Wonder: verschil tussen versies

4.498 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
Regel 93:
 
Nu kan men wel zeggen: daar geloof ik niet aan. Maar hiermee is men er niet vanaf. De wonderbare feiten van de Evangeliën zijn geschiedkundig zó terdege goed betuigd, dat zelfs de ongelovigsten onder de ongelovigen, als ze ten minste nog een haar wetenschappelijke zin bezitten, ze niet vlakweg durven afwijzen. "De vermelding van de Evangelisten, dat kreupelen wandelen, blinden ziende werden en doven hoorden, durven wij niet kortweg als onmogelijk van de hand wijzen," aldus de Duitse theoloog Adolf von Harnack (1851-1930)<ref name=":0">Uit: ''Het Wezen van het Christendom''. Aangehaald door Th. F. Bensdorp, ''Apologetica''. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel (Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922) blz. 21. Spelling gemoderniseerd voor Christipedia.</ref>. En een weinig verder zei deze: "Het is dus duidelijk, dat wij ons van de evangelische wonderverhalen niet mogen bedienen als van wapens om de geloofwaardigheid van de evangeliën in hun geheel te bestrijden. Niettegenstaande, ja gedeeltelijk juist om die verhalen treedt ons daaruit een werkelijkheid tegemoet, onze belangstelling overwaard."<ref name=":0" />
 
'''Verrijzenis van Christus.''' Hoe deugdelijk is bijv. het wonderbaarste feit van de Evangeliën, de Verrijzenis van Christus, niet geschiedkundig bewezen?<ref name=":1" />
 
'''Vestiging en verspreiding van het christendom.''' De verspreiding van het christendom over de aarde, de bekering van zoveel mensen tot Christus, is een wonder. Had de vestiging van het christendom zonder wonderen (door Jezus en zijn apostelen) plaats gegrepen, dan was het christendom zelf het grootste aller wonderen geweest, zegt terecht Augustinus. Het christendom is de grootste [[godsdienst]] aller tijden geworden.
Zie de paragraaf ''Wonder van het christendom''
 
=== Vervulling van profetieën ===
Een ander allerkrachtigst bewijs voor het bestaan van wonderen is de vervulling der profetieën. Het is een ontegensprekelijk feit, dat er eeuwen vóór Christus voorspellingen hebben bestaan betreffende een toekomstige Godsgezant. Het is een even ontegensprekelijk feit, dat deze deels in Christus vervuld zijn. In de Bijbel is voorzegd dat uit de Joden een man zou opstaan, die een rijk zou stichten, dat heel de wereld zou omvatten; hij zou de leraar zijn van de volkeren: door hem zouden alle volkeren komen tot de kennis van de ware God. Door zijn bemiddeling zou God een nieuw verbond sluiten met Israël.
 
Het leven van die grote koning, leraar en profeet, is tot in de kleinste bijzonderheden voorspeld. Zijn geslacht, zijn moeder, zijn voorloper, de plaats van zijn geboorte, zijn wonderen, zijn glorievolle intocht in Jeruzalem, maar vooral zijn bitter lijden. De koninklijke profeet David voorspelde meer dan duizend jaren vooruit, dat men hem handen en voeten zou doorboren, hem met gal en edik zou laven en over zijn kleren het lot werpen. Isaias voorspelt zeshonderd jaar vooruit, dat men hem de baard zou uitrukken, zijn aangezicht bespuwen, hem onkenbaar zou maken door de geseling. „Hij is gewond om onze zonden, verbrijzeld om onze misdaden”. Ook omtrent de tijd van zijn komst bevatten de profetieën de duidelijkste aanduidingen. [[Haggaï (boek)|Haggaï]] bijv. voorspelde dat de Messias komen zou in de tijd, dat de nieuwe door [[Zerubbabel]] gebouwde tempel nog stond, derhalve tussen 515 vóór en 70 na Christus<ref>Th. F. Bensdorp, ''Apologetica''. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel (Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922) blz. 23.</ref>. Al deze en andere voorspellingen zijn tot de laatste letter in Christus vervuld.
 
Dat de voorspellingen werkelijk van lang vóór Christus dagtekenen, waarborgen ons de Joden, die ze in hun heilige boeken bewaren, hoewel zij als volk de Heer Jezus hebben verworpen; en dat hun vervulling geen spel is van het toeval, blijkt uit het feit dat men er niet slechts een of andere trek Van Christus’ leven in voorspeld vindt, maar dat ze ons eeuwen van te voren Christus’ gehele levensbeeld hebben getekend, niet alleen in zijn hoofdlijnen, maar in tal van bijzonderheden. Zo blijft de vervulling van de profetieën van het Oude Testament voor alle eeuwen een onwraakbaar getuigenis van een bovennatuurlijke vóórkennis en derhalve van een klaarblijkelijk wonder.
 
Ofschoon de wonderen in het begin van onze jaartelling het talrijkst waren, omdat zij toen tot de grondlegging van het christendom moesten medewerken, toch hebben ook in latere tijden de wonderen nooit ontbroken. Mannen als [[Ignatius van Antiochië|Ignatius]], [[Justinus de Martelaar|Justinus]]<ref>Dial. c. 35.</ref>, [[Irenaeus]]<ref>Adv. haeres. II. 32, 4.; II. 31, 2,3; V, 6, 1.</ref>, [[Tertulliaan]]<ref>De an. c. 47, 51. — Apol. c. 23. — De praesc. c. 29.</ref>, [[Cyprianus]]<ref>De lapsis. c. 23 et seq. — Ad Dem. c. 15. — De Idol. c. 7.</ref>, [[Origenes]]<ref>Contra Celsum. I, 2, 46, 67. — II. 8. — III, 24, 28. — ln Joan. II, 28. — De princ. IV, 2.</ref>, [[Athanasius]]<ref>Vita Ant. c. 54, 57.</ref>, [[Hiëronymus van Stridon|Hiëronymus]]<ref>Vita Hil. c. 39.</ref>, [[Ambrosius van Milaan|Ambrosius]]<ref>Conc. contra Arianos.</ref> en [[Augustinus]]<ref>De civit. XXII. — De Unit. Eccl. XIX, 50. — Retr. I, 13, 17.</ref>) getuigen uitdrukkelijk, dat zij persoonlijk, en velen met hen, wonderen en grote wonderen hebben gezien.
 
[[Ignatius van Antiochië|Ignatius]] (gestorven ca. 113) maakt gewag van het wonder, dat in de eerste tijden van het christendom zeer veelvuldig plaatsgreep, dat de uitgehongerde wilde dieren de christenbelijders, tegen welke men ze losliet, spaarden en hun de voeten likten.
 
== God doet wonderen ==
Regel 268 ⟶ 284:
 
=== Jezus' opstanding uit de doden ===
Het wonderbaarste feit van de Evangeliën is de Verrijzenis van Christus uit de dood. Dat feit is geschiedkundig bewezen of anders zeer aannemelijk gemaakt<ref name=":1">Zie hierover de brochure van Th. Famulus: [https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=MMKB02:100001386:00001 Is het geloof in Christus’ verrijzenis van geschiedkundig standpunt te verdedigen?] (1915)</ref>.
 
=== Betekenis van Jezus’ wonderen ===