Cornelius
Cornelius was een vrome man, een heiden van Romeins geslacht, hoofdman (een centurio) van de Italiaanse legerafdeling (cohorte) welke te Caesarea in bezetting lag. Zijn bekering en doop wordt verhaald in Handelingen 10.
Naam. De Latijnse eigennaam Cornelius, in het Grieks Kornelios, komt van cornu = hoorn, en betekent "Hoornachtig"[1]. "Van een hoorn"[2] of "Gehoornde"[3]
Reputatie en bekering. Vóór zijn bekering tot Jezus Christus wordt van hem een mooi en zeer eervol getuigenis afgelegd:
Hnd 10:2 vroom en een man die God vreesde met zijn hele huis, vele aalmoezen gaf aan het volk en voortdurend tot God bad, (Telos)
De verschijning en boodschap van een engel deed Cornelius de apostel Petrus ontbieden, en een andere openbaring noopte deze Jood om tot de heiden te gaan. Cornelius kwam tot geloof in de Heer Jezus en werd met al de zijnen gedoopt.
Bron
P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Cornelius' is onder wijziging verwerkt op 17 mei 2023.