Beeldendienst

Uit Christipedia

Beeldendienst is de door God verboden verering van Hemzelf of een afgod onder een beeld.

Ex 20:4 U zult voor uzelf geen beeld maken, [geen] enkele afbeelding [van] wat boven in de hemel, of beneden op de aarde of in het water onder de aarde is. Ex 20:5 U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen, want Ik, de HEERE, uw God, ben een na-ijverig God, Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde [geslacht] van hen die Mij haten, (HSV)

Ex 20:23 U mag naast Mij geen goden van zilver maken, en goden van goud mag u [ook] niet voor uzelf maken. (HSV)

Ex 23:24 U mag zich voor hun goden niet neerbuigen en ze niet dienen. U mag niet doen overeenkomstig hun werken. Voorzeker, u moet ze volledig omverhalen en hun gewijde stenen helemaal in stukken slaan.(HSV)

Ex 34:17 U mag u geen gegoten goden maken.(HSV)

Le 19:4 U mag u niet tot de afgoden wenden en voor uzelf geen gegoten goden maken. Ik ben de HEERE, uw God.(HSV)

Le 26:1 U mag voor uzelf geen afgoden maken, u mag voor uzelf geen beeld of gewijde steen oprichten en u mag in uw land geen gebeeldhouwde steen zetten om u daarvoor neer te buigen, want Ik ben de HEERE, uw God. (HSV)

De 4:16 dat u niet verderfelijk handelt en voor u een beeld maakt, de afbeelding van enig afgodsbeeld, de vorm van een man of vrouw, (…) De 4:18 de vorm van iets wat op de aardbodem kruipt, [of] de vorm van enige vis die in het water onder de aarde [leeft]. De 4:19 [Pas er ook voor op] dat u uw ogen niet opslaat naar de hemel, en de zon, de maan en de sterren ziet, heel het leger aan de hemel, en u laat verleiden om u voor hen neer te buigen en hen te dienen. De HEERE, uw God, heeft hen aan al de volken onder de hele hemel toebedeeld, (HSV)

Beeldendienst heet de in de wet van Mozes op het strengst verboden (Ex. 20: 4) verering van de ware God onder een beeld, b.v. onder dat van een stier. Van af het gouden kalf van Aaron tot op de tijd van Jeremia (Jer. 48: 13), en Josia (2 Kon. 23 : 15 volg.) werd deze beeldendienst bovenal in het rijk der 10 stammen gevonden. Maar het betekent ook verering van heidense afgoden, die onder een beeld worden voorgesteld (zie Afgoderij).

Vervaardiging van beelden die God of een aspect van Hem voorstellen, leiden licht (mede) tot verering van het beeld zelf of verering van de Afgebeelde onder dat beeld. Wie voor een groot Christusbeeld staat, kan door gewoonte eerbied voor het beeld ontwikkelen en de Heer via het beeld gaan zoeken. Daarom wordt in het Oude Testament niet alleen de verering, maar ook de vervaardiging van dergelijke beelden verboden.

Vervaardiging van heilige zinnebeelden uit metaal, hout, enz., bijv. de cherubsbeelden, de koperen slang (Num. 21 : 8 v.), de twaalf gegoten stieren van de koperen zee (1 Kon. 7. 25) enz. is niet voor beeldendienst te houden, want er werd hun nooit godsdienstige verering bewezen. Zij werkten haar veeleer juist tegen, omdat zij daartoe dienden, om een der menselijke natuur inwonende behoefte aan aanschouwelijkheid, door voorstelling van goddelijke waarheden. in een zichtbaar beeld, te bevredigen. Hoe licht echter de mens ook hier het hem ten heil gegevene verdraait, en hoe nodig daarom het verbod van de beeldendienst in de wet was, ziet men behalve aan de kalverdienst ook aan de op Gods bevel door Mozes vervaardigde koperen slang, die naderhand tot afgodische verering misbruikt en daarom door Hizkia werd vernietigd (2 Kon. 18 : 4).

Ook Christenen hebben, zich in acht te nemen, om niet onder de verzoekingen der kunst – ‘dit mooie en treffende beeld is slechts kunst’ - het schepsel meer dan de Schepper, het beeld in plaats van de afgebeelde te dienen (Rom. 1: 22). Reeds de eerste Christenen weerlegden de verontschuldiging van de afgodendienst (nl. dat daarbij niet de beelden, maar de daardoor afgebeelde onzichtbare macht vereerd werd) en duldden in het geheel geen beelden in de kerken.

Later echter heeft, gelijk zoveel heidens gedoe, ook de beeldendienst, ondanks de beeldenstormerij, in de Griekse, en gelijk bekend is ook in de Roomse kerk zo de bovenhand gekregen, dat op vele plaatsen de ganse godsdienst niets dan heidense beeldendienst is en het fijne onderscheid, door het concilie van Trente (midden 16e eeuw) gemaakt tussen „verschuldigde verering" en „aanbidding" (welke laatste enkel God toe komt), voortdurend door de daad wordt verloochend.

Het is maar al te waar geworden, wat reeds Karel de Grote uitsprak, toen hij tussen de twee partijen beslissend de beelden in de kerken veroorloofde, „niet ter aanbidding, maar tot herinnering van de door deze afgebeelde daden en tot sieraad der muren; want wanneer ook enige beschaafden, die niet de beelden zelf, maar hun voorwerpen aanbidden, zich van de aanbidding onthouden, verstrekten zij toch tot ergernis der onbeschaafden, die niets anders aanbidden, dan hetgeen zij voor ogen zien."

En wanneer daarom in reformatorische ijver daartegen, hier en daar, uit weinig zin voor de kunst volgens sommigen te ver werd gegaan, zo is zelfs deze door de ernst van het goddelijk gebod en het gevaar van de menselijke zinnelijkheid meer gerechtvaardigd, dan een te veel aan de andere kant.

Wij zullen ook bij vele beelden der godheid, die ons ook vandaag worden vertoond en aangeboden, weldoen, een kuise gestrengheid in acht te nemen.

Het enige beeld van God dat we mogen aanbidden, is de onzienlijke Christus zelf.

2Co 4:4 ... Christus, die het beeld van God is, ... 

Col 1:15 Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene van de hele schepping,

Joh 12:45 En wie Mij aanschouwt, aanschouwt Hem die Mij heeft gezonden.

Joh 14:9 Jezus zei tot hem: Ben Ik zo lange tijd bij u en heb je Mij niet gekend, Filippus? Wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien; hoe zeg je dan: Toon ons de Vader?

Joh 15:24 ... maar nu hebben zij zowel gezien als gehaat zowel Mij als mijn Vader.

Flp 2:6 die in de gestalte van God zijnde ...

We kunnen God alleen juist vereren onder het beeld, dat Zijn Zoon zelf is, dus dankzij, door en met Zijn Zoon.

Bron

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Beeldendienst. Hieruit is op 21 sept. 2013 tekst genomen en verwerkt.