Adolf Hitler

Uit Christipedia

Adolf Hitler (1889-1945) was Duits nationaal-socialistisch politicus. Van 1933 - 1945 was hij rijkskanselier. Zijn leger veroverde Nederland in 1940. Hij haatte jodendom en bolsjewisme. Door zijn regering werden miljoenen Europese Joden omgebracht.

Hitler beweerde dat hij, toen op 10 november 2018 de Duitse republiek werd uitgeroepen, een visioen had, waarin hij uit "een hogere wereld" de opdracht kreeg om Duitsland te redden en waarin hem geopenbaard werd dat "de Jood" schuldig was aan de nederlaag van zijn land[1].

Evolutie en vooruitgang

Hitler neemt de natuur als voorbeeld voor de maatschappij. Hij beziet de natuur en de maatschappij door de bril van de evolutietheorie. In de natuur heerst een strijd om het bestaan. De gezondste, sterkste en/of slimste wezens overleven in de strijd. De strijd brengt zo ontwikkeling en verbetering; door de strijd om het bestaan komt een ontwikkeling, een vooruitgang, een veredeling en verheffing van de mens tot stand. Deze wet van de natuur is een goddelijke wil en moet ook in de maatschappij gelden. Hieronder volgen ter illustratie woorden van Hitler:

"Zoals ook het streven van de natuur er niet zozeer op gericht is, om het bestaande te behouden, als wel om te zorgen voor het nageslacht als de drager van de soort, zo moet er ook in het menselijk leven niet zozeer naar worden gestreefd, om de bestaande onvolmaaktheden kunstmatig te verbeteren, wat — gezien de aanleg der mensen — voor 99 % onmogelijk is, maar wel, om de toekomstige ontwikkeling van de beginne af in betere banen te leiden."[2]
"Terwijl de natuur, doordat zij de voortplanting vrij laat, maar het voortbestaan aan een zeer zware proef onderwerpt, uit een zeer groot aantal individuen de besten uitzoekt als waardig om te blijven leven, deze dus alleen behoudt en zodoende maakt, dat het voortbestaan der soort in hun handen ligt, beperkt de mens de voortplanting, zorgt er echter krampachtig voor, dat ieder wezen, dat nu eenmaal geboren is, tot iedere prijs ook in leven blijft. Deze correctie op de goddelijke wil schijnt hem even wijs als humaan te zijn, en hij verheugt zich, dat hij weer eens kans heeft gezien, de natuur te overtroeven, en haar onvolmaaktheid te bewijzen. Dat in werkelijkheid weliswaar het aantal is verkleind, maar daardoor ook de waarde van de enkeling verminderd werd, dat wil de grote wijze mens, die de Al-vader na-aapt, liever maar niet zien of horen. Want zodra de voortplanting als zodanig eenmaal beperkt en het aantal geboorten verminderd wordt, zal men zien, dat de natuurlijke strijd om het bestaan, die alleen de allersterkste en allergezondste in leven laat, wordt vervangen door de vanzelfsprekende wens, om ook het zwakste en ziekelijkste tot iedere prijs te „redden”, waarmee de grondslag wordt gelegd voor een nakomelingschap, dat steeds erbarmelijker moet worden, naarmate deze bespotting van de natuur en van haar wil aanhoudt. Het zal er tenslotte op uitlopen, dat op zekere dag aan zulk een volk het bestaan op deze aarde ontnomen zal worden; want de mens kan wel een zekeren tijd lang de eeuwige wetten van de bestaanswil trotseren, maar dit wreekt zich vroeger of later toch. Een sterker geslacht zal de zwakken verjagen, omdat de levensdrang uiteindelijk al die bespottelijke schuttinkjes en hekjes en heilige huisjes van een z.g. humaniteit-van-de-enkeling steeds weer zal stukbreken, om die te vervangen door de humaniteit van de natuur, die de zwakke vernietigt om de vrijgekomen plaats aan de sterke te geven. Wie dus het voortbestaan van het Duitse volk wil waarborgen door het zelf zijn vermeerdering te laten beperken, berooft het van zijn toekomst."[2]
"... staat onze waarlijk verheven gedachte, die eist, dat de hoogst ontwikkelde en meest waardevolle mensen, die de goedheid van de Almachtige aan deze aarde schonk, in stand worden gehouden en gesteund worden in de strijd om het bestaan."[2]
"Daarentegen moeten wij, nationaal-socialisten, onverbiddelijk vasthouden aan ons doel op het gebied van de buitenlandse politiek, n.l. om ervoor te zorgen, dat het Duitse volk op aarde de hoeveelheid grondgebied krijgt, waarop het recht heeft. En dit streven is het enige, dat voor God en de mensen een bloedvergieten rechtvaardigt. Voor God, omdat wij op de wereld zijn gezet, teneinde de eeuwige strijd om het dagelijks brood te voeren als wezens, die niets kado krijgen, en die hun positie als heren en meesters van de aarde alleen te danken hebben aan de genialiteit en de moed, waarmee ze die positie weten te veroveren en te behouden; en tegenover ons nageslacht, omdat wij niemands bloed vergoten, wanneer dat vergoten bloed niet duizend nieuwe volksgenoten aan het nageslacht schonk."[2]
"Zijn eerste verstandelijke maatregelen in de strijd tegen andere dieren zijn zeer zeker oorspronkelijk voortgekomen uit de daden van enkele bijzonder begaafde individuen.(...) hij leert, andere dingen en ook andere levende wezens te gebruiken voor zijn eigen strijd om het bestaan, en daarmee begint zijn eigenlijke loopbaan als uitvinder, die wij heden ten dage algemeen voor ons zien."[2]
"Wij weten dus in ieder geval, dat datgene, wat wij aan materiële uitvindingen om ons zien, volkomen te danken is aan de scheppende kracht en kundigheden van enkele persoonlijkheden. En al deze uitvindingen dragen er tenslotte het hunne toe bij, om de mens meer en meer boven het peil der dierenwereld te verheffen, en hem tenslotte definitief daarvan te verwijderen. Zij zijn dus in de grond van de zaak dienstbaar aan de voortdurend plaatshebbende menswording. Maar zelfs dat, wat eens als aller simpelste list voor de in het oerwoud jagende mens de strijd om het bestaan iets verlichtte, is ook nu nog aanwezig, en ligt ergens ten grondslag aan een buitengewoon knap wetenschappelijk inzicht, en helpt zo in onze dagen de moderne mensheid, om haar huidig bestaan te verlichten, en de wapenen te smeden voor de worstelingen der toekomst. Uiteindelijk is alle menselijk denken en uitvinden toch in de eerste plaats weer bedoeld, om de levensstrijd van de mensheid op deze planeet te vergemakkelijken, ook al is het z.g. praktische nut van een uitvinding, van een ontdekking, of van een diep wetenschappelijk inzicht in het wezen der dingen niet dadelijk zichtbaar. Doordat alles gezamenlijk helpt, om de mens meer en meer te verheffen boven het peil van de levende wezens om hem heen, maakt het zijn positie sterker, en consolideert het die zodanig, dat hij in ieder opzicht uitgroeit tot heer en meester der gehele aarde."[2]

Voetnoten

  1. Bron: https://www.groene.nl/artikel/hoe-was-dit-mogelijk
  2. 2,0 2,1 2,2 2,3 2,4 2,5 Uit: Mein Kampf (1925-1926).