Daniël 11: verschil tussen versies
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
k (→8) |
k (→19) |
||
Regel 153: | Regel 153: | ||
'''Maar zij zal niet vast staan, en zij zal voor hem niet zijn.''' Cleopatra kiest de kant van haar man Ptolemaeus V. |
'''Maar zij zal niet vast staan, en zij zal voor hem niet zijn.''' Cleopatra kiest de kant van haar man Ptolemaeus V. |
||
{{Tijdbalk Israël 200-100 v.C.}} |
|||
== 18 == |
== 18 == |
||
Regel 160: | Regel 162: | ||
== 19 == |
== 19 == |
||
<onlyinclude><sup>19</sup> En hij zal zijn aangezicht keren naar de sterkten zijns lands, en hij zal aanstoten, en vallen, en niet gevonden worden. </onlyinclude>(SV) |
<onlyinclude><sup>19</sup> En hij zal zijn aangezicht keren naar de sterkten zijns lands, en hij zal aanstoten, en vallen, en niet gevonden worden. </onlyinclude>(SV) |
||
'''En vallen.''' Hij wordt in Elam gedood door de plaatselijke bevolking, nadat zij hem |
'''En vallen.''' Hij wordt in Elam gedood door de plaatselijke bevolking, nadat zij hem betrappen om het ontvreemden van tempelschatten. |
||
20 En in zijn staat zal er een opstaan, doende een geldeiser doortrekken, in koninklijke heerlijkheid; maar hij zal in enige dagen gebroken worden, nochtans niet door toornigheden, noch door oorlog. |
|||
21 ¶ Daarna zal er een verachte in zijn staat staan, denwelken men de koninklijke waardigheid niet zal geven; doch hij zal in stilheid komen, en het koninkrijk door vleierijen bemachtigen. |
|||
22 En de armen der overstroming zullen overstroomd worden van voor zijn aangezicht, en zij zullen gebroken worden, en ook de vorst des verbonds. |
|||
23 En na de vereniging met hem zal hij bedrog plegen, en hij zal optrekken, en hij zal met weinig volks gesterkt worden. |
|||
24 Met stilheid zal hij ook in de vette plaatsen des landschaps komen, en hij zal doen, dat zijn vaders, of de vaders zijner vaderen, niet gedaan hebben; roof, en buit, en goederen, zal hij onder hen uitstrooien, en hij zal tegen de vastigheden zijn gedachten denken, doch tot een [zekeren] tijd toe. |
|||
25 En hij zal zijn kracht en zijn hart verwekken tegen den koning van het Zuiden, met een grote heirkracht; en de koning van het Zuiden zal zich in den strijd mengen met een grote en zeer machtige heirkracht; doch hij zal niet bestaan, want zij zullen gedachten tegen hem denken. |
|||
26 En die de stukken zijner spijze zullen eten, zullen hem breken, en de heirkracht deszelven zal overstromen, en vele verslagenen zullen vallen. |
|||
27 En het hart van beide deze koningen zal wezen om kwaad te doen, en aan een tafel zullen zij leugen spreken; en het zal niet gelukken, want het zal nog een einde hebben ter bestemder tijd. |
|||
==28== |
==28== |