Verblijfsduur van Israël in Egypte: verschil tussen versies

k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(3 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 50:
'''Verdrukken'''. Het Hebreeuwse woord kan betekenen verdrukken, verootmoedigen, vernederen, kwellen e.d. Het woord komt 84x voor. De Statenvertaling vertaalt door verdrukken (16x), verootmoedigen (15x), plagen (9x), verkrachten (8x), vernederen (6x), bedrukken (5x), drukken (4x), beledigen (3x), kwellen (3x), onderdrukken (3x), enz. De NBG51-vertaling heeft -verdrukken (18x), verootmoedigen (17x), vernederen (9x), onteren (6x), verkrachten (6x), onderdrukken (5x), bedwingen (2x), kwellen (2x), verdrukken (2x), enz.
 
'''Vierhonderd jaren.''' [[Stefanus]] verwijst hiernaar<blockquote>''Hnd 7:6  En God sprak aldus, dat zijn nageslacht bijwoner zou zijn in een vreemd land en zij zouden het tot slaven maken en mishandelen, vierhonderd jaar. (Telos)''</blockquote>Het [[Apocriefen|apocriefe]] boek [[Judith (boek)|Judith]] bevat in sommige vertalingen dezelfde 400 jaren. De Latijnse [[Vulgaat]] heeft de 400 jaren in Judith. In de vertaling van Luther:<blockquote>''Jdt 5:8 Toen nu in alle landen duurte was, reisden zij naar Egypteland; daar zijn zij in <u>vierhonderd jaren</u> zóveel geworden, dat men ze niet kan tellen.'' </blockquote>In de Statenvertaling ontbreken de 400 jaren.<blockquote>''Jdt 5:9 En zijn afgetrokken naar Egypte, (want hongersnood had het land Kanaän bedekt) en woonden daar als vreemdelingen totdat zij wedergekeerd zijn, en zij zijn daar geworden tot een grote menigte, en hun geslacht was ontelbaar. (SV)''</blockquote>In de Engelse King James vertaling:<blockquote>''Jdt 5:9  Then their God commanded them to depart from the place where they sojourned, and to go into the land of Chanaan: where they dwelt, and were increased with gold and silver, and with very much cattle.''</blockquote>De “vierhonderd“[[vierhonderd]] jaren” in Gen. 15:13 kan betekenen dat de Israëlieten 400 jaren lang werden verdrukt. Echter, het kan ook betekenen dat het dienen én verdrukt worden in (een) land dat het hunne niet is, een periode is van 400 jaren. Reeds Izak, het zaad van Abraham, werd verdrukt. Hij werd vervolgd door Ismaël, de zoon van Abraham en de Egyptische dienstmaagd Hagar.<blockquote>''Ga 4:29  Maar zoals destijds hij die naar het vlees geboren was, hem <u>vervolgde</u> die naar de Geest was, zo ook nu. Ga 4:30  Maar wat zegt de Schrift? ‘Drijf de slavin en haar zoon uit; want de zoon van de slavin zal geenszins erven met de zoon van de vrije’. (Telos)''</blockquote>Alle Nederlandse vertalingen hebben “vervolgde”. Dit kan betekenen dat de periode van 400 jaar, waarin Abrahams zaad diende en verdrukt zou worden, begon met de verdrukking van Izak door Ismaël in Kanaän.
 
Sommigen verklaren de 400 als een ''afronding'' van de later genoemde 430 jaar. Of als een afronding van 405 jaar<ref name=":0">Ludwig Neidhart, [https://www.philso.uni-augsburg.de/institute/philosophie/Personen/Lehrbeauftragte/neidhart/Downloads/BibelGeschichtsbuecher.pdf Geschicktsbücher des Alten Testaments (ausserhalb der Urgeschichte Gen. 1-11)], Philso.Uni-Augsburg.de. Augsburg, 2011. Versie 2018. Blz. 22.</ref>, aldus berekend: 430-(100 d.i. jaar dat Abraham Izak kreeg -75 jaar dat Abraham in Kanaän kwam = 430 – 25 = 405.
Regel 85:
 
== 430 jaren van het verbond tot de Wet (Gal. 3:17) ==
Paulus herinnert aan het verbond van God met Abraham en aan de duur van 430 jaar.<blockquote>''Ga 3:16  Aan Abraham nu werden de beloften gedaan en aan zijn zaad; Hij zegt niet: ‘En aan de zaden’, als van velen, maar als van een: ‘En aan uw zaad’, dat is Christus. Ga 3:17 En dit zeg ik: een verbond dat vroeger door God bekrachtigd is, maakt de wet die <u>vierhonderddertig jaar</u> later is gekomen niet krachteloos om de belofte te niet te doen. Ga 3:18  Want als de erfenis op grond van de wet is, dan is zij niet meer op grond van de belofte; maar God heeft haar aan Abraham door belofte geschonken. (Telos)''</blockquote>De periode van 430 jaar die Paulus hier aanduidt en de periode van 430 jaar in Egypte (Ex. 12:40) schijnen niet te rijmen. Beide perioden eindigen wel in de dezelfde tijd, aangezien de uittocht in hetzelfde jaar als de wetgeving plaatsvonden, de wetgeving drie maanden na de uittocht. Naar welke gebeurtenis, die het ''begin'' van de periode van 430 jaar tot de wetgeving is, verwijst Paulus? Wanneer is het verbond ''bekrachtigd, bevestigd''? De eerste belofte ontvangt Abram in Ur of in Haran (Gen. 12:1-3; 11:31). In Gen. 12 is Abram in Kanaän. In Sichem verschijnt God aan hem en belooft hem “dit land” aan “uw zaad” te geven (12:7). Daarna slaat hij in zijn tent op tussen Beth-El en Ai (12:8). Omdat in Kanaän honger is,  gaat hij naar Egypte (12:10), zoals ook Jakob later zal doen. In Gen. 13 komt Abram terug in Kanaän en scheidt hij van Lot. In Gen. 14 bevrijdt Abram zijn neef Lot. In Gen. 15 maakt God een ''verbond'' met Abram. Paulus gewaagt van een verbond. In Gen. 16 verwekt Abram Isaäk uit Hagar. In Gen. 17, als Abram 99 jaar oud is, ''bekrachtigt'' God het verbond. Hij stelt het verbondsteken van de besnijdenis in en verandert de namen van Abram en Saraï. De gebeurtenis in Gen. 17 schijnt de gebeurtenis te zijn, die het begin vormt van de 430 jaren die Paulus noemt.
 
<blockquote>''Ge 17:2  En Ik zal Mijn verbond stellen tussen Mij en tussen u, en Ik zal u gans zeer vermenigvuldigen. (...)  Ge 17:4  Mij aangaande, zie, Mijn verbond is met u; en gij zult tot een vader van menigte der volken worden!'' (SV) </blockquote>
Echter, sommigen<ref name=":1" /><ref name=":0" /> laten de 430 jaren beginnen als Abram 75 jaar oud is en hij uit Haran vertrekt en in Kanaän komt (Gen. 12:4). De grond is dat Abram toen, te Sichem, de belofte van het land voor zijn zaad kreeg (Gen. 12:6-7). Hiertegen kan men aanvoeren dat Paulus de periode van 430 jaar rekent vanaf de bekrachtiging van het verbond en dat noch de beloften in Ur noch de landbelofte in Sichem een verbond waren of een bekrachtiging van een verbond.
 
Hij stelt het verbondsteken van de besnijdenis in en verandert de namen van Abram en Saraï. De gebeurtenis in Gen. 17 schijnt de gebeurtenis te zijn, die het begin vormt van de 430 jaren die Paulus noemt.
 
Het is ook mogelijk dat de bedoelde bekrachtiging van het verbond tegenover Jakob gebeurt, wanneer hij besluit naar Egypte te gaan en zijn Jozef te zien. God moedigt Jakob aan naar Egypte te gaan.
 
<blockquote>''Ge 45:28  En Israël zeide: Het is genoeg! mijn zoon Jozef leeft nog! ik zal gaan, en hem zien, eer ik sterve!  Ge 46:1  En Israël verreisde met al wat hij had, en hij kwam te Ber-seba, en hij offerde offeranden aan den God van zijn vader Izak.  Ge 46:2  En God sprak tot Israël in gezichten des nachts, en zeide: Jakob, Jakob! En hij zeide: Zie, [hier] ben ik! Ge 46:3  En Hij zeide: Ik ben die God, uws vaders God; vrees niet van af te trekken naar Egypte; want <u>Ik zal u aldaar tot een groot volk</u> zetten. Ge 46:4  Ik zal met u aftrekken naar Egypte en <u>Ik zal u doen [weder] optrekken</u>, mede optrekkende; en Jozef zal zijn hand op uw ogen leggen.''(SV)</blockquote>
 
God herhaalt hier zijn beloften van een groot volk en bezit van het land Kanaän. Als Paulus de periode van 430 jaar hiermee laat beginnen, dan stemt dat overeen met de 430-jarige woning van het volk Israël in Egypte.
 
Echter, sommigen<ref name=":1" /><ref name=":0" /> laten de 430 jaren genoemd door Paulus beginnen als Abram 75 jaar oud is en hij uit Haran vertrekt en in Kanaän komt (Gen. 12:4). De grond is dat Abram toen, te Sichem, de belofte van het land voor zijn zaad kreeg (Gen. 12:6-7). Hiertegen kan men aanvoeren dat Paulus de periode van 430 jaar rekent vanaf de bekrachtiging van het verbond en dat noch de beloften in Ur noch de landbelofte in Sichem een verbond waren of een bekrachtiging van een verbond.
 
== 450 jaren (Hand. 13:20) ==