Wreken
Wreken heeft twee betekenissen[1]:
1. (een aangedaan onrecht) door wraak vergelden. "Hij zal zijn broer wreken."
2. zich wreken = zich door wraak voldoening verschaffen. "Zich op iemand wreken." "Dat zal zich wreken" wil zeggen: dat zal later nadelige gevolgen blijken te hebben.
Wraak is het vergelden van een belediging of onrecht, vaak op soortgelijke wijze. "Wraak nemen op iemand".
Wreken en straffen. Wraak is staf. Wreken heeft evenals straffen betrekking op een misdrijf. Echter, men wreekt, niet straft, een misdrijf. En iemand die men wreekt is niet altijd zoals hij die men straft. De gestrafte is een schuldige, maar degene men wreekt is soms juist een beledigde of iemand die onrecht is aangedaan. Iemand wreken is dan hem met wraak begunstigen. "Hij vindt zich van dat gruwelijk onrecht gewroken" wil zeggen: hij is met wraak van dat onrecht begunstigd geworden.
Kaïn, die na de broedermoord voor zijn leven vreesde, ontving van God belofte: "... al wie Kaïn doodslaat, zal zevenvoudig gewroken worden!" (Gen. 4:15, SV) In vers is degene die gewroken zou worden, de strafwaardige, de schuldige.
Bronnen
VanDale.nl s.v. Wreken, Wraak.
Gerbrand Bruining, Nederduitsche synonymen. Tweede deel. Amsterdam: H. Moolenijzer, 1836. Blz. 71.