Verblijfsduur van Israël in Egypte: verschil tussen versies

k
Regel 85:
 
== 430 jaren van het verbond tot de Wet (Gal. 3:17) ==
Paulus herinnert aan het verbond van God met Abraham en aan de duur van 430 jaar.<blockquote>''Ga 3:16  Aan Abraham nu werden de beloften gedaan en aan zijn zaad; Hij zegt niet: ‘En aan de zaden’, als van velen, maar als van een: ‘En aan uw zaad’, dat is Christus. Ga 3:17 En dit zeg ik: een verbond dat vroeger door God bekrachtigd is, maakt de wet die <u>vierhonderddertig jaar</u> later is gekomen niet krachteloos om de belofte te niet te doen. Ga 3:18  Want als de erfenis op grond van de wet is, dan is zij niet meer op grond van de belofte; maar God heeft haar aan Abraham door belofte geschonken. (Telos)''</blockquote>De periode van 430 jaar die Paulus hier aanduidt en de periode van 430 jaar in Egypte (Ex. 12:40) schijnen niet te rijmen. Beide perioden eindigen wel in de dezelfde tijd, aangezien de uittocht in hetzelfde jaar als de wetgeving plaatsvonden, de wetgeving drie maanden na de uittocht. Naar welke gebeurtenis, die het ''begin'' van de periode van 430 jaar tot de wetgeving is, verwijst Paulus? Wanneer is het verbond ''bekrachtigd, bevestigd''? De eerste belofte ontvangt Abram in Ur of in Haran (Gen. 12:1-3; 11:31). In Gen. 12 is Abram in Kanaän. In Sichem verschijnt God aan hem en belooft hem “dit land” aan “uw zaad” te geven (12:7). Daarna slaat hij in zijn tent op tussen Beth-El en Ai (12:8). Omdat in Kanaän honger is,  gaat hij naar Egypte (12:10), zoals ook Jakob later zal doen. In Gen. 13 komt Abram terug in Kanaän en scheidt hij van Lot. In Gen. 14 bevrijdt Abram zijn neef Lot. In Gen. 15 maakt God een ''verbond'' met Abram. Paulus gewaagt van een verbond. In Gen. 16 verwekt Abram Isaäk uit Hagar. In Gen. 17, als Abram 99 jaar oud is, ''bekrachtigt'' God het verbond. <blockquote>''Ge 17:2  En Ik zal Mijn verbond stellen tussen Mij en tussen u, en Ik zal u gans zeer vermenigvuldigen. (...)  Ge 17:4  Mij aangaande, zie, Mijn verbond is met u; en gij zult tot een vader van menigte der volken worden!'' (SV) </blockquote>Hij stelt het verbondsteken van de besnijdenis in en verandert de namen van Abram en Saraï. De gebeurtenis in Gen. 17 schijnt de gebeurtenis te zijn, die het begin vormt van de 430 jaren die Paulus noemt.
 
<blockquote>''Ge 17:2  En Ik zal Mijn verbond stellen tussen Mij en tussen u, en Ik zal u gans zeer vermenigvuldigen. (...)  Ge 17:4  Mij aangaande, zie, Mijn verbond is met u; en gij zult tot een vader van menigte der volken worden!'' (SV) </blockquote>
Het is ook mogelijk dat de bedoelde bekrachtiging van het verbond tegenover Jakob gebeurt, wanneer hij besluit naar Egypte te gaan en zijn Jozef te zien. God moedigt Jakob aan naar Egypte te gaan. <blockquote>''Ge 45:28  En Israël zeide: Het is genoeg! mijn zoon Jozef leeft nog! ik zal gaan, en hem zien, eer ik sterve!  Ge 46:1  En Israël verreisde met al wat hij had, en hij kwam te Ber-seba, en hij offerde offeranden aan den God van zijn vader Izak.  Ge 46:2  En God sprak tot Israël in gezichten des nachts, en zeide: Jakob, Jakob! En hij zeide: Zie, [hier] ben ik! Ge 46:3  En Hij zeide: Ik ben die God, uws vaders God; vrees niet van af te trekken naar Egypte; want <u>Ik zal u aldaar tot een groot volk</u> zetten. Ge 46:4  Ik zal met u aftrekken naar Egypte en <u>Ik zal u doen [weder] optrekken</u>, mede optrekkende; en Jozef zal zijn hand op uw ogen leggen.''(SV)</blockquote>God herhaalt hier zijn beloften van een groot volk en bezit van het land Kanaän. Als Paulus de periode van 430 jaar hiermee laat beginnen, dan stemt dat overeen met de 430-jarige woning van het volk Israël in Egypte.
 
Hij stelt het verbondsteken van de besnijdenis in en verandert de namen van Abram en Saraï. De gebeurtenis in Gen. 17 schijnt de gebeurtenis te zijn, die het begin vormt van de 430 jaren die Paulus noemt.
 
Het is ook mogelijk dat de bedoelde bekrachtiging van het verbond tegenover Jakob gebeurt, wanneer hij besluit naar Egypte te gaan en zijn Jozef te zien. God moedigt Jakob aan naar Egypte te gaan.
 
Het is ook mogelijk dat de bedoelde bekrachtiging van het verbond tegenover Jakob gebeurt, wanneer hij besluit naar Egypte te gaan en zijn Jozef te zien. God moedigt Jakob aan naar Egypte te gaan. <blockquote>''Ge 45:28  En Israël zeide: Het is genoeg! mijn zoon Jozef leeft nog! ik zal gaan, en hem zien, eer ik sterve!  Ge 46:1  En Israël verreisde met al wat hij had, en hij kwam te Ber-seba, en hij offerde offeranden aan den God van zijn vader Izak.  Ge 46:2  En God sprak tot Israël in gezichten des nachts, en zeide: Jakob, Jakob! En hij zeide: Zie, [hier] ben ik! Ge 46:3  En Hij zeide: Ik ben die God, uws vaders God; vrees niet van af te trekken naar Egypte; want <u>Ik zal u aldaar tot een groot volk</u> zetten. Ge 46:4  Ik zal met u aftrekken naar Egypte en <u>Ik zal u doen [weder] optrekken</u>, mede optrekkende; en Jozef zal zijn hand op uw ogen leggen.''(SV)</blockquote>God herhaalt hier zijn beloften van een groot volk en bezit van het land Kanaän. Als Paulus de periode van 430 jaar hiermee laat beginnen, dan stemt dat overeen met de 430-jarige woning van het volk Israël in Egypte.
 
God herhaalt hier zijn beloften van een groot volk en bezit van het land Kanaän. Als Paulus de periode van 430 jaar hiermee laat beginnen, dan stemt dat overeen met de 430-jarige woning van het volk Israël in Egypte.
 
Echter, sommigen<ref name=":1" /><ref name=":0" /> laten de 430 jaren genoemd door Paulus beginnen als Abram 75 jaar oud is en hij uit Haran vertrekt en in Kanaän komt (Gen. 12:4). De grond is dat Abram toen, te Sichem, de belofte van het land voor zijn zaad kreeg (Gen. 12:6-7). Hiertegen kan men aanvoeren dat Paulus de periode van 430 jaar rekent vanaf de bekrachtiging van het verbond en dat noch de beloften in Ur noch de landbelofte in Sichem een verbond waren of een bekrachtiging van een verbond.