Bijbel:Genesis 1: verschil tussen versies

Uit Christipedia
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
(Nieuwe pagina aangemaakt met '<section begin=1 /><sup>1</sup><i> In het begin schiep GOD de hemelen en de aarde. </i><section end=1 /> <section begin=2 /><sup>2</sup> De aarde nu was woest en leeg, en duisternis [was] op het aangezicht van de [water]diepte; en de Geest van God zweefde op de wateren. <section end=2 /> <section begin=3 /><sup>3</sup> En God zei: Daar zij licht! en daar werd licht. <section end="3" /> <section begin=4 /><sup>4</sup> En God zag het licht, dat h...')
(geen verschil)

Versie van 25 apr 2024 20:06

1 In het begin schiep GOD de hemelen en de aarde. 2 De aarde nu was woest en leeg, en duisternis [was] op het aangezicht van de [water]diepte; en de Geest van God zweefde op de wateren. 3 En God zei: Daar zij licht! en daar werd licht. 4 En God zag het licht, dat het goed [was]; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. 5 En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, dag één.

Tweede dag

6 En God zei: Daar zij een uitspansel in het midden van de wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren! 7 En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel [zijn], en tussen de wateren, die boven het uitspansel [zijn]. En het was zo. 8 En God noemde het uitspansel hemelen. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag.


Derde dag


9 En God zei: Dat de wateren van onder de hemel in een plaats vergaderd worden, en dat het droge gezien worde! En het was al. 10 En God noemde het droge aarde, en de vergadering van de wateren noemde Hij zeeën; en God zag, dat het goed [was]. 11 En God zei: Dat de aarde uitschiete grasscheutjes, kruid zaadzaaiende, vruchtbaar geboomte, dragende vrucht naar zijn aard, welks zaad daarin zij op de aarde! En het was alzo. 12 En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruid zaadzaaiende naar zijn aard, en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was, naar zijn aard. En God zag, dat het goed [was]. 13 Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de derde dag.