Apfia
Apfía (= Vruchtbaar), ook geschreven Appia[1], was een vrouw aan wie de brief aan Filémon mede gericht is.
Naam. De Griekse naam is Απφια, Apfia (klemtoon op 'fi') en betekent "vruchtbaar"[2] of "vruchtdraagster"[3]. Volgens Thayer is het "blijkbaar een Frygische naam die uitdrukking geeft aan genegenheid"[4]. Het strongnummer is G682.
Apfía was een gelovig lid van Filemons huishouding[2] te Kolosse[5], waar Filemon waarschijnlijk woonde; misschien was zij de gemalin van Filemon[6], of anders ongetwijfeld van de christengemeente bij hem aan huis. Verder is niets van haar bekend. Zij is een van de drie met name genoemde gelovigen aan wie Paulus en Timotheüs een brief schreven, de brief aan Filémon. Ze wordt in het Nieuwe Testament alleen genoemd in Flm. 1:2.
Flm 1:1 Paulus, een gevangene van Christus Jezus, en Timotheüs, de broeder, aan Filemon, de geliefde en onze medearbeider, Flm 1:2 aan Apfia, de zuster, en aan Archippus, onze medestrijder, en aan de gemeente in uw huis: Flm 1:3 genade zij u en vrede van God onze Vader en van de Heer Jezus Christus. (Telos)
Voetnoten
- ↑ Statenvertaling, Herziene Statenvertaling
- ↑ 2,0 2,1 Grieks-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.
- ↑ Lexique grec (numéros Strong), onderdeel van de Online Bible (uitgeverij Importantia), geeft als betekenis op: "fructueux" (= vruchtbaar), "qui porte du fruit" (= die vrucht draagt).
- ↑ Thayer's Greek—English Lexicon of the New Testament. "Apparently a Phrygian name expressive of endearment."
- ↑ Strongs Grieks woordenboek.
- ↑ Griechisch-Deutsch Strongs Lexikon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia: "waarschijnlijk de gemalin van Filemon").