Aioon, aioonios (Grieks)

Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 20 nov 2016 om 20:54 (Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Aioon''' en '''aioonios''' zijn een Grieks zelfstandig naamwoord respectievelijk bijvoeglijk naamwoord. In de bijbel en in oudtijdse buitenbijbelse geschriften h...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Aioon en aioonios zijn een Grieks zelfstandig naamwoord respectievelijk bijvoeglijk naamwoord. In de bijbel en in oudtijdse buitenbijbelse geschriften hebben beide woorden verschillende betekenissen, welke betrekking hebben op een beperkte of een onbeperkte tijd. Uit het zinsverband moet worden opgemaakt welke betekenis geldt.

Buitenbijbels Grieks

In het heidense literaire Grieks komt het woord aioon al in verschillende betekenissen voor, te verdelen in beperkt en onbeperkt. Zo zien we naast ‘leven’, ‘generatie’, ‘tijdperk’, ‘tijd’, de betekenis ‘eeuwigheid’: deze laatste betekenis vooral vanaf Plato (427-347 v. Chr.). In zijn werk de Timaeus duidt aioon een tijdloze eeuwigheid aan, waarin er geen dagen, maanden of jaren zijn. Aristoteles (384-322 v. Chr.) definieert het begrip aioon als ‘oneindige tijd’. Na Aristoteles, in de Hellenistische tijd, wordt Aioon zelfs de naam van de god van de eeuwigheid.

Ook het verwante bijvoeglijk naamwoord aioonios komt in vergelijkbare betekenissen in het heidense literaire Grieks voor. De betekenissen variëren van ‘levenslang’, ‘voortdurend’ tot ‘eeuwig’. Voor beide woorden met al hun betekenissen geldt: de samenhang is beslissend!

Bijbels Grieks

In het Grieks van het Nieuwe Testament hebben beide woorden diverse betekenissen. In de volgende Schriftplaatsen heeft 'aioon' een beperkte, niet-eeuwige betekenis.

Mt 13:39 de dolik zijn de zonen van de boze, de vijand die het gezaaid heeft, is de duivel, de oogst is de voleinding van de eeuw, en de maaiers zijn engelen. (TELOS)

Lu 1:70 (zoals Hij heeft gesproken door de mond van zijn heilige profeten die van oudsher zijn geweest), (TELOS)

Hnd 3:21 die de hemel moet opnemen tot op de tijden van de herstelling van alle dingen, waarvan God heeft gesproken door de mond van zijn heilige profeten van oudsher. (TELOS)

Joh 9:32 Van eeuwigheid af is het niet gehoord, dat iemand de ogen van een blindgeborene heeft geopend. (TELOS)

Dit is generaliserend spraakgebruik, want er zijn geen blinden van eeuwigheid af. In dit laatste vers hebben de Statenvertaling en de Voorhoevevertaling van 1877 "Van [alle] eeuw is het niet gehoord". De Willibrordvertaling van 1995 heeft "nog nooit heeft men gehoord". De Leidse vertaling heeft "van oudsher is het niet gehoord". De Naardense bijbel heeft "sinds eeuwig". De vertaling van Palm heeft "bij mensen heugen". De Herziene Statenvertaling heeft"door de eeuwen heen". De Latijnse Vulgaatvertaling heeft "a saeculo non est auditum" ("van [het begin van] de wereld af"). Luther vertaalde "Van der welt an" ("Van de wereld af aan"). De Engelse King James-vertaling heeft "since the world began" ("sinds de wereld begon"). Ook kan aioon een tijdsperiode met een bepaald kenmerk aanduiden, zoals in alle plaatsen waar sprake is van ‘deze eeuw’, ‘die eeuw’, ‘de toekomende eeuw’ (soms wel eeuwig: vgl. Matt. 12:32 met Marc. 3:29), ‘de voleinding van de eeuw’. Daarnaast vinden we ‘eeuwen’ als aanduiding voor ‘de werelden’, oftewel de schepping, in Hebreeën 1:2; 11:3.

Lu 16:8 En de heer prees de onrechtvaardige rentmeester, omdat hij met overleg had gehandeld; want de zonen van deze eeuw zijn verstandiger ten aanzien van hun eigen geslacht dan de zonen van het licht. (TELOS)

Lu 20:34 En Jezus zei tot hen: De zonen van deze eeuw trouwen en worden uitgehuwelijkt. (TELOS)

Mr 3:29 maar wie zal lasteren tegen de Heilige Geest, heeft geen vergeving in eeuwigheid, maar is schuldig aan een eeuwige zonde (TELOS)

Mt 12:32 En wie een woord spreekt tegen de Zoon des mensen, het zal hem worden vergeven; maar wie tegen de Heilige Geest spreekt, het zal hem niet worden vergeven, niet in deze eeuw en niet in de toekomstige. (TELOS)

Mt 13:22 De in de dorens gezaaide is hij, die het woord hoort, en de zorg van de wereld en het bedrog van de rijkdom verstikt het woord en hij wordt onvruchtbaar. (NBG51)

De 'toekomstige eeuw' of 'toekomende eeuw' is de tijd na de huidige tijdsbedeling.

Mr 10:30 die niet honderdvoudig ontvangt, nu in deze tijd: huizen, broeders, zusters, moeders, kinderen en akkers, met vervolgingen, en in de toekomstige eeuw eeuwig leven.

Lu 18:30 die niet veelvoudig ontvangt in deze tijd, en in de toekomstige eeuw het eeuwige leven.

'Eeuwig leven' in deze verzen wijst ongetwijfeld leven zonder einde aan.