Wonder: verschil tussen versies

3.730 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 14:
== Het bovennatuurlijk wonder ==
Een zogenoemd ‘bovennatuurlijk’ wonder (zie betekenis 3 hierboven) is een bovennatuurlijk ingrijpen van God, engelen of boze geesten in de natuurlijke loop der zaken. Als we spreken van „wonder” in deze betekenis, bedoelen we een verschijnsel, dat het vermogen der blinde natuurkrachten en eveneens alle menselijk vermogen te boven gaat, m.a.w. een verschijnsel, dat noodzakelijk het ingrijpen vordert van een hogere verstandelijke kracht. Daar nu de hogere verstandelijke machten, welke de verschijnselen, die wij „wonder” noemen, teweegbrengen, ten enen male voor ons verborgen zijn, maken die verschijnselen bij uitstek onze verwondering gaande en hebben dus eveneens bij uitstek recht op de naam van „wonder”.
 
Men kan bovennatuurlijke wonderen onderscheiden:
 
* naar de wijze van werking
* naar welk creatuurlijk vermogen zij te boven gaan
 
=== Onderscheiding naar de wijze van werking ===
Zo’n hogere kracht kan op drie manieren op de werkingen van de natuur ingrijpen.
 
# Vooreerst kan ze de werking van een of meerdere natuurlijke oorzaken belemmeren of verhinderen, bijv. maken, dat de drie vrienden van Daniël in het gloeiende vuur van een oven onaangetast, onverteerd blijven.
# Op de tweede plaats kan zij iets teweegbrengen, wat ook de natuurkrachten wel kunnen, maar het doen geheel en al buiten die natuurkrachten om, bijv. water in wijn veranderen, niet zoals dit voortdurend, ten gevolge van allerlei chemische processen, op langzame wijze in de natuur gebeurt, maar ineens.
# Op de derde plaats kan zij iets teweegbrengen, wat het vermogen van alle natuurkrachten ten enen male te boven gaat, bijv. een dood lichaam ten leven opwekken. De Heer Jezus bijvoorbeeld heeft tijdens zijn omwandeling op aarde drie gestorvenen uit de dood opgewekt.
 
Eigenlijk komen al die drie manieren op hetzelfde neer; want om een wonder te wezen, moet het verschijnsel altijd van dien aard zijn, dat de natuurkrachten, zonder dat ingrijpen van een hogere macht, het althans zeker zó niet kunnen teweegbrengen.
 
In die zin druist dus een wonder altijd tegen de natuurlijke loop van de dingen in en blijft, hoe dikwijls ook herhaald, altijd buitengewoon. Om dezelfde reden zijn verscheidene werkingen van God, zoals de schepping van de wereld en de rechtvaardigmaking van een zondaar, hoezeer ook het vermogen van de natuurkrachten te boven gaand, toch geen eigenlijk gezegde wonderen; want daardoor gebeurt niets tegen de natuurlijke loop der dingen en ''in die zin'' ook niets buitengewoons. Door zulke dingen te doen, grijpt God niet op de natuurwetten in. Zij moeten uit de aard der zaak altijd onmiddellijk door God zelf gebeuren.
 
Ook als het ingrijpen van Gods op de werkingen van de natuurkrachten zó verborgen geschiedt, dat wij het noch in zichzelf noch in zijn uitwerkselen kunnen ''waarnemen'', maar het alleen kennen door goddelijk geloof, kan men het geen 'wonder' noemen in de zin, waarin er hier over gesproken wordt. Voor een wonder in de hier bedoelde zin wordt altijd een klaarblijkelijk, een duidelijk waarneembaar feit vereist.
 
=== Onderscheiding naar het overstegen creatuurlijk vermogen ===
Nog van een andere onderscheiding dient melding gemaakt. Is de hogere verstandelijke kracht, die op de werking van de natuurkrachten ingrijpt, alleen bovenmenselijk, dan heeft men, gelijk men het noemt, een 'wonder van de tweede rang'.
 
Is echter die hogere verstandelijke kracht niet alleen bovenmenselijk maar tevens bovencreatuurlijk, dat wil zeggen: gaat het uitwerksel door haar te voorschijn geroepen niet alleen het vermogen van de mens, maar van elk ander redelijk schepsel of creatuur te boven dan heeft men een wonder van de eerste rang.
 
=== Onderscheiding naar het gebied waarop wordt ingegrepen ===
Ten slotte worden de wonderen nog onderscheiden naar gelang het verschillend gebied, waarop de hogere verstandelijke kracht ingrijpt.
 
# Gebeurt dit ingrijpen louter op de werking van blinde natuurkrachten, dan spreekt men van een wonder zonder meer.
# Grijpt de hogere kracht in op het gebied van het menselijk kennen, maakt ze bijvoorbeeld een waarheid bekend, die de mens krachtens zijn natuurlijk vermogen onmogelijk kan weten, dan krijgt het wonder de naam van „openbaring”.
# Grijpt de hogere kracht in op de werking van ’s mensen vrijen wil, helpt ze hem zedelijke daden verrichten, die ’s mensen natuurlijk vermogen te boven gaan, dan spreekt men van een wonder op zedelijk gebied.
 
== God doet wonderen ==
Regel 347 ⟶ 377:
P.G. Witsen Geysbeek e.a.,'' Algemeen noodwendig woordenboek der zamenleving.'' Deel 6 (Amsterdam: Gebr. Diederichs, 1861) s.v. Wonder
 
Th. F. Bensdorp, ''Apologetica''. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel. Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922. Enige tekst van blz. 5, 7-811 is onder wijziging verwerkt op 19 en 21 sept. 2020.
 
== Meer informatie ==