Wonder: verschil tussen versies

2.499 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 11:
 
'''Verwante zaken''' zijn een ''teken'' en een ''kracht''. Een teken is iets dat voor iets anders staat, ernaar wijst. Een ''kracht'' is een goddelijke machtsbetoning. Een wonder en een kracht dienen vaak tot teken. Een ''wonderteken'' is een wonderlijk teken of een teken in de vorm van een wonder, dat ons iets te zeggen heeft. <blockquote>''2Co 12:12 De tekenen van de apostel zijn onder u met alle volharding verricht, door <u>tekenen</u>, <u>wonderen</u> en <u>krachten</u>. (Telos)''</blockquote>Het bestaan van God brengt noodzakelijk de ''mogelijkheid'' van het wonder. God heeft feitelijk herhaalde malen in de geschiedenis van de wereld door wonderen ingegrepen. Zijn wonderwerken zijn even kenbaar zijn als ieder andere gewone gebeurtenis. Zij kunnen duidelijk het kenmerk vertonen van goddelijk tussenbeide treden. Wonderen kunnen daardoor een onwraakbaar getuigenis en zeker bewijs vormen van een Godsgezant en zijn boodschap.
 
Er is waarlijk in de natuur genoeg wonderbaars, om een ieder die nadenkt, ten volle van Gods bestaan te overtuigen; maar aan dat wonderbare zijn wij gewend geraakt. En daarom beschouwt is het misschien een trek van trek van Gods Wijsheid, dat Hij zich ook eens op bovennatuurlijke wijze betuigt, door werken te doen, die van de gewone loop der natuur, de gewone gang van zaken afwijken.
 
== Het bovennatuurlijk wonder ==
Regel 46 ⟶ 48:
 
== De mogelijkheid van het wonder ==
De eigenlijke grond voor de mogelijkheid van het wonder is het bestaan van God. De mogelijkheid van het wonder volgt uit het bestaan van God. Als er een God, een Schepper is, moeten er van zelf ook wonderen kunnen gebeuren. Want als God de natuur heeft geschapen, spreekt het van zelf, dat Hij in de meest volstrekte zin meester over de natuur is en dus op de werking van de natuurlijke oorzaken, hetzij van enkele, hetzij van alle tezamen, kan ingrijpen, zoveel als Hem belieft.
 
Deze waarheid is zo helder als de dag. En toch vindt men, vooral in de tijd dat de standaard wetenschap alle verschijnselen uit natuurlijke oorzaken zoekt te verklaren, velen, die maar boudweg beweren, dat wonderen ónmogelijk zijn. En die velen vindt men niet slechts onder atheïsten en pantheïsten want, dat dezen de mogelijkheid van wonderen loochenen, spreekt van zelf; immers als men geen hogere oorzaak, boven de natuur aanneemt, kan men natuurlijk óók niet aannemen, dat die hogere oorzaak op haar werking kan ingrijpen maar men vindt ze ook onder hen, die beweren in het bestaan van een persoonlijke God te geloven (theïsten).
Regel 52 ⟶ 54:
Bepaaldelijk wordt de mogelijkheid van het wonder door hen geloochend, die van geen bovennatuurlijke openbaring willen weten. Met die loochening menen ze zich voor goed van alle bovennatuurlijke openbaring te hebben afgemaakt; want is het wonder ten slotte het enig volstrekt afdoend middel om te bewijzen, dat er werkelijk een bovennatuurlijke openbaring bestaat. Ja, de bovennatuurlijke openbaring is in haar soort zelf een wonder, in zover ook zij een onmiddellijk ingrijpen Gods vordert op de werking van de natuur.
 
Wat aan alle onmogelijkheidstheorieën betreffende het wonder ineens de bodem inslaat, is het werkelijk bestaan van wonderen, al was het desnoods van een enkel. Immers wat gebeurt, is van zelf mogelijk.
=== 'Wonder onmogelijk door onverbreekbaarheid natuurwetten' ===
 
=== Argumenten tegen de mogelijkheid van het wonder ===
Op welke grond wordt de mogelijkheid van het wonder geloochend? Er zijn twee onderscheiden gronden genoemd, twee onmogelijkheidstheorieën: 1. de natuurwetten zijn onverbreekbaar; 2. God, de Wetgever, wil ze niet verbreken.
 
==== 'Wonder onmogelijk door onverbreekbaarheid natuurwetten' ====
Beweren en bewijzen zijn twee. Hoe bewijst men de onmogelijkheid van het wonder? Men doet dit gewoonlijk met een beroep op de wetenschap. Men laat het voorkomen, alsof door de ontdekkingen der natuurvorsers duidelijk in het licht was getreden, dat er van (bovennatuurlijke) wonderen eenvoudig geen sprake kan zijn, doordat de natuurwetten onverbreekbaar zijn, de regelmaat van de natuurloop een ''vaste'' is. Wonderen zijn onmogelijk, doordat de natuurwetten onverbreekbaar zijn.
 
Regel 73 ⟶ 80:
De regelmaat van de natuurloop is geen ontdekking van de moderne wetenschap. Dat de natuurlijke oorzaken regelmatig werken, wist men vroeger al. Maar men leidde daaruit niet de onmogelijkheid van het wonder af, omdat men begreep, dat een wonder aan die regelmatigheid niets afdoet, ja zonder die regelmatigheid eenvoudig onmogelijk is. Als er geen orde, geen regelmaat in de natuur bestaat, kan er immers niet van afgeweken worden, kan er niets buiten om en boven uit geschieden. Welnu, juist in die afwijking bestaat het wezen van het (bovennatuurlijke) wonder.
 
==== 'God breekt niet zijn eigen natuurwetten' ====
Het moderne ongeloof heeft nog een argument tegen de mogelijkheid van het wonder. Men geeft toe dat God, voor zover men Hem alleen beschouwt als fysieke kracht, zonder twijfel op de werkingen van de natuurkrachten kan ingrijpen, niet alleen op die van elk afzonderlijk, maar ook op die van alle te gelijk, op haar samenhang. Maar God is de oneindige Wijsheid en de natuurwetten zijn de gedachten van God. Nu betaamt het toch zeker aan een oneindige Wijsheid niet, zijn plannen te wijzigen, op een besluit terug te komen. Als we dus zeggen: God kan op de natuurwetten niet ingrijpen, met andere woorden: de natuurwetten zijn volstrekt onverbreekbaar, in haar samenhang, wel te verstaan, dan is hier alleen sprake van een ''moreel'' niet kunnen, in de zin dat het God niet zou betamen zijn eigen werk te veranderen.
 
Regel 80 ⟶ 87:
Er is waarlijk in de natuur genoeg wonderbaars, om een ieder, die nadenkt, ten volle van Gods bestaan te overtuigen; maar aan dat wonderbare zijn wij gewoon geraakt, heeft [[Augustinus]] gezegd. En daarom beschouwt die kerkleraar het juist als een trek van Gods Wijsheid, dat Hij zich tussendoor ook eens op bovennatuurlijke wijze betuigt, door werken te doen, die van de gewone loop der natuur afwijken, haar krachten te boven gaan. Nog eens: door dit te doen, verandert God zijn oorspronkelijk plan niet; immers die afwijkingen heeft Hij voorzien en gewild, tegelijk met hetgeen er aanleiding toe zou wezen, bijv. het gebed van een rechtvaardige.
 
Hiermee is ook de morele onmogelijkheid van het wonder van de baan. Van de ene kant het bestaan van een persoonlijke God aannemen en van de andere kant beweren: er kunnen geen wonderen plaatsvinden, gaat niet. Wil men toch volhouden, dat wonderen onmogelijk zijn, dan schiet er niets anders over, dan dat men ook het bestaan van God ontkent. Een andere weg is er niet. Maar dan dient men natuurlijk eerst behoorlijk het goed recht van die ontkenning ("God bestaat niet") te bewijzen. Maar zolang de onmogelijkheid van Gods bestaan niet is bewezen, is ook de onmogelijkheid van het wonder niet bewezen. Niemand heeft dus het recht a priori te beweren, dat wonderen onmogelijk zijn.
 
== De werkelijkheid van het wonder ==
De wonderen liggen eenvoudig voor het grijpen. Men vindt ze alle eeuwen door. Hoevele wonderen worden ons van Jezus Christus in de Evangeliën niet verhaald!
 
Nu kan men wel zeggen: daar geloof ik niet aan. Maar hiermee is men er niet vanaf. De wonderbare feiten van de Evangeliën zijn geschiedkundig zó terdege goed betuigd, dat zelfs de ongelovigsten onder de ongelovigen, als ze ten minste nog een haar wetenschappelijke zin bezitten, ze niet vlakweg durven afwijzen. "De vermelding van de Evangelisten, dat kreupelen wandelen, blinden ziende werden en doven hoorden, durven wij niet kortweg als onmogelijk van de hand wijzen," aldus de Duitse theoloog Adolf von Harnack (1851-1930)<ref name=":0">Uit: ''Het Wezen van het Christendom''. Aangehaald door Th. F. Bensdorp, ''Apologetica''. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel (Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922) blz. 21. Spelling gemoderniseerd voor Christipedia.</ref>. En een weinig verder zei deze: "Het is dus duidelijk, dat wij ons van de evangelische wonderverhalen niet mogen bedienen als van wapens om de geloofwaardigheid van de evangeliën in hun geheel te bestrijden. Niettegenstaande, ja gedeeltelijk juist om die verhalen treedt ons daaruit een werkelijkheid tegemoet, onze belangstelling overwaard."<ref name=":0" />
 
== God doet wonderen ==