Wonder: verschil tussen versies

2.305 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
Regel 106:
Dat de voorspellingen werkelijk van lang vóór Christus dagtekenen, waarborgen ons de Joden, die ze in hun heilige boeken bewaren, hoewel zij als volk de Heer Jezus hebben verworpen; en dat hun vervulling geen spel is van het toeval, blijkt uit het feit dat men er niet slechts een of andere trek Van Christus’ leven in voorspeld vindt, maar dat ze ons eeuwen van te voren Christus’ gehele levensbeeld hebben getekend, niet alleen in zijn hoofdlijnen, maar in tal van bijzonderheden. Zo blijft de vervulling van de profetieën van het Oude Testament voor alle eeuwen een onwraakbaar getuigenis van een bovennatuurlijke vóórkennis en derhalve van een klaarblijkelijk wonder.
 
=== Wonderen na de apostolische eeuw (na 100 v.C.) ===
Ofschoon de wonderen in het begin van onze jaartelling het talrijkst waren, omdat zij toen tot de grondlegging van het christendom moesten medewerken, toch hebben ook in latere tijden de wonderen nooit ontbroken. Mannen als [[Ignatius van Antiochië|Ignatius]], [[Justinus de Martelaar|Justinus]]<ref>Dial. c. 35.</ref>, [[Irenaeus]]<ref>Adv. haeres. II. 32, 4.; II. 31, 2,3; V, 6, 1.</ref>, [[Tertulliaan]]<ref>De an. c. 47, 51. — Apol. c. 23. — De praesc. c. 29.</ref>, [[Cyprianus]]<ref>De lapsis. c. 23 et seq. — Ad Dem. c. 15. — De Idol. c. 7.</ref>, [[Origenes]]<ref>Contra Celsum. I, 2, 46, 67. — II. 8. — III, 24, 28. — ln Joan. II, 28. — De princ. IV, 2.</ref>, [[Athanasius]]<ref>Vita Ant. c. 54, 57.</ref>, [[Hiëronymus van Stridon|Hiëronymus]]<ref>Vita Hil. c. 39.</ref>, [[Ambrosius van Milaan|Ambrosius]]<ref>Conc. contra Arianos.</ref> en [[Augustinus]]<ref>De civit. XXII. — De Unit. Eccl. XIX, 50. — Retr. I, 13, 17.</ref>) getuigen uitdrukkelijk, dat zij persoonlijk, en velen met hen, wonderen en grote wonderen hebben gezien.
 
[[Ignatius van Antiochië|Ignatius]] (gestorven ca. 113) maakt gewag van het wonder, dat in de eerste tijden van het christendom zeer veelvuldig plaatsgreep, dat de uitgehongerde wilde dieren de christenbelijders, tegen welke men ze losliet, spaarden en hun de voeten likten.
 
[[Irenaeus]] (gestorven ca. 202) vermeldt als een bekend feit, hoe door het verenigd gebed van de christenen meerdere doden werden opgewekt.
 
[[Augustinus]] (gestorven 430) vermeldt in zijn werk „De Civitate Dei” (De Stad Gods) twee en twintig wonderen die in zijn eigen woonplaats zijn geschied<ref>Wonderen die te danken zouden zijn aan de voorspraak van de eerste christelijke martelaar [[Stefanus]]. Dit moet als bijgeloof worden aangemerkt. </ref>. In zijn werk der „Retractaties” zegt hij, van zó verscheidene wonderen getuige te zijn geweest, dat hij ze onmogelijk alle zou kunnen opnoemen.
 
[[Ambrosius van Milaan|Ambrosius]] (gestorven 397) verwijt in een van zijn preeken openlijk aan de [[Arianen]], dat zij het wonder, door bemiddeling van Gervasius en Protasius geschied, wier onbedorven lichamen door Ambrosius waren ontdekt, niet wilden erkennen. Een blinde vrouw te Milaan had namelijk door de aanraking van die overblijfselen plotseling het gezicht terug gekregen. Ook Augustinus maakt melding van dit feit.
 
Zoo gaat het alle eeuwen door. ledere eeuw heeft haar wonderen en wonderdoeners.
 
'''Tongloze spraak.''' Beroemd is het wonder dat omstreeks het einde van de vijfde eeuw in noordelijk Afrika heeft plaatsgegrepen. Koning Hunerik<ref>Over hem, zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Hunerik</ref>, die 477-484 het Vandaalse rijk regeerde, had aan verscheidene christenen, die weigerden zich bij de Arianen aan te sluiten, de rechterhand laten afhouwen en de tong tot aan de wortel laten uitsnijden. Welnu, bisschop Victor van Vita, een tijdgenoot, verhaalt in ’t jaar 487, dat de martelaren, na het uitsnijden van hun tong, even goed konden spreken als te voren. Wilt u het niet geloven, zoo gaat hij voort, begeeft u dan naar Constantinopel, daar zult u de subdiaken Reparatus aantreffen, die zonder enige moeilijkheid schone redenen houdt en aan het hof van keizer Zeno (Byzantijnse keizer 474—492) in grote verering wordt gehouden. Ook de Byzantijnse keizer Justinianus I (527—565), Aeneas van Gaza (c. 530), Marcellinus, graaf van Illyrië, leggen allen omtrent dit wonder, dat zij persoonlijk hebben onderzocht en aanschouwd, eenparig getuigenis af. Eveneens Procopius van Caesarea (c. 530).
 
== God doet wonderen ==
Regel 456 ⟶ 467:
P.G. Witsen Geysbeek e.a.,'' Algemeen noodwendig woordenboek der zamenleving.'' Deel 6 (Amsterdam: Gebr. Diederichs, 1861) s.v. Wonder
 
Th. F. Bensdorp, ''Apologetica''. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel. Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922. Enige tekst van blz. 5, 7-1925 is onder wijziging verwerkt in september - oktober 2020.
 
== Meer informatie ==