. 2:25) man te Jeruzalem, die uitzag naar de komst van de Messias.
Veertig dagen na de geboorte van Jezus droegen Jozef en Maria hun zoontje de tempel binnen. Daar nam Simeon, die de [
==
P.J. Gouda Quint, ''Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling''. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Simeon' is op 14 feb. 2018 verwerkt.
Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Gen. 49:7. Tekst hiervan is onder wijziging verwerkt.
== Voetnoot ==
|