Tichel

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf Tichelsteen)

Een tichel of tegel - het laatste is van het Latijns tegula d.i. daktegel - was oorspronkelijk een kunstmatig gevormde en tot bedekking dienende steen, daarna ook de uit klei gevormde bouw- of muursteen, welke in het oude Oosten het gemis van natuurlijke stenen vergoeden moest.

In het Nieuwe Testament lezen wij van daktegels alleen in Luc. 5:19 (vgl. Marc. 2:4).

Wat het Oude Testament betreft komt slechts Joz. 65:3 in aanmerking, waar sprake is van een afgodisch roken op tichelstenen. Wij hebben hierbij niet te denken aan bijzondere reukaltaren, welke met tegels belegd waren, nog minder aan het gebruik om reukoffers te brengen op baksteenen, welke met toverformules beschreven warm, maar aan een roken op met tegels belegde daken (vgl. Jer. 19,13).

Veel vaker dan het gebruik van daktegels was dat van muurtegels, die de H. Schrift reeds bij de torenbouw van Babel (Gen. 11:3) en bij de heerdiensten der Israelieten in Beneden-Egypte (Ex. 1:14) vermeldt.  Zowel in de landen van de Eufraat en Tigris als aan de Beneden-Nijl zou het bouwen met gehouwen steen te kostbaar zijn geweest, daar men dit uit verre landen had moeten halen; men vervaardigde daarom reeds in oude tijden van de daar in grote massa's aanwezige taaie aarde tichels, welke in het warme klimaat spoedig droogden. Het tichelstrijken gebeurde met de hand, zodat de tichelvorm (Hebr. malben) het belangrijkste werktuig was.

Uit een grafmonument te Thebe hebben wij een afbeelding van de de tichelfabricage.

De vervaardiging van tegels in het oude Egypte

De arbeiders in de afbeelding zijn niet Hebreeën (Ex . 5, 7 vv.) want dat strookt noch met de plaats, waar de afbeelding ontdekt is (Thebe), noch met hun baardeloos gelaat; waarschijnljk behoorden zij tot een onbekend Aziatisch volk.

Een Nijltegel met het stempel van Ramses II.

De opzieners hebben een staf in de hand. Links, van boven, wordt uit een vijver water gehaald, ten einde het leem of de klei te wassen. Egyptenaren bewerken het leem, waaruit, door middel van houten vorrnen, tegels vervaardigd worden De beide bovenste gebogen figuren zijn bezig met de tichelvormen, bestaande uit een houten raam, dat van boven en van onderen open was en de doorknede massa opnam; de overbodige materie word verwijderd door met de hand over de vorm heen te strijken. Daarna wordt de nog weke tichel met het koninklijk stempel voorzien (zie afbeelding rechts). De vervaardigde steenen worden weggebracht .

Evenals bij ons vroeger de mortel met haar vermengd wordt om de materie hechter te maken, mengden de oude Egyptenaren het leem met haksel (Ex. 5, 7). En terwijl de Hebreeërs eerst het stro ontvingen, moesten zij later het zelf zoeken en toch hetzelfde getal tichels als vroeger afleveren.

Ex 5:18 Zo gaat nu heen, arbeidt; doch stro zal u niet gegeven worden; evenwel zult gij het getal der tichelstenen leveren. (SV)

De tichelvorm wordt op drie plaatsen van het O.T. vermeld. Echter heeft men het van het Hebr. lebena (d.i. tichel) afgeleide malben van de ticheloven verstaan en dit heeft tot een bedenkelijk misverstand aanleiding gegeven. Eerst hebben wij hierbij te letten op Nah. 3:14. De profeet wekt hier de Assyrische hoofdstad, welke met een zwaar beleg bedreigd wordt op, tichels to maken, welke tot verdediging van de vestingwerken dienen konden. De Statenvertaling „ga in de klei, treed in het leem, verbeter de ticheloven" is, wat het laatste betreft, niet juist. In plaats van „verbeter de ticheloven" leze men: „grijp de tichelvorm aan."

Na 3:14 Schep u water ter belegering; versterk uw vastigheden; ga in de klei, en treed in het leem; verbeter den ticheloven. (SV)'

Na 3:14 Put voor uzelf water voor de belegering, versterk uw vestingen. Stap in de klei en treed het leem, grijp de steenvorm. (HSV)

Voorts komt hier in aanmerking 2 Sam. 12:31 (vgl. 1 Kron. 20:3), volgens welke tekst koning David de overwonnen Ammonieten op de gruwelijkste wijze mishandelde. Behalve van het leggen onder zagen en andere ijzeren werktuigen van onzekere betekenis, is hier ook sprake van het gaan door tichelovens (Hebr. malben).

2Sa 12:31 Het volk nu, dat daarin was, voerde hij uit, en leide het onder zagen, en onder ijzeren dorswagens, en onder ijzeren bijlen, en deed hen door den ticheloven doorgaan; en alzo deed hij aan alle steden der kinderen Ammons. Daarna keerde David, en al het volk, weder naar Jeruzalem. (SV)'

Dit is onjuist; er is alleen sprake is van een veroordeling der krijgsgevangenen tot zware arbeid.

2Sa 12:31 Het volk dat daarin was, liet hij eruit halen en zette het bij zagen, bij ijzeren houwelen en bij ijzeren bijlen, en liet hen overbrengen naar de steenovens. Zo deed hij met alle steden van de Ammonieten. Daarna keerde David met heel het volk terug naar Jeruzalem. (HSV)'

Met verandering van slechts één letter kan men ook lezen en vertalen: “en liet hen arbeiden met de tichelvorm." David zette dus de Ammonieten als steenhouwers en tichelwerkers in bij zijn staatsgebouwen (vgl. 1 Kon. 7:9). Eindelijk is ook in Jer . 43:9 de ticheloven zeer slecht op zijn plaats.

Jer 43:9 Neem grote stenen in uw hand, en verberg ze in de klei in den ticheloven, die bij de deur van Farao’s huis te Tachpanhes is, voor de ogen der Joodse mannen; (SV)

Een ticheloven voor het front van Farao's paleis is zeker zeer vreemd. Men heeft daarom (vgl. Jer. 43:10) bij malben aan een vloer of plaveisel gedacht.

Oud-Babylonisch spijkerschrift

Intussen is een andere verklaring nog aannemelijker. In de verwante talen betekent het woord voor tichelvorm niet slechts elk dergelijk houten raam maar ook in het algemeen het vierkant, de vierhoek. De in het licht van Jer. 1:15 gemakkelijk verstaanbare symbolische handeling van de profeet ziet dus op „met mortel in een vierhoek ingevoegde grote (vgl. Jes. 8:1) stenen" voor de troon van Farao, zodat wij hier misschien aan een vierkante ruimte van de koningsburcht te denken hebben. Het Herziene Statenvertaling vertaalt:

Jer 43:9 Neem grote stenen in uw hand en verberg die in het leem onder de tegelvloer die bij de ingang van het huis van de farao in Tachpanhes ligt, voor de ogen van de Judese mannen, (HSV)'

God beval aan de in de ballingschap levende Ezechiël, een tichel te nemen en daarin het beeld van Jeruzalem to graveren (Ez. 4:1).

Eze 4:1 En u, mensenkind, neem u een tegel, leg die vóór u neer en teken daarop een stad, Jeruzalem. (HSV)

Hierbij vergelijke men de gewoonte van de Babyloniers en Assyriers om hun spijkerschrifttekens in baksteen en tafeltjes van klei of leem in te griffen. Evenals men brieven met leem verzegelde (Job 38:14), bezigde men gladde leemtafeltjes als schrijfmateriaal. Natuurlijk schreef of tekende men zo lang het leem week was; daarna wordt het tafeltje in de oven hard gemaakt en vervolgens in de bibliotheek opgenomen. Echter zijn deze tafeltjes helaas zeer beschadigd tot ons gekomen. Sommige zijn gebroken, andere verweerd. Nog goed leesbaar is het verhaal van de zondvloed op een kleitafeltje.

Bronnen

In de eerste versie van dit artikel is tekst verwerkt uit: Ed. Rhiem, C.H. van Rhijn (red.), Bijbelsch woordenboek voor ontwikkelde lezers der Heilige Schriften, s.v. Tichel, tichelsteen. Utrecht: Kemink & Zoon, z.j.