Discipel
Een discipel of leerling is een aanhanger en volgeling van een profeet of wijze. Een gelovige in Jezus Christus is een discipel van Hem; hij wil worden als zijn Meester.
Het woord ‘discipel’ is een vertaling van het Griekse woord mathe’tes (μαθητης), dat “leerling, pupil, discipel” betekent, en dat afgeleid is van het werkwoord man’thano (μανθανω). Manthano heeft de volgende betekenissen:
- 1) leren, aannemen
- 1a) zijn kennis vermeerderen, meer kennis verwerven
- 1b) horen, vernemen
- 1c) leren door gebruik en ervaring
- 1c1) gewoon zijn
Het woord "discipel" komt in het Nieuwe Testament 27 keer voor, "discipelen" 229 keer. Vergelijk: "gelovigen" 9x, "gelovige" 7x, "christenen" 1x, "christen" 2x.[1]
Leerling - Meester. Een discipel of leerling leert van een Meester (of Leermeester) en volgt Hem na. De verhouding leerling - meester wordt onderscheiden van de verhouding slaaf - heer. Een slaaf is eigendom van zijn heer en dient hem. Een leerling leert van zijn meester en wil hem navolgen.
Mt 10:24 Een discipel is niet boven zijn meester, en een slaaf niet boven zijn heer. Mt 10:25 Het is de discipel genoeg dat hij wordt als zijn meester, en de slaaf als zijn heer. Als zij de heer des huizes Beelzebul hebben genoemd, hoeveel te meer zijn huisgenoten! (TELOS)
Leerlingen van Johannes de Doper. In het Nieuwe Testament zijn er behalve discipelen van de Heer Jezus ook leerlingen van Johannes de Doper. Dezen vroegen Jezus waarom zijn discipelen niet vasten.
Mt 9:14 Toen kwamen de discipelen van Johannes tot Hem en zeiden: Waarom vasten wij en de farizeeen dikwijls, maar uw discipelen vasten niet? (TELOS)
Leerlingen van de Heer Jezus. De bekendste leerlingen van de Heer Jezus Christus waren de twaalf die door hem geroepen waren. Doch er waren er meer, onder andere Jozef van Arimathea, die later zijn graf ter beschikking stelde aan zijn gestorven Meester:
Mt 27:57 Toen het nu avond was geworden, kwam een rijk man van Arimathea, Jozef geheten, die ook zelf een discipel van Jezus was geworden. (TELOS)
'Discipelen van Mozes'. Jezus’ tegenstanders noemden zichzelf, tegenover de blindgeborene die genezen was, ‘discipelen van Mozes’
Joh 9:28 En zij scholden hem uit en zeiden: U bent een discipel van Hem, maar wij zijn discipelen van Mozes. (TELOS)
Leerlingen van Paulus. Ook Paulus had zijn discipelen (Hand. 9:25 ‘zijn discipelen’), maar hij leidde hen op tot discipelen van de Heer Jezus.
Doel van discipelschap. Het doel van een discipel is te worden als zijn meester.
Mt 10:24 Een discipel is niet boven zijn meester, en een slaaf niet boven zijn heer. Mt 10:25 Het is de discipel genoeg dat hij wordt als zijn meester, en de slaaf als zijn heer. Als zij de heer des huizes Beëlzebul hebben genoemd, hoeveel te meer zijn huisgenoten! (TELOS)
Het behaagde God om Zijn Zoon in een mens als Saulus, die eerst de gemeente vervolgde en later tot bekering kwam, te openbaren.
Ga 1:15 Maar toen het God, die mij vanaf de schoot van mijn moeder afgezonderd en door zijn genade geroepen heeft, behaagde Ga 1:16 zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem onder de volken verkondigde, ging ik terstond niet te rade met vlees en bloed, (TELOS)
Paulus vergelijkt zijn moeite om leerlingen gelijkvormig aan Christus te maken met een bevalling. Aan de gelovigen in Galatië schreef hij:
Ga 4:19 mijn kinderen, van wie ik opnieuw in barensweeën ben, totdat Christus gestalte in u krijgt. (TELOS)
Discipelen maken. De Heer Jezus heeft de apostelen opgedragen discipelen te maken.
Mt 28:19 Gaat dan heen, maakt alle volken tot discipelen, hen dopend tot de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest en hen lerend te bewaren alles wat Ik u heb geboden. (TELOS)
Hnd 6:7 En het woord van God nam toe en het getal van de discipelen in Jeruzalem vermeerderde zeer en een grote menigte van de priesters werd gehoorzaam aan het geloof. (TELOS)
In Derbe maakten Paulus en Barnabas vele discipelen van Jezus.
Hnd 14:21 En nadat zij aan die stad het evangelie hadden verkondigd en vele discipelen hadden gemaakt, keerden zij terug naar Lystra, naar Iconium en naar Antiochie (TELOS)
'Christenen'. De discipelen van Jezus werd het eerst in Antiochië (Syrië) christenen genoemd. Zij waren leerlingen van Jezus, die zij als de Christus (Messias) erkenden.
Hnd 11:26 En het gebeurde dat zij een heel jaar in de gemeente bijeenkwamen en een aanzienlijke menigte leerden en dat de discipelen het eerst in Antiochie christenen werden genoemd. (TELOS)
In Zijn woord blijven.
Joh 8:31 Jezus dan zei tot de Joden die in Hem geloofden: Als u in mijn woord blijft, bent u waarlijk mijn discipelen; Joh 8:32 en u zult de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken. (TELOS)
Zijn geboden bewaren.
Mt 28:19 Gaat dan heen, maakt alle volken tot discipelen, hen dopend tot de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest en hen lerend te bewaren alles wat Ik u heb geboden. (TELOS)
Joh 15:10 Als u mijn geboden bewaart, zult u in mijn liefde blijven, zoals Ik de geboden van mijn Vader heb bewaard en in zijn liefde blijf. (TELOS)
Zie ook
Bron
Grieks-Nederlands Lexicon (onderdeel van de Online Bible) s.v. Strongs nummer 3101, 3129.
Voetnoot
- ↑ Telling in de TELOS-vertaling