aanpassing aan leesbaarheid
(tekst met info toegevoegd) |
(aanpassing aan leesbaarheid) |
||
Regel 7:
'''3716 v. Chr. – ca 3400 v. Chr.'''
Waarschijnlijk kort na Noachs dood gebeurde er geologisch en daardoor ook klimatologisch iets heel ingrijpends. Geologisch gezien brak wereldwijd het tijdperk aan van de tertiaire cataclysmen. De Afrikaanse plaat schurkte tegen Europa aan en de Alpiene gebergten, zoals de Pyreneeën, de Alpen, de Karpaten, het Atlasgebergte in Afrika en het Zagrosgebergte in Iran gingen zich vormen. Diepe troggen in een vroegere zijtak van de tegenwoordige Middellandse Zee hadden zich gevuld met sediment en werden door de tegendruk vanuit de aarde naar boven gestuwd. Aardlagen schoven over elkaar en bereikten grote hoogten. Dat moet een enorme impact hebben gehad op de omgeving. {{Geologische tijdschaal}}
▲'''Trek naar Sinear.''' Toen ongeveer 400 jaar na de vloed de Alpen en het Zagrosgebergte ontstonden (zie [[Zondvloed en gebergtevorming]]), werden de nakomelingen van Noach geconfronteerd met enorme natuurkrachten in de vorm van aardbevingen, vulkanisme, tsunami's en een verstoord klimaat. Dit maakte voor hen de voedselvoorziening heel onzeker. Rivieren en beken ontvingen geen water meer of verlegden hun bedding. Het moet deze gemeenschappelijke ervaring zijn geweest, waardoor men massaal op drift geraakte. Vluchtend voor al het geweld, trof men elkaar in de vlakte van Sinear (Gen. 11:2). Waarschijnlijk meende men daar te vinden waarnaar men zocht, veiligheid en voedsel.
'''Nimrod.''' Onder leiding van een sterke leider bundelde men de krachten (Gen. 11:3-4). Hij wordt genoemd in Gen. 10:8-10. Het bleek [[Nimrod]], een zoon van Cush, een zoon van Cham te zijn. Tjarko Evenboer wijst op de band die er gebleven is tussen het geslacht van Cham en het vóórzondvloedse geslacht van Kaïn<ref>Tjarko Evenboer, ''De wereldwijde vloed'' (Hoornaar, 2012)</ref>. Mogelijk was er een relatie tussen Cham en de familie van Naëma (Gen. 4:22). Na de vloed kon men het Jahwe (de God van Seth) in de kring van Cham niet vergeven dat Hij het geslacht van Kaïn weggevaagd had. Een onnozel voorval (Gen. 9:20-25) bracht de scheiding tussen wie Jahwe diende en wie de slang diende scherp aan het licht. Noach heeft geweten hoe men binnen de familie over Gods oordeel dacht. Nimrod werd echter gezien als een held, als iemand bij wie men zich veilig voelde. Dat hij een aanbidder was van Nammu (Naëma?), de godin van de grote waterdiepten, en van de slang, werd voor lief genomen. De macht van Nimrod zou uitlopen op pure opstand tegen de God van Noach (Gen. 10:9). De aartsvaders Arfachsad, Assur, Kenan en Selah waren tijdgenoten van hem.
|