Ahava
Ahava was de naam van een plaats en rivier in Babylonië ten tijde van Ezra. Daar vergaderde Ezra de Joden die uit de Babylonische ballingschap met hem zouden terugkeren naar Jeruzalem.
Het Hebreeuwse woord Ahava komt 3x in de Bijbel voor en wel in het boek Ezra (8: 15, 21, 31). De betekenis is 'Ik zal (voort)bestaan'[1]
Sommige vertalingen schrijven over: 'Ahawa'. De Groot Nieuws bijbel en de Nieuwe Bijbelvertaling (2004) vertalen 'Ahawakanaal'.
Ezr 8:15 Ik bracht hen bijeen bij de rivier die naar Ahava stroomt, en wij sloegen daar voor drie dagen ons kamp op. Ik lette op het volk en de priesters, maar van de Levieten trof ik er daar geen aan. (HSV)
Ezr 8:21 Toen riep ik daar bij de rivier Ahava een vasten uit, om ons te verootmoedigen voor het aangezicht van onze God [en] om Hem om een voorspoedige reis te verzoeken voor ons, voor onze kleine kinderen en voor al onze bezittingen, (HSV)
Ezr 8:31 Vervolgens braken wij op van de rivier de Ahava op de twaalfde van de eerste maand om naar Jeruzalem te gaan, en de hand van onze God was over ons en Hij redde ons uit de hand van de vijand en van de struikrover op de weg. (HSV)
Waarschijnlijk was Ahava een van de vele kanalen die Babylonië doorsneden. Het water van dit kanaal of deze rivier stroomde van de Eufraat naar een stad of streek genaamd Ahava (Ezr. 8:15, 'de rivier die naar Ahava stroomt').[2]De rivier ontleende zijn naam aan de stad of streek Ahava. Waar Ahava lag is onbekend.