Vloeken: verschil tussen versies

49 bytes toegevoegd ,  4 jaar geleden
k
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
'''Vloeken''' is, als ''overgankelijk'' werkwoord gebruikt, een vloek uitspreken over iets of iemand. Synoniem is ''vervloeken''.
 
Als ''onovergankelijk'' werkwoord gebruikt, kan ''vloeken'' betekenen<ref name=":0">''Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal'' (13e uitgave), digitale versie 1.0 Plus, jaar 2000. </ref>:
# godlasterende woorden spreken. "Hij vloekt als een ketellapper". "Vloeken in de kerk" betekent iets doen dat uitermate ongepast is.
# iets verafschuwen. "Op iets vloeken".
Regel 8:
'''Synoniemen''' (woorden van gelijke of bijna gelijke betekenis) van het onvergankelijke werkwoord ''vloeken'' zijn ''verwensen'' en ''vervloeken''. De grondgedachte van de drie woorden is: hevig met kwaad bedreigen.
 
Vloeken wordt ook onzijdig, onovergankelijk genomen voor het voortbrengen van zogenaamde vloekwoorden‚ gelijk dit in de laagste spreektaal plaatsheeft , zonder dat daarbij juist een bedreiging bedoeld wordt.
 
Voorts betekent ''vloeken'', bedrijvend (overgankelijk) genomen, evenals ''vervloeken'', de misnoegdheid over iets, met een plechtige bevestiging, te kennen geven. De Filistijn Goliath vloekte, of vervloekte, David bij zijn goden. <blockquote>''1Sa 17:43  De Filistijn nu zeide tot David: Ben ik een hond, dat gij tot mij komt met stokken? En de Filistijn <u>vloekte</u> David bij zijn goden. (SV)'' </blockquote><blockquote>''1Sa 17:43  De Filistijn zeide tot David: Ben ik een hond, dat gij met een stok op mij afkomt? En de Filistijn <u>vervloekte</u> David bij zijn goden. (NBG51)'' </blockquote>Verder is vloeken, of vervloeken, in de Bijbel‚ met toebede of gewisse aankondiging van onheil. De overtreders van de wet van Mozes werden met onheil bedreigd: de vloek der wet.
Regel 31:
[[Bileam]] werd door de moabitische vorst [[Balak]] verzocht om het volk Israël te vervloeken. <blockquote>''Joz 24:9  Ook maakte zich Balak op, de zoon van Zippor, de koning der Moabieten, en hij streed tegen Israël; en hij zond heen, en deed Bileam, den zoon van Beor, roepen, opdat hij u vervloeken zou. (SV)'' </blockquote>'''Vervloeken van de ouders'''.<blockquote>''Spr 30:11 Daar is een geslacht, dat zijn vader vervloekt, en zijn moeder niet zegent; (SV)''</blockquote>De doodstraf is gezet op het vervloeken van de ouders (Ex. 21: 17, vgl. Lev. 20: 9; Deut. 27 : 16; Spr. 20: 20; Matth. 15 : 4; Mark. 7: 10), want het is niet maar een onrecht in woorden, maar een gewelddadige belediging, in zoverre als de vloekende, hartstochtelijk de ondergang wenst van hem die hij vervloekt - al verhoort God zulke vervloekingen niet, zie Spr. 26: 2.; Neh. 13: 2; Deut. 23: 5 en Num. 23: 8, waar Bileam het bijgeloof van Balak weerspreekt, dat God door de vloek van een mens kan worden verbeden, om hem kwaad te doen. <blockquote>''Mt 15:4 Want God heeft gezegd: ‘Eer uw vader en moeder’ en: ‘Wie vader of moeder vloekt, moet de dood sterven’. (TELOS)''</blockquote>'''Vervloeken door ouders'''. Daarentegen wordt de vloek uitgesproken door een vader of een moeder met recht gevreesd (Gen. 9: 25; 27: 12; vergelijk ook Sirach 3: 11). <blockquote>''Ge 9:24 En Noach ontwaakte van zijn wijn; en hij merkte wat zijn kleinste zoon hem gedaan had. Ge 9:25 En hij zeide: Vervloekt zij Kanaän; een knecht der knechten zij hij zijn broederen! Ge 9:26 Voorts zeide hij: Gezegend zij de HEERE, de God van Sem; en Kanaän zij hem een knecht! Ge 9:27 God breide Jafeth uit, en hij wone in Sems tenten! en Kanaän zij hem een knecht! (SV)''</blockquote>Izak zei tot zijn zoon Jacob: <blockquote>''Ge 27:29 Volken zullen je dienen, naties zullen zich voor je buigen. Wees heerser over je broers, de zonen van je moeder zullen zich voor je buigen. Vervloekt moet zijn wie jou vervloekt, en gezegend wie jou zegent! (HSV)''</blockquote>'''Vloek tegen God'''. Een vloek tegen God uitgesproken, wordt als godslastering met de dood gestraft (Lev. 24 : 10). In Lev. 5: 1 en Spr. 29: 24 staat: "die een vloek hoort en het niet aanbrengt, die is schuldig", duideiijker: "die de vloek hoort waarbij de rechter hem oproept om als getuige van de waarheid op te treden en haar niet spreekt, die is schuldig" (Num. 5:21).
 
== VloekenVervloeken door God ==
Wanneer God (ver)vloekt, ontneemt hij de goddeloze zijn zegen, en laat Hij vloek en straf over diens hoofd gaan. Na de zondeval in de hof van Eden kwam de vloek van God op de slang, de mens en het aardrijk. Deze vloek wordt wel 'paradijsvloek' genoemd.
 
'''Slang vervloekt'''. De eerste vloek door God uitgesproken geldt een dier, de slang in de hof van Eden, die de mens tot zonde verleidde. <blockquote>''Ge 3:14 Toen zei de HEERE God tegen de slang: Omdat u dit gedaan hebt, bent u vervloekt onder al het vee en onder alle dieren van het veld! Op uw buik zult u gaan en stof zult u eten, al de dagen van uw leven. (HSV)''</blockquote>'''Aardrijk vervloekt'''. Na de zondeval vervloekte God het aardrijk - omwille van de in zonde gevallen mens. <blockquote>''Ge 3:17 En tot Adam zeide Hij: Dewijl gij geluisterd hebt naar de stem uwer vrouw, en van dien boom gegeten, waarvan Ik u gebood, zeggende: Gij zult daarvan niet eten; zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt; en met smart zult gij daarvan eten al de dagen uws levens.'' (SV)</blockquote><blockquote>''Ge 5:29 En hij noemde zijn naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over ons werk, en over de smart onzer handen, vanwege het aardrijk, dat de HEERE vervloekt heeft!'' (SV)</blockquote>Er rust nog steeds een vloek op de aarde.
 
'''Overtreders van de Wet.''' De Wet spreekt over alle overtreders van de Wet de vloek uit (Deut. 28: 15. Dan. 9: 11. Jes. 24: 5. Spr. 3 : 33. Gal. 3 : 10 en 13). <blockquote>''Ga 3:10 Want allen die op grond van werken van de wet zijn, zijn onder de vloek; want er staat geschreven: ‘Vervloekt is ieder die niet volhardt in alles wat geschreven staat in het boek van de wet, om dat te doen’. (TELOS)''</blockquote>
 
== VloekenVervloeken door profeten ==
Jozua heeft in de naam van God als profeet een vloek uitgesproken over hem die Jericho herbouwde  (Joz. 6: 26), Elisa over de kinderen in Bethel (2 Kon. 2: 24), Paulus over de dwaalleraars (Gal. 1 : 9).<blockquote>''Ga 1:9 Zoals wij vroeger hebben gezegd, zo zeg ik ook nu weer: als iemand u een evangelie verkondigt naast dat wat u ontvangen hebt, die zij vervloekt! (TELOS)''</blockquote>