Juda (zoon van Jakob): verschil tussen versies

25 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 13:
'''Juda en Tamar.''' Juda, weduwnaar geworden (Gen. 38"12), zondigde in de zaak van zijn schoondochter [[Tamar]], de vrouw van zijn eerste (overleden) zoon Er en van zijn tweede (overleden) zoon Onan. Hij was gereed om haar te straffen totdat bleek dat ook hijzelf schuldig was. Naar de verkiezing der genade echter werd hij de erfgenaam der belofte, uit hem zou de Christus geboren worden; niet om Juda's uitnemendheid boven anderen - nog zeer jong huwde hij reeds een Kanaänitisch meisje, Gen. 38: 1-5; op rijpere leeftijd bedreef hij bloedschande met Thamar, zijn schoondochter, Gen. 38 : 13 v. - maar krachtens Gods vrijmachtige beschikking, Gen. 49 : 8 v., vgl. Ps. 78 : 68.
[[Bestand:Juda pleit bij Jozef voor Benjamin-William Brassey Hole.jpg|miniatuur|499x499px|''Juda pleit bij Jozef voor Benjamin. Schilderij van William Brassey Hole. Juda geknield, naast hem met gebogen hoofd Benjamin, op de achtergrond de overige broers.'']]
'''Vooraanstaand.''' Hoewel Juda niet de oudste zoon was, begon hij een vooraanstaande plaats in de familie van Jakob in te nemen. Hij was in staat om zijn vader te overtuigen diens jongste en beminde zoon Benjamin mee te laten gaan naar Egypte. Juda pleitte voor het aangezicht van de Egyptische onderkoning (Jozef), zie afbeelding. Hij was bereid zichzelf als slaaf op te offeren, opdat Benjamin vrijuit zou gaan en zijn vader Jakob jammer bespaard zou blijven.<blockquote>''Ge 44:32 Uw dienaar heeft zich namelijk bij mijn vader borg gesteld voor de jongen, door te zeggen: Als ik hem niet bij u terugbreng, dan sta ik alle dagen bij mijn vader in de schuld.'' ''Ge 44:33 En nu, laat uw dienaar toch in plaats van deze jongen de slaaf van mijn heer blijven, en laat de jongen met zijn broers gaan.'' ''Ge 44:34 Hoe zou ik immers bij mijn vader [terug] kunnen keren, als de jongen niet bij mij is? Anders zou ik de ellende moeten zien die mijn vader zal'' ''treffen.'' (HSV)</blockquote>'''Nageslacht.''' Juda trouwde met een Kanaänitische vrouw en kreeg met haar drie zonen: [[Erasmus|Er]], [[Onan]] en [[Sela]].
{{Juda familie}}
Er en Onan stierven kinderloos, (Gen. 38: 6v;). zijnZijn talrijke nakomelingschap dankt hij aan Sela, (Num. 26 : 20,) en aan Perez en Zera, uit zijn omgang met Thamar[[Tamar]] geboren, (Gen. 38 : 29-30; 1 Kron. 2: 5).
 
Toen Jakob aan het eind van leven zijn zonen zegende, kwam uit zijn voorzeggingen naar voren dat bij (het nageslacht van) Juda koninklijke heersersmacht zou zijn. <blockquote>''Ge 49:8  Juda, jij bent het, jou zullen je broers loven! Je hand zal rusten op de nek van je vijanden; voor jou zullen de zonen van je vader zich neerbuigen.'' ''Ge 49:9 Juda is een leeuwenwelp; van [je] prooi ben je opgestaan, mijn zoon. Hij heeft zich gekromd, zich als een leeuw neergelegd, als een leeuwin; wie zal hem doen opstaan?'' ''Ge 49:10 <u>De scepter zal van Juda niet wijken en evenmin de heersersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Hem zullen de volken gehoorzamen.</u>'' ''Ge 49:11 Hij bindt zijn jonge ezel aan de wijnstok en het veulen van zijn ezelin aan de edelste wijnstok; hij wast zijn kleren in wijn en zijn gewaad in druivenbloed.'' ''Ge 49:12 Zijn ogen zijn donker door de wijn en zijn tanden wit door de melk.'' (HSV)</blockquote>Uit Juda sproot David de koning, met een lange reeks opvolgers. Christus, geboren uit de stam van Juda en nakomeling van David, wordt aangeduid als "de Leeuw uit de stam van Juda" (Opb. 5:5).