Dal van Josafat

Uit Christipedia

Het dal van Josafat, ofwel de vallei van Josafat (Eng. valley of Jehosaphat, valley of Josaphat; Fr. Valleé de Josaphat), is naar de letterlijke betekenis van Josafat (= 'Wien Jhwh oordeelt'), het dal van Gods gericht. De plaats wordt genoemd in Joël 3:2, 12. De benaming is zinnebeeldig en duidt op een plaats waar de grote beslissing in de eindtijd valt. God zal daar met de heidenen richten vanwege Zijn volk Israël.

Joe 3:1 Want ziet, in die dagen en te dier tijd, als Ik de gevangenis van Juda en Jeruzalem zal wenden; Joe 3:2 Dan zal Ik alle heidenen vergaderen, en zal hen afvoeren in het dal van Josafat; en Ik zal met hen aldaar richten, vanwege Mijn volk en Mijn erfdeel Israël, dat zij onder de heidenen hebben verstrooid, en Mijn land gedeeld; (SV)

Joe 3:12 De heidenen zullen zich opmaken, en optrekken naar het dal van Josafat; maar aldaar zal Ik zitten, om te richten alle heidenen van rondom. Joe 3:13 Slaat de sikkel aan, want de oogst is rijp geworden; komt aan, daalt henen af, want de pers is vol, en de perskuipen lopen over; want hunlieder boosheid is groot. Joe 3:14 Menigten, menigten in het dal des dorswagens; want de dag des HEEREN is nabij, in het dal des dorswagens. Joe 3:15 De zon en maan zijn zwart geworden, en de sterren hebben haar glans ingetrokken. Joe 3:16 En de HEERE zal uit Sion brullen, en uit Jeruzalem Zijn stem geven, dat hemel en aarde beven zullen; maar de HEERE zal de Toevlucht Zijns volks, en de Sterkte der kinderen Israëls zijn. Joe 3:17 En gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE, uw God ben, wonende op Sion, den berg Mijner heiligheid; en Jeruzalem zal een heiligheid zijn, en vreemden zullen niet meer door haar doorgaan. (SV)

Waarom is het dal van Josafat zogenoemd in Joël 3:2, 12? De naam Josafat betekent “Jhwh is rechter”, “Jhwh richt”, “Wien Jhwh oordeelt”, van Jeho en het werkwoord saphôt, richten, rechtspreken, oordelen.

Volgens sommigen is de naam louter allegorisch en ziet zij niet terug op een historische gebeurtenis. Zij vatten de benaming niet op als de eigennaam van de gelijknamige koning van Juda, maar in zijn oorspronkelijke betekenis van „Jhwh richt” of „Jhwh is rechter”.

Andere uitleggers denken aan de in 2 Kron. 20:16-26 verhaalde gebeurtenis. Josafat was een koning van Juda. Joëls dal van Josafat heeft zijn naam wellicht ontleend aan hetgeen God eens als tot voorbeeld onder de koning Josafat aan enkele heidense volken heeft gedaan (2 Kron. 20:1v). Hier leest men van een merkwaardige nederlaag, waarbij vele tegen Juda samen verbonden vijanden, onder Josafats regering, door Goddelijke tussenkomst geheel verslagen en vernield werden. Hierdoor wordt de toekomstige nederlaag van Israëls vijanden verafschaduwd. De samen verbonden volken zullen door Goddelijke tussenkomst worden getroffen en eindigen in een volkomen vernieling.

Een grote menigte (20:2, 12, 15) van Moabieten, Ammonieten en ook Edomieten was tegen Josafat ten strijde getrokken. Josafat riep een vasten uit. Juda zocht God. In de tempel smeekte Josafat God om uitredding, terwijl het volk van Juda aanwezig was. Daarop liet God door een profeet weten dat hij voor Israël zou strijden. Toen maande Josafat het volk op God te vertrouwen en liet hij zangers lof aan God brengen.

2Kr 20:22 Ter tijd nu, als zij aanhieven met een vreugdegeroep en lofzang, stelde de HEERE achterlagen tegen de kinderen Ammons, Moab, en die van het gebergte Seïr, die tegen Juda gekomen waren; en zij werden geslagen. 2Kr 20:23 Want de kinderen Ammons en Moab stonden op tegen de inwoners van het gebergte Seïr, om te verbannen en te verdelgen; en als zij met de inwoners van Seïr een einde gemaakt hadden, hielpen zij de een den ander ten verderve. 2Kr 20:24 Als nu Juda tot den wachttoren in de woestijn gekomen was, wendden zij zich naar de menigte; en ziet, het waren dode lichamen, liggende op de aarde, en niemand was ontkomen. 2Kr 20:25 Josafat nu en zijn volk kwamen, om hun buit te roven, en zij vonden bij hen in menigte, zowel have en dode lichamen, als kostelijk gereedschap, en namen voor zich weg, totdat zij niet meer dragen konden; en zij roofden den buit drie dagen, want dies was veel. 2Kr 20:26 En op den vierden dag vergaderden zij zich in het dal van Beracha, want daar loofden zij den HEERE; daarom noemden zij den naam dierzelver plaats het dal van Beracha, tot op dezen dag. 2Kr 20:27 Daarna keerden alle mannen van Juda en Jeruzalem weder, en Josafat in de voorspitse van hen, om wederom met blijdschap tot Jeruzalem te komen; want de HEERE had hen verblijd over hun vijanden. 2Kr 20:28 En zij kwamen te Jeruzalem, met luiten, en met harpen, en met trompetten, tot het huis des HEEREN. 2Kr 20:29 En er werd een verschrikking Gods over alle koninkrijken dier landen, als zij hoorden, dat de HEERE tegen de vijanden van Israël gestreden had. 2Kr 20:30 Alzo was het koninkrijk van Josafat stil; en zijn God gaf hem rust rondom henen. (SV)

Josafat trof de vijanden aan in een dal in de woestijn van Jeruël, tot waar de legers van Ammon, Moab en Edom waren doorgedrongen, toen zij tegen Juda en Jeruzalem optrokken. De woestijn Jeruël ligt tussen de woestijn Thekoa (2 Kron. 20:20) en de Dode Zee. In de woestijn Jeruël liep de bergweg van Engedi naar Jeruzalem. Daar werden de vijanden geslagen.

Na de overwinning kwam het leger van Juda in het dal van Beracha (= “lofdal) iets noordwestelijk van het slagveld, om God te loven. Dit dal ligt aan de weg tussen Bethlehem en Hebron, omstreeks 2 uren lopen van eerstgenoemde stad verwijderd.

De plaats van de grote beslissing in de eindtijd wordt door de profeet Joël genoemd het dal van Josafat. Hem zweefde daarbij duidelijk de ten tijde van Josafat door God bewerkte vernietiging van Juda’s vijanden voor de aandacht. Hij gebruikt deze uitdrukking te liever, omdat het woord Josafat tevens betekent "Jhwh is rechter."

De naam "het dal van Josafat" is waarschijnlijk een zinnebeeldige benaming en niet zozeer een geografische aanduiding. Er is in de geschiedenis geen eigenlijk dal van Josafat in de nabijheid van Jeruzalem of elders binnen het land van Israël. “Josafat” is een beduidende naam: "Jhwh houdt gericht". Dat Joël geen dal bedoelde dat toen werkelijk zo heette, blijkt ook uit vers 14, waar hij het weer dichterlijk „het dal van de dorswagen” noemt.

Joe 3:12 De heidenen zullen zich opmaken, en optrekken naar het dal van Josafat; maar aldaar zal Ik zitten, om te richten alle heidenen van rondom. (…) Joe 3:14 Menigten, menigten in het dal des dorswagens; want de dag des HEEREN is nabij, in het dal des dorswagens. (SV)

Ligging van het dal

Over de ligging van Joëls dal van Josafat wordt verschillend gedacht. Mogelijke verklaringen zijn:

  • het dal in de woestijn van Jeruël bij de Dode Zee, waar de drie volken geslagen werden
  • het dal van Beracha, waar God geloofd werd
  • een nog onbekende plaats bij Jeruzalem
  • het Kidrondal tussen Jeruzalem en de Olijfberg
  • het dal van Megiddo in het noorden van Israël

Het dal in Jeruël

Of Joël met ‘het dal van Josafat’ op het oog heeft gehad het dal naast de Dode Zee, in de woestijn Jeruël, waar eens Juda onder Josafat verlost werd, is niet te bepalen.

Het dal van Beracha

Een deel van de uitleggers, die de uitdrukking “het dal van Josafat” verbinden met het dal waar de verbonden legers van Moab, Ammon en Edom werden vernield, houden het dal van Josafat voor hetzelfde als het dal van Beracha, waar Jozua later een dankdag hield. Dit is echter niet waarschijnlijk.

Door sommigen, die beide dalen gelijkstellen en aannemen dat de grote beslissing bij Jeruzalem valt, is het "Lofdal", het dal van Beracha (2 Kron. 20:26) verplaatst naar het Kidrondal. Dit is onterecht.

Bij Jeruzalem

Volgens velen moet het toekomstige dal van Josafat, waarin de vijandige volken geoordeeld zullen worden, in de nabijheid van Jeruzalem liggen. Men kan zich hiervoor beroepen op Zach. 14:2-3 en Joel 3:16.

Zac 14:2 Want Ik zal alle heidenen tegen Jeruzalem ten strijde verzamelen; en de stad zal ingenomen, en de huizen zullen geplunderd, en de vrouwen zullen geschonden worden; en de helft der stad zal uitgaan in de gevangenis; maar het overige des volks zal uit de stad niet uitgeroeid worden. Zac 14:3 En de HEERE zal uittrekken, en Hij zal strijden tegen die heidenen, gelijk ten dage als Hij gestreden heeft, ten dage des strijds. Zac 14:4 En Zijn voeten zullen te dien dage staan op den Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, tegen het oosten; en de Olijfberg zal in tweeën gespleten worden naar het oosten, en naar het westen, [zodat] er een zeer grote vallei zal zijn; en de ene helft des bergs zal wijken naar het noorden, en de helft deszelven naar het zuiden. Zac 14:5 Dan zult gijlieden vlieden [door] de vallei Mijner bergen (want deze vallei der bergen zal reiken tot Azal), en gij zult vlieden, gelijk als gij vloodt voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, den koning van Juda; dan zal de HEERE, mijn God, komen, [en] al de heiligen met U, [o HEERE!] (SV)

Voor een plaats bij Jeruzalem wordt ook als grond aangevoerd Joël 3:12-17. Uit Sion, Jeruzalem, zal Jhwh brullen.

Joe 3:12 De heidenen zullen zich opmaken, en optrekken naar het dal van Josafat; maar aldaar zal Ik zitten, om te richten alle heidenen van rondom. (...) Joe 3:14 Menigten, menigten in het dal des dorswagens; want de dag des HEEREN is nabij, in het dal des dorswagens. (...) Joe 3:16 En de HEERE zal uit Sion brullen, en uit Jeruzalem Zijn stem geven, dat hemel en aarde beven zullen; maar de HEERE zal de Toevlucht Zijns volks, en de Sterkte der kinderen Israëls zijn. Joe 3:17 En gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE, uw God ben, wonende op Sion, den berg Mijner heiligheid; en Jeruzalem zal een heiligheid zijn, en vreemden zullen niet meer door haar doorgaan. (SV)

Op de berg Sion, binnen Jeruzalem zal er ontkomen en behoudenis zijn. Jeruzalem en Zion vormen hier met het dal Josafats de grote tegenstelling tussen het behoud van de gelovigen en het verderf van de ongelovigen.

Het dal van Josafat (Du. Josaphat Thal) gelegen tussen de tempelberg en de Olijfberg

Het Kidron-dal

Als het toekomstige dal van Josafat bij Jeruzalem ligt, wat is dan de preciese ligging? De buitenbijbelse, zowel Joodse als christelijke overlevering (zie bijv. het Onomasticon) plaatst het dal van Josafat tussen de tempelberg en de Olijfberg. Sinds de 4de eeuw wordt het bovendeel van het dal Kidron met de naam van "Dal van Josafat" aangeduid (zie plattegrond hiernaast).

Dat het dal van Josafat in het Kidrondal gesitueerd moet worden, is tegenwoordig de meest gehuldigde opvatting.

Doch de daar bij Jeruzalem gelegen vallei wordt in de Bijbel en bij Flavius Josephus altijd naar de beek Kidron of Kedron genoemd. Het Kidrondal wordt ook wel tranendal genoemd, naar de vele begraafplaatsen aldaar.

Waarom is de naam dan aan (een deel van) het Kidrondaal gegeven? Volgens sommigen ontleent het dal zijn naam aan het graf van Josafat daar ter plaatse. Volgens anderen zou Josafat daar een prachtig werk gesticht, of een heerlijke daad gedaan hebben. Weer anderen menen dat de naam gegeven is waarschijnlijk met het oog op de profetie van Joël over de grote dag van Jhwh in het dal van Josafat.

Stefanus stierf door steniging in het ‘dal van Josafat’ bij Jeruzalem, „een echt dodendal, dat bezaaid is met graven", aldus een Nederlandse reiziger uit 1928[1]. Er is onder meer te vinden de graftombe van Salomo, het graf van Josafat, de graftombe van Zacharia. Op de aangrenzende helling van de Olijfberg ligt Gethsémané (= 'olijvenpers'), waar de ziel van de Heiland 'geperst' werd door het vooruitzicht van zijn kruislijden.

 'Dal van Josafat' in het Kidrondal, 1856

Het dal van Megiddo

Weer een andere opvatting vereenzelvigt het dal van Josafat met het dal van Meggido, omdat eens een internationale troepenmacht, inclusief het Beest, verzameld zal worden in de plaats Harmagedon, waar ‘de oorlog van de grote dag van God de Almachtige’ gevoerd zal worden (Opb. 16:14-16).

Opb 16:14 want het zijn geesten van demonen die tekenen doen en die uitgaan naar de koningen van het hele aardrijk, om hen te verzamelen tot de oorlog van de grote dag van God de Almachtige. Opb 16:15 Zie, Ik kom als een dief. Gelukkig hij die waakt en zijn kleren bewaart, opdat hij niet naakt wandelt en men zijn schaamte niet ziet. Opb 16:16 En Hij verzamelde hen op de plaats die in het Hebreeuws Harmagedon heet. (TELOS)

In de naam Harmagedon ligt een duidelijke verwijzing naar de stad Megiddo. Vandaar dat sommigen bij “dal van Josafat” aan het dal van Megiddo denken. Anderen echtern zien het dal van Megiddo als een verzamelplaats en het dal van Josafat als de plaats waar het oordeel door God wordt uitgevoerd.

Onduidelijk

Het is dus onduidelijk waar het dal van Josafat gesitueerd moet worden: in het Kidrondal bij Jeruzalem, of in het dal van Megiddo (Harmagedon), of in het dal van Beracha, of oostelijk van de Dode Zee in het dal in de woestijn van Jeruël?

Het is in elk geval een dal, door God bestemd, om daarin, door een geduchte nederlaag toe te brengen, gericht over Israëls vijanden te houden, zoals hij dat eertijds heeft gedaan met het verbond van Moabieten, Ammonieten en Edomieten. Voor Israël zal dat een geweldige uitredding betekenen, zoals dat vroeger voor Josafat en het volk van Judea was.

Oorzaken van het gericht

God zal aldaar met de volken een bloedige gerichtsdag houden, vanwege al hun boosheid en al hun vervolgen van Zijn volk en Zijn erfdeel Israël, dat zij onder de heidenen hebben verstrooid en Zijn land gedeeld. De reden van het Godsgericht in het dal van Josafat is dus onder meer de verstrooiing van Gods volk onder de heidenen.

Joe 3:2 Dan zal Ik alle heidenen vergaderen, en zal hen afvoeren in het dal van Josafat; en Ik zal met hen aldaar richten, vanwege Mijn volk en Mijn erfdeel Israël, dat zij onder de heidenen hebben verstrooid, en Mijn land gedeeld; (SV)

De Filistijnen en Arabieren waren het eerste en bijzonder sprekende voorbeeld van heidenen die Israëlieten wegvoerden. Ze trokken tegen koning Joram op, vielen Jeruzalem binnen en voerden zijn have met zijn kinderen en zijn vrouwen weg (2 Kr. 21:16).

Bronnen

Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Joël 3:2, 9; 2 Kron. 20:26. Hieruit is tekst verwerkt.

W. Moll, P. J. Veth en F. J. Domela Nieuwenhuis, Bijbelsch woordenboek voor het christelijk gezin (Amsterdam: P.N. van Kampen, 1855). Eerste deel, blz. 196; tweede deel, blz. 243.

S.J. van Ronkel, Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld. (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Josaphats-dal. Van Ronkel was destijds hoofdonderwijzer aan een Joodse school en beëdigd vertaler.

Voetnoot

  1. C.J Hoekendijk, Zijn ‘Vaderland’; mijn reis naar en door het heilige land (Franeker: Het Lectuurfonds, z.j, waarsch. 1928), blz. 150.