Amen

Uit Christipedia

Amen is een Hebreeuwse uitdrukking die aan het eind van een gebed betekent 'ja, zo is het ...' of 'moge het zo zijn'. Oorspronkelijk is amen een Hebreeuws bijvoeglijk naamwoord dat letterlijk "vast, zeker, getrouw” betekent. Het duidt op wat vaststaand, zeker, waar is[1]. Vandaar dat het in gebruik kwam om iets te bevestigen. Het woord is ontleend aan het Hebreeuwse woord Amam, dat ‘geloven’ betekent[1]. In de Bijbel betekent "amen": “het zij zo” of “voorwaar” ("zeker", "waarlijk"). De Heer Jezus is 'de Amen' (Opb. 3:14). In verzwakte zin is het woord 'amen', buiten het bijbelse woordgebruik, ook "einde (van deze woorden)" of "mee eens" gaan betekenen. 'Amen' is in vele talen overgenomen.

“Voorwaar”

Aan het begin van een verklaring stond het woord "Amen" om die met nadruk te doen uitkomen. In dit geval wordt “Amen” door "Voorwaar" vertaald. (Dit kom in het Evangelie van Johannes herhaalde malen voor). Amen kan dan betekenen “voorwaar”, “waarlijk”, “zeker”, “stellig”[2]. In deze betekenis wordt het gebezigd als een inleidend woord door de Heer Jezus die zijn toehoorders verzekert dat Zijn woord zeker zal uitkomen.

Mt 5:18 Want voorwaar (letterlijk: amen), Ik zeg u: totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal niet een jota of een tittel van de wet voorbijgaan totdat alles is gebeurd. (TELOS)

In het evangelie van Johannes, dat de Heer Jezus als de Zoon van God wordt voorgesteld, spreekt Hij dikwijls een dubbel “Amen”: “Voorwaar, voorwaar.“

Joh 1:51 (1-52) En Hij zei tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg je: Je zult van nu aan de hemel geopend zien en de engelen van God opstijgen en neerdalen op de Zoon des mensen. (TELOS)

“Het zij zo”

Aan het einde van een gebed komt "Amen" als een soort van uitgesproken ondertekening, waardoor de spreker of hoorder (1 Cor. 15:16) bevestigt en aanneemt als het zijne, wat er gezegd is. (Zie Ps. 41:13; 72:51;  106:48). Amen betekent dan “het zij zo”, “zo zij het”, “het moge zo gebeuren”, “zo moge het gebeuren”. In deze betekenis wordt het gebezigd als een uitroep door een of meer toehoorders die instemmen met het zoëven gesproken woord (een bevel, een belofte, een voorzegging, een beschikking, een vervloeking, een dankzegging). Door ‘amen’ op het gesprokene te zeggen wordt het ‘beaamd’.

Amen in de zin van “het zij zo” kan niet alleen door een toehoorder als antwoord, maar ook door een spreker zelf als slotwoord worden gebezigd.

“Het zij zo” als antwoord

In de eerste plaats wordt ‘amen’ in de zin van ‘het zij zo’ in de Bijbel gebruikt als antwoord op wat gesproken is. Voorbeelden:

De 27:26 Vervloekt zij, die de woorden dezer wet niet zal bevestigen, doende dezelve! En al het volk zal zeggen: Amen.

David eindigde zijn lofpsalm bij de plaatsing van de tabernakel te Jeruzalem met een oproep om God de loven, waarop het volk "Amen" antwoordde en God loofde.

1Kr 16:36 Geloofd zij de HEERE, de God Israëls, van eeuwigheid tot eeuwigheid! En al het volk zeide: Amen! en het loofde den HEERE. (SV)

Ps 106:47 Verlos ons, HEERE, onze God! en verzamel ons uit de heidenen, opdat wij den Naam Uwer heiligheid loven, ons beroemende in Uw lof. Ps 106:48 Geloofd zij de HEERE, de God Israels, van eeuwigheid en tot in eeuwigheid; en al het volk zegge: Amen, Hallelujah!

1Co 14:15 Hoe is het dan? Ik zal met mijn geest bidden, maar ik zal ook met mijn verstand bidden; ik zal met mijn geest lofzingen, maar ik zal ook met mijn verstand lofzingen. 1Co 14:16 Anders, als u looft met de geest, hoe zal hij die de plaats van de onkundige inneemt, Amen zeggen op uw dankzegging? Hij weet immers niet wat u zegt?

Ook in de hemel wordt ‘amen’ geroepen, zoals door de vierentwintig oudsten en de vier levende wezens:

Opb 5:11 En ik zag, en hoorde een stem van vele engelen rond de troon en de levende wezens en de oudsten, en hun getal was tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen, Opb 5:12 en zij zeiden met luider stem: Het Lam dat geslacht is, is waard te ontvangen de kracht en rijkdom en wijsheid en sterkte en eer en heerlijkheid en lof. Opb 5:13 En elk schepsel dat in de hemel en op de aarde en onder de aarde en op de zee is, en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Hem die op de troon zit, en het Lam, zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de macht tot in alle eeuwigheid. Opb 5:14 En de vier levende wezens zeiden: Amen. En de oudsten vielen neer en aanbaden.

Opb 19:4 En de vierentwintig oudsten en de vier levende wezens vielen neer en aanbaden God die op de troon zat en zeiden: Amen, halleluja!

Het laatste antwoord aan de Heer Jezus in de Bijbel begint met amen:

Opb 22:20  Hij die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig! Amen, kom, Heer Jezus!

“Het zij zo” als slotwoord

‘Amen’ wordt niet alleen als antwoord geroepen, maar ook als slotwoord door de spreker zelf gebezigd. “Amen” wordt enkele malen in de Bijbel gebruikt ter afsluiting, bekrachtiging en bede door de spreker of schrijver zelf, dus niet door anderen. Zo in:

Ps 41:13 (41–14) Geloofd zij de HEERE, de God Israels, van eeuwigheid en tot in eeuwigheid! Amen, ja, amen.

Ps 72:19 En geloofd zij de Naam Zijner heerlijkheid tot in eeuwigheid; en de ganse aarde worde met Zijn heerlijkheid vervuld. Amen, ja, amen.

Ps 89:52 (89–53) Geloofd zij de HEERE in eeuwigheid! Amen, ja, amen.

Enkele voorbeelden van zulk gebruik van “amen” in het Nieuwe Testament, door Paulus:

Ro 9:5 tot hen behoren de vaderen, en uit hen is naar het vlees de Christus, die God is over alles, gezegend tot in eeuwigheid. Amen.

Ro 11:36 Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen! Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen.

Ro 15:33 De God nu van de vrede zij met u allen! Amen.

Ro 16:24 De genade van onze Heer Jezus Christus zij met u allen. Amen.

Ro 16:27 de alleen wijze God, door Jezus Christus, Hem zij de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid! Amen.

Ga 6:18 De genade van onze Heer Jezus Christus zij met uw geest, broeders! Amen.

1Ti 6:16 Hij die alleen onsterfelijkheid heeft, die een ontoegankelijk licht bewoont, die geen mens gezien heeft of zien kan. Hem zij eer en eeuwige kracht! Amen.

Voorbeelden van zulk afsluitend “amen” door Petrus:

1Pe 5:14 Groet elkaar met een liefdekus. Vrede zij u allen die in Christus Jezus bent. Amen.

2Pe 3:18 maar groeit op in de genade en kennis van onze Heer en Heiland Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, zowel nu als tot de dag van de eeuwigheid. Amen.

Zulk gebruik van “amen” door Judas:

Jds 1:25 de enige God onze Heiland, door Jezus Christus onze Heer, zij heerlijkheid, majesteit, kracht en macht, voor alle eeuwen, en nu, en tot in alle eeuwigheid!Amen.

Verzwakte betekenissen

Het gebruik van "amen" in de zin van "het zij zo" heeft ook meer beperkte betekenissen gekregen: "einde" of "mee eens". Eén element van de oorspronkelijk betekenis van amen is de hele betekenis gaan uitmaken.

"Einde" 

"Amen" in de zin van "het zij zo" werd en wordt gebruikt aan het eind, als antwoord op of afsluiting van het gesprokene. Buiten de Bijbel heeft het ook de afgezwakte of beperkte zin gekregen van ‘einde’ van een gebed of toespraak. Het betekent dan in de mond van de spreker dat het gebed beëindigd is: "einde van dit woord".

Toehoorders kunnen vervolgens met hun ‘amen’ hun instemming betuigen , het gebed bevestigen.

“Mee eens” 

"Amen" in de zin van "het zij zo" werd en wordt gebruikt om instemming te betuigen en de wens uit te drukken dat het gesprokene zo zal gebeuren of zo zal zijn. Buiten de Bijbel heeft het ook de afgezwakte of beperkte betekenis gekregen van "mee eens". In sommige kringen van gelovigen verzoekt de spreker na het gesprokene met een vragend ‘Amen?’ om instemming van de toehoorders. Het antwoord ‘amen’ kan dan gewoon betekenen: “mee eens”, dus zonder de betekenis “het zij zo”.

Universeel woord

Het Hebreeuwse woord Amen is in de loop der eeuwen een universeel woord geworden. Het woord is letterlijk uit het Hebreeuws overgenomen in het Grieks van het Nieuwe Testament, daarna in het Latijn en in het Engels en vele andere talen. Arabisch: Amin. Er is wel gezegd dat amen het best bekende woord in de menselijke spraak is.

De Amen en de God van Amen

De Heer Jezus noemt Zichzelf bij de naam of titel "de Amen".

Opb 3:14  En schrijf aan den engel van de Gemeente der Laodicensen: Dit zegt de Amen, de trouwe, en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods:

Hij is als De Amen de Waarachtige en Betrouwbare die Zijn woord gestand zal doen en Gods beloften zal vervullen.

Volgens Matthew Henry betekent "De Amen": "Hij, die standvastig en onveranderlijk is in al Zijn voornemens en beloften; wiens ja ja en wiens neen neen is.” "De Amen" verwijst naar de getrouwheid en standvastigheid van Christus in het volvoeren van al Zijn (en Gods) beloften[3].

Hengstenberg zegt: “De "Amen" of "Waarachtig is Hij," die bij alles, wat Hij zegt, in het openbaren van de verborgene diepten van het harten, in bedreiging en in belofte, steeds met volle recht het "voorwaar" kan voegen, terwijl bij alles, wat een kortzichtig mens spreekt, overal een vraagteken moet worden gezet en wel des te meer, naarmate hij met meer vertrouwen spreekt. Deze benaming staat in verband met het vele keer voorkomende "voorwaar" of "Amen" in de redenen van de Heere. Dit wijst evenals het predikaat hier op de volheid van de waarheid, die in Hem als in de Waarachtige woont.”[4]

In de toekomst zal men zich zegenen in de God van Amen.

Jes 65:16 Zodat, wie zich zegenen zal op aarde, die zal zich zegenen in de God van Amen; en wie zal zweren op aarde, die zal zweren bij de God van Amen, omdat de vorige benauwdheden zullen vergeten zijn, en omdat zij voor Mijn ogen verborgen zijn. Jes 65:17  Want ziet, Ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde; en de vorige dingen zullen niet [meer] gedacht worden, en zullen in het hart niet opkomen.

Lett. staat er in het Hebreeuws: Elohim van Amen, de God van Amen. Gewoonlijk worden deze woorden vertaald door “de God der waarheid”.

Wanneer het zover is dat men zich zal zegenen in de God van Amen of bij de God van Amen zal zweren, is intussen openbaar geworden dat Jezus Christus, De Amen, de God van Amen is, de God der waarheid.

De Heer Jezus heeft van Zichzelf gezegd dat Hij de Waarheid is.

Joh 14:6 Jezus zeide tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot den Vader, dan door Mij.

Vergelijk:

1Jo 5:20 En wij weten dat de Zoon van God gekomen is en ons het verstand gegeven heeft, opdat wij de Waarachtige kennen; en wij zijn in de Waarachtige, in zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God en het eeuwige leven.

In Jezus Christus is het Ja, door Hem is het Amen, tot heerlijkheid van God.

2Co 1:18 Maar God is getrouw, dat ons woord tot u niet is ja en nee! 2Co 1:19 Want de Zoon van God, Jezus Christus, die onder u door ons gepredikt is, door mij en Silvanus en Timotheus, was niet ja en nee, maar in Hem is het ja. 2Co 1:20 Want hoeveel beloften van God er ook zijn, in Hem is het ja; daarom is ook door Hem het Amen, tot heerlijkheid van God door ons. 2Co 1:21 Hij nu die ons met u bevestigt in Christus en ons heeft gezalfd, is God, 2Co 1:22 die ons ook verzegeld en het onderpand van de Geest in onze harten gegeven heeft.

Spurgeon over De Amen

“Het woord "Amen" bevestigt plechtig datgene, wat vooraf ging en Jezus is de grote Bevestiger; onveranderlijk voor altijd is de "Amen" in al Zijn beloften.

Zondaar, ik zou u willen vertroosten met deze gedachte: Jezus Christus zei: "Kom tot Mij allen, die vermoeid en beladen bent, en Ik zal u rust geven. Als u tot Hem komt, zal Hij Amen zeggen in uw ziel; Zijn belofte zal waar voor u worden.

In de dagen van Zijn vlees zei Hij: "Het gekrookte riet zal Ik niet verbreken." O, u arm, gebroken, verslagen hart, als u tot Hem komt, zal Hij Amen tot u zeggen en het zal even waar zijn in uw ziel als in honderd andere gevallen, in vervlogene jaren.

Christen! is dit ook niet zeer vertroostend voor u, dat er niet een enkel woord van de lippen van de Heiland gevloeid is, dat ooit door Hem is teruggenomen? De woorden van Jezus zullen blijven wanneer aarde en hemel zullen voorbijgaan. Als u zich vasthoudt ook maar aan een halve belofte, zult u die getrouw bevinden. (...)

Jezus is Ja en Amen in al Zijn betrekkingen.

Eens was Hij de Hogepriester om te vergeven en te reinigen, nog is Hij de Amen als Hogepriester.

Hij was Koning om Zijn volk te leiden, te regeren en te verdedigen met Zijn machtige arm, nog is Hij dezelfde, nog de Amen als Koning.

Hij was Profeet om te voorspellen goede dingen, die komen zouden; nog druipt er honing van Zijn lippen. Hij is de Amen als profeet.

Amen is Hij, wat betreft de verdiensten van Zijn bloed, Amen, wat betreft Zijn rechtvaardigheid. Dat heilige kleed zal schoon en heerlijk blijven, als het lichaam sterft.

Hij is de Amen in iedere naam, die Hij draagt. Uw Bruidegom, nooit van u scheidende; uw Vriend, die meer aankleeft dan een broeder, uw Herder, die met u zal zijn in de vallei van de schaduwen van de dood; uw helper en bevrijder; uw burcht en uw hoog vertrek, uw sterkte, uw vertrouwen, uw vreugde, uw alles in alles en uw Ja en Amen altijd."[5]

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 vgl. Bijbels Theologische Encyclopedie Ed. 2008 s.v. Amen.
  2. Grieks-Nederlands Lexicon in de Online Bible.
  3. vgl. de Kanttekenaren van de Statenvertaling bij Opb 3:14
  4. Hengstenberg geciteerd in het commentaar van Dächsel, Van Lingen en Van Griethuijsen bij Opb 3:14.
  5. Dit citaat van de bekende Engelse prediker Spurgeon is aangehaald in het commentaar van Dächsel, Van Lingen en Van Griethuijsen, bij Opb 3:14