Cappadocië
Cappadocië was in de Oudheid een bergachtig landschap in het oosten van Klein-Azië, thans een landschap in Turkije. In de tijd van het Nieuwe Testament was Cappadocië een provincie van het Romeinse rijk.
Cappadocië, Kappadocië of Kappadokië heet in het Turks Kapadokya, in het Grieks Καππαδοκία, Kappadokía, in het Latijn: Cappadocia.
Cappadocië werd begrensd ten oosten door Armenië en ten zuiden door Cilicië en Kommagene.
In 17 na Chr. werd Cappadocië een provincie van het Romeinse Rijk door Tiberius.
In Cappadocië woonden ook Joden.
Cappadocië wordt in het Nieuwe Testament genoemd in Hand. 2:9 en 1 Petr. 1:1. Ten tijde van de uitstorting van de Heilige Geest in Jeruzalem, woonden in deze stad Joden afkomstig uit Cappadocië. Zij stonden versteld toen zij de Galilese leerlingen van Jezus de taal van de Meden hoorden spreken.
Hnd 2:5 Nu woonden er in Jeruzalem Joden, godvrezende mannen uit elk van de volken die er onder de hemel zijn. Hnd 2:6 Toen nu dit geluid was ontstaan, kwam de volksmenigte samen en raakte in verwarring, want ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken. Hnd 2:7 En zij waren buiten zichzelf en verwonderden zich en zeiden: Zie, zijn niet al dezen die spreken Galileeërs? Hnd 2:8 Hoe horen wij hen dan ieder van ons in zijn eigen taal waarin wij geboren zijn? Hnd 2:9 Parthen, Meden en Elamieten, en de bewoners van Mesopotamie, Judea en Kappadocië, Pontus en Asia, Hnd 2:10 Frygie en Pamfylie, Egypte en de streken van Libie bij Cyrene, en de hier woonachtige Romeinen, zowel Joden als proselieten, Hnd 2:11 Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze talen over de grote daden van God spreken. Hnd 2:12 En zij waren allen buiten zichzelf en waren in verlegenheid en zeiden de een tot de ander: Wat mag dit toch zijn? (TELOS)
De apostel Petrus schreef zijn eerste brief "aan de vreemdelingen in de verstrooiing in Pontus, Galatie, Kappadocie, Asia, en Bithynie" (1 Petr. 1:1).