k
→19
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Richteren hoofdstuk commentaar}} == 3 == Ri 13:3 En een Engel des HEEREN verscheen aan deze vrouw, en Hij zeide tot haar: Zie nu, gij zijt onvruchtbaar, en he...') |
k (→19) |
||
Regel 12:
Ri 13:19 Toen nam Manoach een geitenbokje, en het spijsoffer, en offerde het op den rotssteen, den HEERE. En Hij handelde wonderlijk in [Zijn] doen; en Manoach en zijn huisvrouw zagen toe. (SV)
'''Wonderlijk.''' Zie ook vs. 18.
== 22 ==
Ri 13:22 En Manoach zeide tot zijn huisvrouw: Wij zullen zekerlijk sterven, omdat wij God gezien hebben. (SV)
'''Omdat wij God gezien hebben.''' Wellicht was de Engel van Jahweh een verschijning van de Zoon van God.
''Joh 14:6 Jezus zei tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij. Joh 14:7 Als u Mij had gekend, zou u ook mijn Vader hebben gekend; en van nu aan kent u Hem en hebt Hem gezien. Joh 14:8 Filippus zei tot Hem: Heer, toon ons de Vader en het is ons genoeg. Joh 14:9 Jezus zei tot hem: Ben Ik zo lange tijd bij u en heb je Mij niet gekend, Filippus? Wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien; hoe zeg je dan: Toon ons de Vader?'' (Telos)
== 24 ==
Ri 13:24 Daarna baarde deze vrouw een zoon, en zij noemde zijn naam Simson; en dat knechtje werd groot, en de HEERE zegende het. (SV)
'''Simson.''' D.i. ''Zonnig'' of iets dergelijks, zie [[Simson]].
|