GEZAG en/in DIENSTBAARHEID m/v
GEZAG en/in DIENSTBAARHEID m / v ?
INHOUD (deze laat tevens de onderwerpen zien).
A INLEIDING
B. Gezagsgebieden
C Het Gezag van Jezus
D Het Gezag van de Apostelen
Kiezen en aanstellen 12e Apostel.
Rechten van de Apostelen
E. HOUDING GEZAGDRAGERS
Aanstellen nieuwe Gezagsdragers.
Gemeentelijke problemen oplossen.
F. Oudsten
OPZIENER
WAARAAN VOLDOEN
DE TAAK
G. Diakenen
Gemeente-Diakenen en Zendings-Diakenen
H. VROUWEN als leidinggevenden
HOE GAAT JEZUS OM MET VROUWEN
1. De Samaritaanse vrouw.
2. De Syro-Fenicie vrouw
3. De voeten zalvende vrouw
4. Andere vrouwen
I. Hoe zit het eigenlijk, vrouwen als leidinggevenden..
Vrouwen staatkundig gezag Argumenten uit de Bijbel De vrouw als diaken Vrouwen als onderwijsgevenden. Vrouwen in de zending. Vrouwen als profetessen. Vrouwen en gebed en zangleiding. En de mannen dan? Misleiding. Rustig houden.
J. Andere leidinggevenden.
Profeet, Leraar, Liturg, Adjudant/vicaris, Voorganger, Prediker/predikant. Leiders.
K. De Broeder, De Zuster..
L. Samenvatting Gezag in dienstbaarheid.
A. INLEIDING
Jouw vraag over hoe de Bijbel zelf spreekt over; hoe leiding gegeven wordt aan de gemeente van Jezus Christus, zijn hier enkele overwegingen.
Er zijn in vele boeken en artikelen en dingen geschreven over leiding en bestuur in de gemeente of kerk. Meestal beschrijven ze de structuur van kerk en gemeente zoals dat in verschillende kerkverbanden plaatsvindt. En of vrouwen ook in het ambt kunnen. Bij de een helemaal wel en bij de ander helemaal niet. En hoe zit dat in de politiek? Wat we willen weten is wat de Bijbel (Biblos) zelf zegt. En dat is best verrassend.
Eerst het gezag van Jezus. Dan het gezag van de apostelen. Ten derde gezag in de gemeente van Christus. Mannen en vrouwen? We moeten onderscheiden dat de Here Jezus en zijn discipelen allen in het Hebreeuws/Aramees spraken en het Grieks ook slechts een vertaling daarvan is, de diepere betekenis van het geestelijk ligt in de oorspronkelijke taal. Soms echter is er ook in het Grieks een diepere betekenis die niet in één woord in het Nederlands te vertalen is. Daarom wordt ook de Griekse tekst uitvoeriger behandeld, Het ‘ε’ tekentje staat voor de Griekse letter ‘h’, ‘ή’ , =de ‘è’ of ‘hè’ klank. Tenzij anders aangegeven zijn de teksten uit de NBG51.
B. Gezagsgebieden
Eerst het gezag van Jezus.
Daar valt in wezen niet over te twisten. Als je christen bent en volgeling van Jezus dan spreekt het vanzelf. Jezus is de Zoon van God en ook God, er is geen hoger gezag. Echter van menselijk standpunt gezien, zoals de Leiders van Israël toen, was ook duidelijk dat Jezus het hoogste gezag had. dat werd op verschillende manieren duidelijk gemaakt. Alleen de meesten wilden het niet aanvaarden. Maar zijn volgelingen (discipelen) hebben hem aanvaard.
Dan het gezag van de apostelen.
Hoe ontvingen ze dit gezag en wat voor gezag was dat dan. Hoe wilde Jezus dat ze dat zouden uitoefenen.
Ten derde gezag in de gemeente van Christus.
Het beruste eerst bij de apostelen en toen bij de oudsten, maar er zijn later ook diakenen en andere leiders. Was dat allemaal hetzelfde of was er toch verschil, dus onderscheid. En zijn ook de vrouwen daarin betrokken of niet en hoe dan.
Gezag wordt verleent (binnen een bepaald kader) door wie gezag heeft.
Gezag moet aanvaard worden en uitgeoefend door wie daarin aangesteld is.
Gezag moet aanvaard worden door hen die onder dat gezag staan.
C. Het Gezag van Jezus.
We geloven dat de Heilige Schrift het geopenbaarde Woord van God is en ons daarom ook leert over de gemeentestructuur van de kerk (het lichaam) van Jezus Christus. Als het gaat om Gezag, wie heeft de Leiding. Wie heeft het (geestelijk) gezag. - I s er verschil tussen Leiding geven en Gezag hebben.
God zelf als Schepper van de hemelen en de aarde is het hoogste Gezag.
In de Thora heeft God de priesters aangewezen als geestelijke gezagsdragers over het volk Israël. De richters en daarna de koning en zijn vorsten droegen het staatkundig gezag. Eigenlijk een soort hiërarchie (priesterrangorde) van hogepriester, priester en dienaren (de levieten). Waarbij alleen de (hoge)priester bevoegd was om de offers te brengen voor de zonde van het volk. Om de relatie met God te kunnen herstellen.
Dan lezen we dat God zelf begint aan te gegeven en te bepalen wie het Gezag heeft in de tijd van het Nieuwe Verbond. (wat wij het Nieuwe Testament noemen) Als het koninkrijk van God zich baan breekt met de verkondiging door Jezus. Eerst komt Gods stem tot Johannes (de Doper) de zoon van Zacharia, uit het geslacht van het priesterschap. Een priesterlijke aanstelling kreeg je als je 30 jaar werd, Johannes was toen 30 jaar. God zelf zet hem apart met een profetische bediening.
Een Stem die zegt: ' op wie je de Geest ziet komen en blijven, Die is het'. Joh.1:29-34. God zelf geeft dus aan waar op gelet moet worden zodat je weet Wie het is. Tot dan toe is God incognito aanwezig in Jezus als de mensenzoon. Dan als Jezus door Johannes gedoopt wordt en de Heilige Geest als een duif neerkomt op Jezus, wordt Jezus aangewezen door de Heilige Geest. Mat.3:16, Mar.1:9, Luk.3:22. Als God (de Vader) zich daarbij voegt met een stem uit de hemel: ' Deze is Mijn Zoon, de Geliefde, in Wien ik mijn welbehagen heb'. Mat.3:17. 'Gij zijt Mijn Zoon, de Geliefde, in U heb Ik mijn welbehagen'. Mar.1:10, Luk.3:22. De Drie eenheid is samen aanwezig.
De mensen hebben het allemaal gehoord, ook de Farizeeën waren bij de Jordaan. Toch willen ze het niet aannemen. Later stellen ze de vraag aan Jezus wie hem zijn ‘bevoegdheid’ heeft gegeven. Jezus verwijst dan naar Johannes. De grondtekst van het woord 'bevoegdheid' heeft het over 'exousia' . ‘EXOUSIA’ betekent :gezag, autoriteit, de exclusieve macht om dit te doen. Dit heeft een veel sterkere lading dan ‘bevoegdheid’. Dat is wat zij Hem vragen, 'wie heeft u dit Gezag gegeven'?
Later op de berg der verheerlijking spreekt God een tweede keer en bevestigd opnieuw: 'Daar overschaduwde hen een lichtende wolk, en een stem uit de wolk zeide: 'Deze is Mijn Zoon, de Geliefde*, in Wien Ik mijn welbehagen heb; hoort naar Hem'. Mat.17:5, Mar.9:7 Horen was een belangrijke oproep in Israël, het “Sjema Isra-el”. Deu.6:4. Wat God hun geboden had, horen naar God en gehoorzamen, en nu zegt God ‘hoort naar Hem’.
Ook Petrus, als apostel, komt daar op terug in zijn brief aan de gemeente., 1Pet.01:16-18, ‘maar wij zijn ooggetuigen geweest van zijn majesteit’. ‘Want Hij heeft van God, de Vader, eer en heerlijkheid ontvangen, toen zulk een stem van de hoogwaardige Heerlijkheid tot hem kwam; 'Deze is mijn Zoon, mijn geliefde, in wien Ik mijn welbehagen heb’. ‘En deze stem hebben ook wij uit de hemel horen komen, toen wij met Hem op de heiligen berg waren’. Zo wordt Jezus als Gods Zoon aangewezen en bekrachtigd met de Heilige Geest en heeft Hij het absolute gezag ontvangen. 1. Over de natuur. 2. Over ziekte en dood. 3. Over demonen, boze geesten. 4. Over de Gemeente.
Jezus zelf is de Gezondene, de Gezant uit de hemel. De Apostel en Hogepriester. ‘Daarom heilige broeders, deelgenoten der hemelse roeping, richt uw oog op de Apostel (gezondene) en Hogepriester onzer belijdenis, Jezus’. Heb.3:1. ‘Maar Christus, opgetreden als Hogepriester (door zichzelf te offeren)’. Heb.9:11.
Hij begint met het prediken (kεrussein = proclameren*) over het Koninkrijk der hemelen, en wat dit allemaal geestelijk en praktisch betekent. Zie de Bergrede, Mat.6-9. Ook aan de andere steden moet Ik het evangelie van het Koninkrijk Gods verkondigen*, want daartoe ben Ik uitgezonden.(apestalmai) Luk. 4:43. Apostel* is dus Gezondene.
Jezus is de koning van dat koninkrijk. Hij bepaald en leert zijn regels van dat koninkrijk, maar ook op welke wijze de leidinggevenden leiding gaan geven. Dat heeft Hij hen duidelijk gemaakt ook in de 40 dagen na zijn opstanding en toen Hij hun zijn geboden gegeven heeft. Als de gemeente begint is het voor de 'apostelen'* duidelijk hoe er leiding geven moet worden in het koninkrijk van de liefde. Want in de gemeente van Christus is een bepaalde vorm van dat Koninkrijk al aanwezig.
Onder het Oude Verbond lag het geestelijk gezag bij de (hoge)priester, die mocht de offers brengen. Het staatkundig gezag was bij de koning en zijn ambtenaren. In het Nieuwe Verbond zegt Petrus zijn we ‘een koninklijk priesterschap’.1Pet.2:9.
D. Het Gezag ontvangen door de Apostelen.
Het gezag* en bediening* (diakonein) van de eerste twaalf apostelen*. Mat.10:1-8(-42) Jezus begint met het aanstellen* van uit zijn discipelen kring van de 12 apostelen. En geeft ook hun 'gezag', autoriteit. Zoals we al eerder hebben gezien bij Jezus is dat het woord ‘exousia.’. Dat is Autoriteit over: a. demonen/boze geesten b. en om zieken te genezen. c. Hij zendt*(exapesteilan) hen uit om te prediken*, het evangelie van het Koninkrijk. Daarnaast is er ook zorg voor de armen. Joh. 13:29 of dat hij iets aan de armen moest geven. Joh. 12:4-7. En ook betalen ze de belasting aan de overheid. Mat. 22:21. Geeft de keizer wat des keizers is. Judas is de beheerder van het geld, de kas. Joh. !2:6, !3:29.
Voor Zijn hemelvaart geeft Jezus hen het Zendingsbevel Mat.28:18-19. Gaat dan heen, (1) maakt alle volken tot Mijn discipelen (leerlingen, volgelingen) (2) en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, (3) en leert* hen onderhouden al wat Ik u bevolen* heb. Maar ook in Han.1:1-11. Jezus heeft de 'apostelen' uitgekozen* (exelexato).. election=verkiezing. Dit deed Hij door de Heilige Geest. Jezus gaf de 'apostelen' zijn bevelen*(enteilamenos). De meesten van hen waren ongeletterde mensen, zij kwamen niet meer uit een priestergeslacht. Jezus laat zien dat in het koninkrijk van God er geen voorrechten meer zijn van een bepaalde klasse, ook vissers mensen worden Zijn geestelijke leidinggevenden.
Jezus verscheen hen 40 dagen lang, na zijn opstanding. Hij spreekt met hen over al wat het Koninkrijk Gods betreft en dat ze moesten wachten op de belofte van de Vader Om met de Heilige Geest gedoopt te worden. 'Wanneer de Heilige Geest over jullie komt Dan zul je kracht* ontvangen, (dunamin). En je zult mijn getuigen* zijn'.(martures). Ons woord ‘martelaar’. Op de pinksterdag; zij dan, (1) die zijn woord (van Petrus) aanvaarden, (2) lieten zich dopen …..(3) En zij bleven volharden bij het onderwijs* (didachij) van de apostelen. Want Jezus had de apostelen Zijn bevelen, geboden gegeven ,om dit aan de nieuwe discipelen te leren.
Het kiezen van een 12e apostel,(gezagsdrager)
Han.1:20-26 in de plaats van Judas die aan deze ‘bediening* deel had gekregen, gebeurt zo; Petrus zegt in de psalmen staat: ‘een ander neme het ‘opzicht* (episkopos).dat hij had’. Er moet dan, (hierbij noemt hij de conditie, voorwaarden) a. van de mannen die zich bij ons hebben aangesloten, b. in al de tijd dat de Here Jezus bij ons in- en uitgegaan is, c. te beginnen bij de doop van Johannes tot de dag, dat Hij van ons werd opgenomen, d. een van hen met ons getuige worden van Zijn opstanding. De conditie van (oog)getuige* zijn noemde Jezus. Han.1:8 a. a. In de kring van ongeveer 120 mensen word door deze mensen zelf rondgekeken. b. En zij ( de kring, de gemeente) stelden er twee voor. c. Toen werd er voor hen gebeden. d. En aan God gevraagd om aan te wijzen wie deze ‘dienst* en ‘apostelschap* moet vervullen. e. Daarna werd er geloot wie het zou worden. f. En hij werd gekozen* verklaard. Dat was dus Mattias, die deze ‘bediening’ ontving, dit ‘opzicht’, deze ‘dienst’ en ‘apostelschap’.
Ook vroeger en nog in sommige kerken, werden er altijd tweetallen voorgesteld voor het ambt van ‘ouderling’ en ‘diaken’. De gemeenschap, de kerk (ekklesia) werd betrokken en geraadpleegd bij het aanstellen. Zo als de apostelen dus al deden bij de 120 discipelen.
Wel zien we dat apostelen over verschillende gemeenten gezag hebben. Petrus en de anderen zenden ‘afgevaardigden’ naar de gemeente van Antiochië om orde op zaken te stellen en de gemeente te bouwen. Apostel Paulus heeft gezag over de gemeenten die door/onder zijn bediening ontstaan zijn.
Verschillende van deze apostelen hebben brieven geschreven waarin ze vooral aangeven dat ze ‘dienstknecht* (doulos = slaaf) en / of apostel zijn. In Jak.1:1 staat dat Jacobus zichzelf noemt: ‘dienstknecht van God en de Here Jezus Christus. Is hij een van de twaalf? waarschijnlijk wel. In 1Pet. 1:1 lezen we: ‘Petrus, een apostel van Jezus Christus. En in 2Pet. 1:1 Simon Petrus, een dienstknecht en apostel van Jezus Christus. En in Jud. 1, Judas, een dienstknecht van Jezus Christus Opb.1:1, om zijn dienstknechten te tonen, - door de zending van Zijn engel aan Zijn dienstknecht Johannes. Of er al anderen tot apostel benoemd waren voor Paulus is niet duidelijk. Wel is zo dat de eerst elf (of twaalf) ook door Paulus “de onvergelijkelijke apostelen” genoemd worden. EN dat is ook in zekere zin zo, want aan hen heeft Jezus zijn geboden gegeven Han.1:1. en ook Petrus komt er op terug met: ‘ en aan het gebod uwer apostelen van de Here en Heiland. 2Pet. 3:2. Judas in zijn brief: ‘herinnert u de woorden, die voor dezen gesproken zijn door de apostelen van onze Here Jezus Christus’.Jud.17. Daarom zijn de overige apostelen niet te vergelijken, in zekere zin, met de twaalf, want de twaalf hebben een rechtstreeks mandaat van Jezus ontvangen.
Rechten van de apostelen.
Paulus heeft het daarover in 1Kor.9 dat hij net zo goed een apostel is, ook Barnabas. 1. vs 4,,’Hebben wij geen bevoegdheid (exousia) om te eten en te drinken’. 2. vs 5, ‘Hebben wij geen bevoegdheid (exousia) om een zuster als vrouw mee te nemen, gelijk ook de andere apostelen en de broeders van de Here en Kefas? 3. vs 6,. ‘Of hebben alleen ik en Barnabas geen bevoegdheid (exousia) om vrij te blijven van handenarbeid’. vs 13, ‘weet je niet dat zij die in het heiligdom de dienst verrichten, van het heiligdom eten, en zij die het altaar bedienen, hun deel ontvangen van het altaar’. vs 14, ‘zo heeft de Here ook voor de verkondigers van het evangelie de regel gesteld , dat zij van het evangelie leven’. ‘euaggelion kataggellousin ek tou euaggelion zoijn’.
4. Een Apostel heeft de bevoegdheid om iemand iets ernstig aan te zeggen.
Apostel Petrus zegt tegen Saffira ‘Hoe hebben jullie kunnen overeenkomen om de Geest van de Here te verzoeken. Zie de voeten van hen die je man hebben begraven zijn aan de deur en ze zullen ook jou uitdragen. en zij viel terstond neder voor zijn voeten en blies de adem uit. Apostel Petrus zegt in Han. 8:20 tegen Simon (de tovenaar) ‘uw geld zij met u ten verderve.’ Apostel Paulus in 1Kor.5:4, Wanneer wij vergaderd zijn, jullie en mijn geest met de kracht van onze Here Jezus, leveren wij in de naam van de Here Jezus deze man aan de satan over tot verderf van zijn vlees, opdat zijn geest behouden worde in den dag des Heren. Ook Apostel Judas in zijn brief heeft straffe uitspraken over ongeregelden in de gemeente.
E. HOUDING VAN GEZAGSDRAGERS / LEIDINGGEVENDEN
Jezus zelf brengt een heel typerend verschil aan van gezagsdragers in de wereld en gezagsdragers in de gemeente over de andere discipelen. Gezagsdrager in het koninkrijk van God. In Mat.20:25-28 geeft Jezus aan hoe je dat moet zijn. ‘Doch Jezus riep hen tot Zich en zeide: Je weet dat de regeerders der volken heerschappij over hen voeren en de rijksgroten oefenen macht over hen. Zo is het onder jullie niet . Maar wie onder jullie groot wil worden, zal jullie dienaar zijn, en wie onder jullie de eerste wil zijn, zal jullie slaaf zijn. En Jezus voegt daar bij de sterkste motivatie die er voor Hem maar bestaat:. ‘gelijk de Zoon des mensen niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en Zijn leven te geven als losprijs voor velen’.
Gezag hebben, leiding geven is dus bepaald niet zoals het normaal in de wereld gebeurt, geen heerschappij voeren, geen macht uitoefenen. Maar juist een houding van dienen. Maar ook als je gezag ontvangen hebt dan dien je daar mee de anderen. Als je in de gemeente van Christus gezag hebt, dan is dat ook niet om heerschappij te voeren of macht uit te oefenen, maar om iedereen te dienen in de gemeente. ‘Weid Mijn lammeren, hoed Mijn schapen’ zei Jezus tegen Petrus, ……Joh.21:15-17..
Als apostel kreeg hij deze opdracht om als herder de schapen te weiden, dat is voor hun welstand te zorgen. gezagsdrager of leider zijn betekent voor het zo goed mogelijk zorgen voor de gemeente, de gelovigen, de heiligen in Christus, zoals de Bijbel dat noemt. Als je verlangt de eerste te zijn dan moet je eerst beginnen om slaaf voor allen te zijn. Leren wat het betekent opdrachten uit te voeren in alle nederigheid, zonder mitsen en maren. Ervaren wat het is om voor Jezus de laagste plaats in te nemen. Opdrachten uitvoeren zo als een ander dat wil, met alle plezier, zelfs al zou je het beter weten en kunnen.
Uitvoeren in liefde en plezier. Iemand helpen in het huishouden. Iemand helpen met verbouwen. Ook Petrus komt er later op terug. In 1Pet.5;2, hoedt de kudde Gods, die bij u is, niet gedwongen, maar uit vrije beweging, naar de wil van God, niet uit schandelijke winzucht, maar uit bereidwilligheid, niet als heerschappij voerend over hetgeen u ten deel gevallen is, maar als voorbeelden der kudde. Petrus spreekt er duidelijke taal over. Niet gedwongen, als :nou moet ik bepaalde dingen doen dat hoort bij mijn taak,.of: niemand anders wil deze taak op zich nemen dus doe ik het maar want ik ben toch een regelneef en dit kan er wel bij. Ook niet uit winzucht, omdat het je dan toch op bepaalde gebieden extra voordelen geeft. Ook niet heerschappij voerend alsof het het jouw gemeente is. Het gaat om de kudde hoeden, zien wat ze nodig hebben en er voor zorgdragen. Uit bereidwilligheid om de gemeente te dienen of de broeder of zuster om daarin Christus te dienen. En dit doende als voorbeelden der kudde. Zoals bereidheid om te helpen, gastvrij zijn, herbergzaamheid geven.
Gezag in de praktijk.
Er zijn nog twee belangrijke punten; Hoe gaan de apostelen om met hun gezag: 1.. ook als het gaat om aanstellen van nieuwe mensen. 2.. ook als het gaat om het oplossen van problemen die in de gemeente zijn ontstaan
1..Aanstellen nieuwe Gezagsdragers.
Bij het nieuw aanstellen van mensen zien we dat het eerst bij Mattias. Han. 1:15-26. De apostelen als gezagsdragers rechtstreeks door Jezus aangesteld omdat ze het geestelijk gezag hebben bepalen de randvoorwaarden die moeten gelden. Lees ook onder D: Het kiezen van de 12e apostel.
We zien hier dus een bijzonder fenomeen. a. Jezus als koning is de Monarch, geeft Zijn bevelen. Maar Hij is geen dictator, in liefde mag je uitvoeren wat Hij vraagt. b. De apostelen als oudsten* zijn de Senatoren die de gemeente besturen. Ze zijn geen heersers. c. De discipelen, de gemeente, gaan rondkijken wie van de broeders geschikt zouden zijn, en zij brengen zelf een tweetal naar voren. Dit is dus democratische vorm in de gemeente van Christus.
Deze 3-ledige vorm zien we steeds terugkeren. Er zijn dus gezagsdragers, bestuurders, maar die zijn er om de gemeente te dienen. Zoals alle discipelen worden opgeroepen elkaar in liefde te dienen. De tweede keer komt dit terug maar dan aan de hand van een probleem wat ontstaan is.
2. Gemeentelijke problemen oplossen
Vervolgens zien we dat er een probleem is ontstaan wanneer later blijkt de nood van de verzorging van de grieks sprekende weduwen niet naar wens verloopt, Dit komt onder de aandacht van de apostelen. Han.6:1-6. De 'leiding'* van de gemeente erkent het probleem en wat er mis is. Dat is al een bijzonderheid. Hoe vaak worden de problemen of niet of maar matig erkent, of bestempelt als incidenteel of onder het vloerkleed geveegd. De 12ven beraden zich, maken een plan, roepen alle discipelen bijeen. Ze leggen het probleem aan heel de gemeente voor. Het probleem: van de 'bediening' van de tafels wat niet bevredigend verloopt. We zouden nu zeggen de voedselbank moet nu georganiseerd worden.
Dat het geen gering werk is zien we uit het volgende. Gemeente wordt opgeroepen om om te zien naar zeven mannen. Waaraan de volgende conditie, voorwaarden worden gesteld; (1) Die goed bekend staan. (2) Vol van Geest en wijsheid. Om hen voor deze 'taak' aanstellen. Het is dan geen vrijwilligerswerk meer maar een ‘bediening’ met verantwoording dat een ieder die dat nodig heeft, de juiste zorg ontvangt.
Wij ('apostelen') houden ons aan de 'bediening' van het woord en de gebeden. Er wordt hier dus onderscheiden tussen de ‘geestelijke bediening’ van apostelen en de ‘praktische bediening, van zorg geven. Maar ook dat is geestelijk want er worden mannen gezocht vol van Geest en wijsheid. Het voorstel vindt bijval bij de gemeente. Die gaan op zoek onder al die duizenden discipelen. En 1. kiezen daaruit 7 mannen.. En: 2. Stelden dezen voor de apostelen. 3. Die bidden met hen. 4. En leggen hun de handen op. Op deze wijze worden de 1e zeven diakenen (dienaren) aangesteld in de ‘be-diening’ van zorg voor de armen.
Opnieuw zien we hier dat de Leidinggevenden die het gezag dragen niet zelf gaan rondkijken en mensen aanstellen, maar de hele gemeente er bij betrekken. Het is een zaak van de gemeente en niet alleen van de bestuurders. Ze zijn geen heersers maar herders om de gemeente te weiden. Dus geen niet een altijd van bovenaf bepaalde gang van zaken in de gemeente, want dat is in feite een soort dictatuur. [Dit kan ook gebeuren door een wijze van spreken, prediken, door daarmee een (geestelijke) druk uit te oefenen naar de gemeente, en iedereen die daar tegenin gaat monddood te maken of zorgen dat ze niet meer in de gemeente komen. De leiders die dit doen zijn vaak heel intelligent en goed van de tongriem gesneden en dit is dan juist hun valkuil.] Gelukkig zijn er veel gemeenten, kerken, waar de leden wel geraadpleegd worden en medezeggenschap hebben in het aanstellen van leidinggevenden en vele gemeentezaken.
F. Oudsten
In het oude Israël waren er al Oudsten (ZaQeNyM). Dit begrip was dus niet nieuw voor de gemeenten en de apostelen.
EERSTE OUDSTEN in de GEMEENTE
Dat er na verloop van tijd naast de Apostelen ook Oudsten aangesteld waren blijkt wel uit het feit dat Barnabas en Saulus betreffende een bepaald geschil zich wenden tot de Apostelen en Oudsten in de gemeente van Jeruzalem. Dit lezen we in Han.15:2, ‘droegen zij (de gemeente van Antiochië) Paulus en Barnabas en nog enigen van hen op zich tot de Apostelen en Oudsten te Jeruzalem te begeven naar aanleiding van dit geschil. En in Han.15:4, ‘werden zij door de gemeente , de Apostelen en de Oudsten ontvangen’. En in Han.16:4, ‘gaven zij hun de beslissingen, die door de Apostelen en Oudsten te Jeruzalem genomen waren’.
APOSTELEN zijn ook OUDSTEN
Het bijzondere is dat ook de Apostelen zichzelf als Oudste zien. Dit lezen we in 1Pet.5:1, ‘De Oudsten onder u vermaan ik als mede-Oudste’. En ook de Apostel Johannes noemt zich Oudste in 2Joh.1:1, 3Joh.1:1, de Oudste. Dat impliceert dan tevens dat ook de Oudsten het ‘exousia’ gezag hebben. Ook om te bidden voor genezing. Jak.5:14-15 ‘het gelovig gebed (van de oudsten) zal de lijder gezond maken’.
GEMEENTE is VOLLEDIG met OUDSTEN
Ook lezen we dat het de bedoeling is dat er in elke gemeente Oudsten komen. Han.14-23 Barnabas en Saulus, nadat zij voor hen in elke gemeente Oudsten hadden aangewezen, droegen zij hen onder bidden en vasten den Here op. We zagen eerder dat dat gebeurde met instemming van de gemeente doordat zij zelf mannen voordragen. Tit.1:05 ‘Ik heb je op Creta achtergelaten met de bedoeling, dat je in orde zou brengen hetgeen nog verbetering behoefde, en dat je , zoals ik opdroeg, in alle steden als Oudsten zou aanstellen mannen ... Paulus stelt hier dus dat als een gemeente nog geen Oudsten heeft dat dit verbetering behoeft, dat het dus niet goed is als er geen Oudsten zijn, zodat anders de gemeente geleid wordt door broeders (en zusters) die verbaal hun woordje kunnen doen.[en daardoor de kans hun mening de boventoon voert en de geringere in de verdrukking komt zoals in 1Kor.11:21.] Maar dat het goed is dat er leiding gegeven wordt door aangestelde mannen, door gebed en en vasten en de Heilige Geest. Mannen die het gezag (exousia) en verantwoording dragen.
Het WOORD ‘OUDSTE’
Het woord Oudste of Ouderling is in het Grieks 'Presbuteros'. Bij Petrus ‘Sum Presbuteros’ mede-oudste. Hier van afgeleid is 'presbyter' en presbyteriaanse kerk, mogelijk ook het woord 'priester' in de roomse kerk. Oude man is ‘Presbuterooi’. Oude vrouw is ‘Presbuteras’. Maar het betekent ook ‘gezant, oudste (zoon) zijn. Meestal is er een nadere aanduiding om welk begrip van oudste het gaat. Zoals Han.20:17, ‘en ontbood de Oudsten van de Gemeente.
OPZIENER
Nog een ander begrip werd gebruikt en dat is Opziener, ‘episkopos’, opzichter, overziener. Dat lezen we in Phil.1:1 'al de heiligen tezamen met hun Opzieners'. En in Han.20: waarover de Heilige geest u als Opzieners gesteld heeft’. Dat het hierbij niet om een andere functie dan Oudste gaat blijkt uit wat geschreven is in Han.20:17, ‘Paulus ontbiedt de Oudsten van de gemeente en spreekt hen toe o.a. met, Han.20:28, ‘ziet toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot Opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden’. Ook aan Titus schrijft Paulus, Tit 1:5 ‘als Oudsten aanstellen’. En iets verder in vers 7 noemt hij die Oudste een Opziener. Phil.1:1 heiligen met hun Opzieners en diakenen. Opzienersambt (episkopε) wordt het genoemd in 1Tim.3:1. en ook Han.1:20.bij het aanstellen van Matthias als Apostel wordt al genoemd dat hij het Opzienersambt (episkopεn) op zich neemt. Van begin af aan was voor de Apostelen duidelijk dat Apostel zijn tevens inhield Opziener zijn.
TIMOTEÜS en TITUS
Opmerkelijk is dat Timoteüs en Titus opgedragen word om Oudsten/Opzieners aan te stellen. Dat kun je alleen doen als je daartoe de ‘bevoegdheid’ hebt. Dat zou inhouden dat Timoteüs en Titus reeds aangesteld waren als Oudsten, Timoteus als Oudste-Evangelist, een goed dienaar (diakonos) van Jezus Christus 1Tim.4:6. Wel onderlegd in de woorden van het geloof en de goede leer. Hij moet zich toeleggen op voorlezen, het vermanen, en het leren. vs.13 , beveel en leer dit. vs.11. de gave die u krachtens een profetenwoord geschonken is onder handoplegging van de gezamenlijke oudsten vs.14. Een dienstknecht (doulos) des Heren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen Zo worden er nog meer dingen genoemd in dit gedeelte. 2Tim’2:24 Doe het werk van een evangelist, verricht uw dienst (diakonian) ten volle. 2Tim.4:5. Voor hem gelden hier dus de vereisten voor Oudste/Opziener. Het komt mij voor dat Timoteüs en Titus zendings-Oudsten zijn, rondreizend Oudsten-Evangelisten als Dienaren van de Apostel Paulus. Zij zijn dus geen Oudsten van een plaatselijke gemeente. Als Paulus schrijft; ‘Paulus en Timoteüs, dienstknechten (douloi) van Christus Jezus’, dan noemt hij dus Timoteus gelijkwaardig aan hem, alsof deze ook Apostel is geworden. Zoals ook staat in Heb.7:7 ‘nu is het onwedersprekelijk, dat het mindere door het meerdere wordt gezegend’ Niemand stelt zichzelf aan.
WAARAAN VOLDOEN
De vereisten waaraan iemand moet voldoen om Oudste / Opziener te worden lezen we we in:1Tim.3:1-7 Opzienersambt een voortreffelijke taak. Hij moet zijn:1.onbesproken, 2. de man van een vrouw, 3. nuchter, 4.bezadigd, 5. beschaafd, 6. gastvrij, 7. bekwaam om te onderwijzen, 8. vriendelijk, 9.. een goed bestierder van zijn eigen huis, die met waardigheid zijn kinderen onder tucht houd. 10. ook gunstig bekend zijn bij de buitenstaanden opdat hij niet in opspraak komt en in een strik van de duivel valt. Hij moet niet zijn: 11. niet aan wijn verslaafd, 12. niet opvliegend, 13.niet strijdlustig,14. niet je eigen huis kunnen bestieren hoe dan voor de gemeente Gods zorgen,15. niet een pas bekeerde, opdat hij niet door opgeblazenheid in het oordeel van de duivel valt.
En ook in Tit.1:5-9 lezen we over Oudsten c.q. Opzieners: 1.mannen, 2. onberispelijk zijn, 3. een vrouw hebben, 4. die gelovige kinderen hebben (die niet in opspraak zijn wegens losbandigheid of van geen tucht willen weten, want een opziener moet onberispelijk zijn als beheerder van het huis Gods), 5. gastvrij, 6. met liefde, 11. niet aanmatigend, 12 niet driftig, 13. niet aan wijn verslaaft, 14.niet opvliegend, 15. niet op oneerlijke winst uit. Een indrukwekkende lijst van hoedanigheden laat zien hoe zorgvuldig er mee omgegaan moet worden om iemand als Oudste/Opziener aan te stellen. In verschillende studies bij anderen wordt hier al uitvoerig op ingegaan. Opmerkelijk is wel dat het iemand moet zijn die bekwaam is om te onderwijzen (didaktikon).(7) 1Tim.3:1. Ook word er verwezen naar Oudsten die onderricht (didaskaliai) geven of prediken’, er staat: ‘logooi’. eigenlijk: “woordbrengende’’ 1Tim.5:17 (dus niet ‘prediken’ = kεrussein = proclameren).
In de brief aan Titus. Opmerkelijk iets is dat Paulus benadrukt bij Titus dat het ‘mannen’ moeten zijn. Jammer dat er toch gemeenten zijn die zich niet meer geheel houden aan deze vereisten en dus onvoldoende zicht op de waarde hiervan hebben en de geestelijke autoriteit die hiermee gemoeid is. Omdat in onze tijd voor sommigen ‘autoriteit’ een vies woord is. Zo worden vrouwen als Oudsten / Ouderlingen aangesteld terwijl de Schrift zegt dat vrouwen geen gezag over een man zullen hebben. (1Tim2-10-15). Dat is volgens de scheppingsorde voor de zondeval. Ook in (Volle) Evangelie gemeenten zijn vrouwen voorganger / pastor. dat betekend dat er geen juist zicht meer is op de gezagspositie van Oudste / Voorganger. Dat bij afwezigheid van broeders de zusters deze taak op zich nemen is een blamage voor de broeders, En soms prijzenswaardig voor de zusters. Hoewel ze een taak op zich nemen die ze geestelijk niet kunnen waarmaken, als God daar geen gezag aan geeft en zo blijft in die gemeenten de geestelijke kracht die er kan zijn beneden het vermogen wat het kan zijn. Maar in deze gemeenten laat men zich misleiden door z.g. moderne gedachten, of wat de apostel schrijft is ouderwets, het is uit de tijd. Terwijl dit uitdrukkingen zijn zonder inhoud die een ongezonde druk leggen op de zaak waar het omgaat. Onder het hoofdstuk Vrouwen als leidinggevenden komen we hierop terug.
DE TAAK
Omdat je in een ‘bediening’ aangesteld wordt om te beheren, Tit.1:7 want een opziener beheerder van Gods huis voor het huis Gods zorgen 1:9 in staat is te vermanen op grond van gezonde leer. 1Tim.3:1 opziener ook bekwaam om te onderwijzen, Tim.5:17 de oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun die zich belasten met prediking en onderricht. Han.20:26 want ik heb niet nagelaten u al de raad Gods te verkondigen. 1Pet.5:2 de Oudsten ...hoed de kudde Gods die bij u is Heb.13:17 gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u aan hen, die waken over uw zielen Phil. 5:12, hen, die onder u zich moeite getroosten, die u leiden in de Here en u terecht wijzen,
Jak.5:14-15 is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de Oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam van de Here. En het gelovig gebed zal hem gezond maken en de Here zal hem oprichten. Bij deze laatste taak zien we de ‘exousia’ , het gezag om te genezen, die aan de ‘apostelen’ gegeven werd weer terugkeren. Omdat ook de apostelen oudsten c.q. opzieners zijn. Ook zien we deze bekwaamheden en taken terugkeren dat wat Paulus noemt in Ef.4:11 wat aan de gemeente als gaven gegeven is om de gemeente te leiden: Apostel, Profeet, Evangelist, Herder, Leraar.
OPDRACHT aan de GEMEENTE
Phil.5:12 wij verzoeken u broeders, hen, die onder u zich moeite getroosten, die u leiden in de Here en u terechtwijzen, te erkennen, en hen zeer hoog te schatten in liefde om hun werk. 1Pet.5:5, evenzo jullie jongeren onderwerpt u aan de Oudsten. 1Tim.5:17 de Oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun die zich belasten met prediking en onderricht. 1Tim.5:18 de arbeider is zijn loon waard. Dus ondersteun hem financieel. Heb.13:7 houdt uw voorgangers in gedachtenis, die het woord Gods tot u gesproken hebben.
AANSTELLING OUDSTEN
Dat gebeurt in de gemeenten waar de leden met opsteking van handen de nieuwe oudsten kiezen waarna deze met bidden en vasten worden opgedragen aan de Here. Han.14:23 SV Maar zie ook aanstelling 12e apostel. En: Aanstelling nieuwe gezagsdragers
Een bemoediging :van Petrus aan degenen die de kudde Gods hoeden. 1Pet.5:4 En wanneer de Opperherder verschijnt, zullen jullie de onverwelkelijke krans der heerlijkheid verwerven. Jezus zelf als Opper-Herder en de Oudsten als Onder-herders. Als Dienaren van Christus.
G. Diakenen
Het Griekse woord voor ' dienen, bedienen, dienaar zijn, zorgen voor' is 'diakoneoo'.Voor 'bediening' is 'diakonia of diakonię', diakonein 'dienst' is 'diakonęma', 'dienaar, dienares' is' diakonos'.
In de tabernakel en de tempel waren de Levieten door God aangewezen als 'dienaren'. Maar hoe ging dat bij de gemeente? Eerst waren er geen 'dienaren', maar hielp iedereen in het dienen, totdat bleek dat dit niet genoeg was. We gaan daarvoor naar Han. 6:1-6. Als de gemeente al enige tijd bestaat, en er onderlinge zorg is voor elkaar, en toch. Wanneer later blijkt dat de nood van de verzorging van de weduwen toch niet optimaal verloopt. De 12ven roepen alle discipelen bijeen. Leggen het probleem voor: van de 'bediening' (diakonein) van de tafels (trapezais) wat niet bevredigend verloopt. De 'leiding' van de gemeente erkent het probleem en wat er mis is en stelde een oplossing voor.
Gemeente wordt opgeroepen om a. om te zien naar zeven mannen. b. Die goed bekend staan. c. Vol van Geest en wijsheid. Om hen voor deze 'taak' (chreias) aanstellen (katastęsomen) Wij ('apostelen') houden ons aan de 'bediening' (diakoniai) van het woord. Het voorstel vindt bijval bij de gemeente. Deze kiezen 7 man. Stelden dezen voor de apostelen. Die bidden met hen. En leggen hun de handen op. Hier staat niet dat ze ‘macht”, dus ‘exousia’ ontvangen, maar dat ze aangesteld worden voor deze 'taak' om ‘leiding’ te geven aan deze ‘bediening’. Er is dus een verschil in dat met de Oudsten.
Dus het was gebleken dat ondanks de onderlinge zorg en liefde voor elkaar en het een van hart en ziel zijn en het alles delen met elkaar er toch dingen fout kunnen gaan. Zoals in dit geval de zorg voor de Griekssprekende weduwen. Mogelijk gewoon simpel door zich niet goed in het Hebreeuws te kunnen uitdrukken is deze achterstand zonder kwade opzet ontstaan onder de duizenden discipelen. De apostelen zien in dat het echt nodig is dit te reguleren en te realiseren door het 'aanstellen' van mannen die voor deze 'taak' berekend zijn. Zij leggen niet van bovenaf op wie dat moeten zijn door zelf mensen voor te stellen, zodat er een situatie ontstaat waarbij men moeilijk 'nee' kan zeggen, maar leggen het voor aan de gemeente om zelf om te zien naar geschikte mensen. Zij gaan ook niet koste wat het kost het zelf er nog bij aanpakken bij de 'bediening' die ze al hebben.
De werkzaamheden van deze 'dienaren' beperken zich niet tot alleen de 'tafels te bedienen'. Twee van hen brengen het woord. Philippus predikt ook. Stefanus in vol van genade en kracht, deed wonderen en grote tekenen. (Han.6:8) Philippus predikt (ekεrussen = proclameren) in Samaria en deed ook tekenen (Han.8:5-6) Het evangelie van het koninkrijk Gods en van de naam van Jezus predikte en doopte hen.(8:12) mannen en vrouwen. Welke Philippus is dit? De apostel of de diaken? Onreine geesten gingen uit en verlamden en kreupelen werden genezen. (Han.8:7)
Petrus en Johannes (apostelen) kwamen, en na gebeden te hebben ontvangen de nieuwe discipelen onder handoplegging de Heilige Geest.(Han.8:14-18). Opmerkelijk dat deze mensen pas de Heilige Geest ontvangen als de apostelen er zijn. Samaria kon niet apart een kerk zijn, en zich zoals de apostel Paulus later ook aan de Efeziërs schrijft: (Ef. 2:14), de tussen muur is afgebroken, het is een gemeente, een kerk (eklesia).* Daarna mag Philippus de 'kamerling' het evangelie uitleggen, en omdat deze tot geloof komt en hem ook dopen. En nog later mag de apostel Petrus ook de heidense Hoofdman Cornelius en de zijnen dopen, omdat ze onder de prediking van Petrus de Heilige Geest ontvingen. (Han.11). Het is een ongedeelde kerk van Jezus Christus.
DIAKENEN in de GEMEENTEN
Gemeente diakenen (dienaren) buiten Jeruzalem komen we voor het eerst tegen in de brief aan de Filippenzen (Phil1:1). 'aan de heiligen, tezamen met hun Opzieners en Diakenen'. Ook Timoteüs krijgt opdracht Oudsten en Diakenen aan te stellen in de gemeente. In 1Tim.3:8-13 worden de vereisten weergegeven.
DIAKENEN van de APOSTELEN
We zien ook dat er Diakenen zijn die Dienaren zijn van de Apostelen om hen te dienen bij het gemeente stichtend werk. Het zijn dus geen gemeente dienaren. We lezen dit in: Han.13:5, en zij hadden ook Johanns als dienaar ('upεretεn) Han.26:16, om u te stellen tot een dienaar en getuige. Ef.6:21, zal Tychicus, mijn getrouwe (pistos) dienaar (diakonos) in de Here Kol.1:7 Epaphras, onze geliefde mededienstknecht, die voor u een getrouw dienaar. Kol.4:7 Tychicus, mijn geliefde broeder en trouwe dienaar en mededienstknecht. 1Tim.4:6 goed dienaar van Christus Jezus, wel onderlegd...is dit diakonos in bijzondere dienst van de apostel. Filemon 13, opdat hij mij namens u zou dienen (diakonεi).
H. VROUWEN als leidinggevenden
Over dit onderwerp of vrouwen in het ambt kunnen of toch niet, daar is veel over te doen. En dan waarom wel of waarom niet? De visie hierop is heel verschillend in de diverse kerkgemeenschappen of denominaties (zoals dat met een mooi woord heet).
De een zegt: ‘In Christus is noch man of vrouw”. …...Gal.27-28. Dus vrouwen kunnen in elke positie van gezag en leiding geven meedoen in de gemeente van Christus. Maar de tekst zegt ook ; geen Jood of Griek, geen slaaf of vrije. De contekst is ‘je bent allemaal kinderen van God, je maatschappelijke manier van zijn, je cultuur heeft er geen invloed op. Dat zegt niets over wel of geen gezag.
De ander zegt: ‘De vrouw zal geen gezag over de man hebben’. …….Dus kan zij in geen functie plaatsnemen waardoor zij leiding geeft aan mannen. Maar gezag en leidinggeven zijn niet synoniem aan elkaar. Beide teksten staan in de Bijbel en beiden zijn dus waar. En al lijkt het zo, ze zijn ook niet tegenstrijdig aan elkaar.
De vraag is dus, waar in zijn man en vrouw gelijk en waar in verschillend? En kunnen we iets leren van Jezus en de ‘apostelen’, hoe zij daarmee zijn omgegaan. Let op: in de Bijbel geeft God beperkingen aan. Maar dat doet Hij om te beschermen. Dat is belangrijk om niet uit het oog te verliezen. Zowel mannen als vrouwe ontvangen beperkingen.
1. HOE GAAT JEZUS OM MET VROUWEN
Jezus laat zien dat Hij bestaande taboes doorbreekt, taboes die in het Koninkrijk Gods niet normaal zijn. Ze zijn verwerpelijk, passen niet in dat Koninkrijk. Een van de dingen is hoe mannen over vrouwen denken en welke plaats de vrouwen daardoor krijgen. Altijd (maatschappelijk) ondergeschikt en geestelijk / religieus niet in tel.
1.Gesprek met de Samaritaanse vrouw Joh.4:1-42.Hij spreekt haar aan, terwijl Joden niet met Samaritanen omgaan. En Hij spreekt haar aan, een vrouw, een onbekende (niet echt voor Hem, want Hij wist hoe haar leven eruit zag). Hij vraagt haar een gunst, dat zou een Jood zeker niet doen. vandaar dat zij zegt ‘hoe kunt u als Jood…..” Hij zag er dus duidelijk als Jood uit. Dan begint Hij een conversatie met haar en dan nog wel over geestelijke dingen. Voor Jezus is een vrouw niet minder dan een man om over geestelijke dingen te praten. En het hoeft ook geen vooraanstaande vrouw te zijn, zelfs een vrouw met een verdacht leven is gewoon bij Hem in tel. Evenals verschillende van zijn leiders (apostelen) die Hij uitkoos ongeletterde vissers waren.
Hij openbaart aan haar dat het in gebed niet om Jeruzalem gaat, niet om een aardse plek, maar om je hart wat oprecht is. waar het er omgaat om ‘In geest en waarheid’ te bidden en God te zoeken en te eren. Dat Jezus haar zondige leven openlijk noemt, schrikt haar niet af, ze voelt zich veilig bij Hem, niet veroordeeld. Dit hoort ook de houding van elk christen te zijn, niet veroordelen en veiligheid bieden, in je hart al geen onderscheid maken tussen welk ras of volk. Openheid
De openheid van Jezus heeft direct gevolgen in de vrouw. Deze vrouw gaat onmiddellijk getuigen tegenover haar stadsgenoten. Waardoor velen tot geloof komen. En als Philippus daar later komt vind hij een voedingsbodem
2. De Syro-Fenicie vrouw. Mat. 15:21+28, Mat. 7:24-30. Zij komt bij Jezus, noemt Hem Here (Kuriε = Kurios), en ook Davids Zoon, zij gelooft dat Hij de Messias is. Ze laat zich niet uit het veld slaan. Ze is als moeder moedig en vasthoudend. De discipelen willen dat ze als lastige vrouw weggestuurd wordt. Dat was ook bij de kinderen alzo. ……
De discipelen moesten nog veel leren wat in het Koninkrijk Gods (het koninkrijk van de liefde) normaal is. Wij zelf mogelijk ook. Geen kinderen en geen vrouwen achterstellen. Jezus zegt: dat het niet goed is het brood van de kinderen de honden voor te werpen. ‘Zij kwam en viel voor Hem neer. Er staat letterlijk, zij ‘aanbad’ Hem (prosεkunei). Kun je je voorstellen, de woorden lijken haar af te wijzen, maar zij gaat Hem aanbidden. Hoe nederig maar ook ad rem is deze vrouw dat ze zegt: 'zeker Here, de honden eten ook van de kruimels'.Ze ontkent niet wat Hij zegt, maar vult het aan. Ze heeft liever voor zichzelf de vergelijking met een hond dan het op te geven voor haar dochter. Ze vecht als het ware met God, even als Jacob: ' ik laat U niet gaan tenzij U mij zegent'. Gen.32:26. Jezus roemt haar grote geloof.
3. Voeten zalvende vrouw Luk.7:36-50 Jezus zegt maar twee korte zinnen tegen haar. ‘Jouw zonden zijn je vergeven’. Wat geweldig als Jezus zelf dit tegen je zegt en je (zonde)last van je afneemt en je in de vrijheid zet. Hij verruimt je het hart. ‘Jouw geloof heeft je behouden, ga heen in vrede'. Hier zegt Jezus dat haar geloof genoeg was, niet allerlei tempelrituelen, niet een ritueel bad, maar het vaste geloof in Jezus zelf als Verlosser. Zij mag heengaan in haar verdere leven met de vrede die Jezus haar gaf.
Voor dat Hij dit zei tegen haar hoorde zij het gesprek van Jezus met de gastheer die hem aan tafel had genodigd. Jezus wendde zich naar haar toen Hij verder sprak met Simon. niet alleen maar over haar pratende maar haar betrekkende bij wat Hij ging zeggen. Eigenlijk was dat uitnodigen aan zijn tafel nogal kort door de bocht. Want het was normaal om de voeten van je gasten te laten wassen. Dus laat Jezus het verschil in hartsgesteldheid zien met deze vrouw als voorbeeld. Een praktisch handeling als geestelijk voorbeeld. Want Simon had verachtelijk over haar gedacht, wie of wat deze vrouw is, deze zondares.
Water voor mijn voeten heb je Mij niet gegeven, zij waste mijn voeten met haar tranen. Een kus heb je mij niet gegeven, maar zij heeft mijn voeten gekust. Met olie heb je mijn hoofd niet gezalfd, zij heeft mijn voeten gezalfd met mirre. Wie weinig vergeven is betoond weinig liefde, en wie veel vergeven is betoond veel liefde. Jezus laat opnieuw zien: je hebt naar deze vrouw gekeken naar wat voor ogen is, en haar veroordeeld, maar God ziet het hart aan en vergeeft. (gun’e, gunaika = echtgenote, huisvrouw).
4. Andere vrouwen. Dan komen we de bij de schoonmoeder van Petrus, die met koorts op bed ligt. De discipelen spraken over haar met Jezus. Hij gaat naar haar toe vat haar hand en de koorts verliet haar. Zij staat dan op “en zij diende (diεkonei) hen. Dus Jezus een de discipelen. Mar.10:31 Het hoeft niet aan haar gevraagd te worden ze doet het spontaan en van harte.
Dan zijn er ook vrouwen die genezen en bevrijd (van boze geesten) dit zijn de Vrouwen die Jezus dienden (diεkonoun) met hetgeen zij bezaten. Luk.8:2-3 Dat is hetzelfde woord als ‘diaken’. Toen waren vrouwen dus al bezig om Jezus en zijn discipelen te dienen. Ook Martha was bezig met bedienen. (diakonian) en zegt tegen Jezus ‘Here, trekt u het zich niet aan dat mijn zuster mij alleen laat dienen (diakonein). Luk.10:38-40.
Dat ‘dienen’ op zich was niet verkeerd, maar je moet het niet stellen boven de persoonlijke relatie met Jezus. Dienen is de relatie niet, veel werk in de kerk verzetten is niet het kennen van Jezus maar dienen is een uitvloeisel van Hem kennen. Toch stelt Jezus geen enkele vrouw aan voor een bepaalde taak. Alleen twaalf mannen als apostelen en verder niemand. Ook geen diakenen.. Dat is blijkbaar genoeg als na Zijn hemelvaart de gemeente begint met in ieder geval die ongeveer 120 mensen.
Maar Jezus stelt hun plaats naast de man om mee te denken en te praten over het geloof. Of zoals ook Petrus schrijft:’ desgelijks, gij mannen, bewijst haar eer, zij zijn mede-erfgenamen van de genade van het leven, opdat uw gebeden niet belemmerd worden’ 1Pet:3:7. Johannes beschrijft het volgende Joh.20:17-18: Wat Jezus wel doet is als Hij opgestaan is en het eerst Maria ( dus een vrouw) ontmoet, Hij zeg:‘ga naar mijn broeders en zeg hun ..’.
Maria gaat en boodschapte (apaggellousa’)(ap-angelousa)='be-(ev)angelie-de' de discipelen 1. dat ze Hem gezien had (levend), 2. en wat Hij gezegd had. Ook in Mar.16:10 staat: ‘zij(Maria) ging heen en berichtte (apεggeile)(ap-engeile) het hun. Is dus 'boodschappen', ver-konde-t. Ook Lukas schrijft Luk.24:9-10 : ‘En teruggekeerd van het graf, boodschapten (apεggeilan) (ap-engeilan) be-(ev)angelie-den, berichten, ver-kondigden, zij dit alles aan de elven en aan de anderen. Dit waren dan Maria van Magdala, en Johanna, en Maria (de moeder) van Jakobus. Eigenlijk zien we dat de vrouw(en) de eerste(en) zijn om de (blijde)boodschap over te brengen. Dat hier het woord ‘be-angeliseren’ wordt gebruikt. Later zullen we zien dat dit dienen van de vrouwen en het evangelie brengen een functie krijgt
I. Hoe zit het eigenlijk, vrouwen als leidinggevenden.
Kunnen vrouwen dan in alle leidinggevende functies in de gemeente aangesteld worden? Nee, dat is ook niet waar. Kunnen ze dan in geen enkele functie aangesteld worden. Nee, dat is ook niet waar. Hoe is dat zo stellig te zeggen. Dan moeten we letten op de volgende aantal punten. Als we de durf hebben de Schriften te geloven. De durf om de Schriften te volgen als het onfeilbaar Woord van God. Indien we echter meegaan met de geest van de tijd dan zal ieder doen wat goed is in z’n eigen ogen. Dan is het mogelijk dat in de Bijbel het Woord van God voorkomt, dan is de leuze; als het mij persoonlijk Nu aanspreekt. Onze eigen gevoelens en denken zijn dan de norm. Eigenlijk zijn we dan napraters van anderen. Dan zeggen we dat iets niet meer van deze tijd is. Maar als Gods Woord voor jou de eeuwige norm is dan heeft verder lezen zin.
Nogmaals als Gods Woord beperkingen aangeeft dan is dat om te beschermen. a. Zoals de man het Hoofd is van zijn vrouw en zij zich onder hem steld, zoals Paulus uitvoerig beschrijft in 1Kor.11:3-.10. Met dit gezag kan een man een demon verdrijven die zijn vrouw aanvalt, of als ze depressief is. Hij gaat voor in een priesterlijke taak. Hij kan haar geestelijk beschermen. Dit laatste kan niet functioneren als de man en vrouw er samen niet voor kiezen dat hij het Hoofd (kefalo) is. Want doordat hij haar Hoofd is heeft ze een macht (exousian) op het hoofd vanwege de (boze)engelen. Die moeten beseffen dat ze al onder ‘gezag’ staat, dat ze niet zomaar bezit van haar kunnen nemen. Beperking: Maar iedere man heeft alleen gezag over zijn eigen vrouw en samen over hun gezin. de man is geen ‘opziener’.
Christus is het Hoofd van de gemeente, Zijn Lichaam, daardoor is er een ‘macht’ boven ons die ons beschermt tegen de Boze en zijn onreine geesten. Zijn Naam uitspreken heeft macht, als kinderen Gods zijn we daardoor beschermt. Wie geen kind van God is kan geen aanspraak maken op die bescherming. Joh.1:12. Zie: discipelen.
Zo stellen in de gemeente alle mannen en vrouwen zich onder het gezag van de Oudsten betreffende het beleid in de gemeente en de zorg aan de gemeenteleden. Beperking: Deze Oudsten hebben alleen gezag over de gemeente waarin ze zijn aangesteld. Bij het hoofdstuk van de Oudste hebben we al gezien dat Oudsten / Opzieners, mannen zijn de aangesteld worden, en het ‘exousia’ gezag ontvangen. Waardoor zij zieken mogen genezen en demonen verdrijven. Want dit gezag gaf Jezus aan de Apostelen die tevens Oudsten zijn.
b. Ook de Apostel Petrus schrijft in zijn brief:1 Pet.2:13. ‘onderwerpt jullie aan alle menselijke instellingen, om des HERE wil: hetzij aan de keizer als opperheer enz’ 1Pet.2:18 ‘ Jullie huisslaven weest uw meesters onderdanig’. 1Pet.3;1 ‘ evenzo jullie vrouwen, weest je man onderdanig, opdat…enz’ 1Pet.3:6 ‘zoals Sara Abraham gehoorzaamde en hem heer noemde; en haar dochters zijn jullie, als jullie goed doen en jullie je geen schrik laat aanjagen Petrus laat dus zien er zijn allerlei vormen van ‘gezag’ en stel je daaronder. Je moet zelf kiezen om je onder dat gezag te stellen. En als vrouw onder je man als Hoofd. Laat je toch geen schrik aanjagen door allerlei meningen.
c. Ook vrouwen kunnen staatkundig gezag hebben, als koningin (van Sheba) of als richteres (Debora), ook mannen hebben zich daar onder te stellen. De Bijbel is er dus niet op tegen dat vrouwen gezags functies hebben in het openbaar bestuur of maatschappelijke instellingen. Ook hebben vrouwen gezag/leiding over de dienaren/slaven in haar huis. Zie de Abigael, de vrouw van Nabal. 1Sam.25:19, ‘en zei tot haar knechten’. Zij was dus de baas over knechten. Of Maria die aan de bedienden de opdracht geeft. Joh.2:5.
d. Maar wat is het argument dan wel in de gemeente van Christus dat vrouwen geen Oudste of Voorganger zijn. de Apostel Paulus noemt er twee en dan nog eens twee;
Punt 1. Want eerst is Adam geformeerd, en daarna Eva. 1Tim.2:13. Hij zegt hier: dit is de scheppingsorde, voor de zondeval. Adam, de man is de eerste, de ‘protos’ doordat God hem het eerst gemaakt heeft. Eigenlijk:gevormd, geboetseerd. En de vrouw op de tweede plaats. Samen mochten ze ‘heersen’ over de aarde en alle dieren. Bij het luisteren naar de Satan en het direct doen en niet met haar man overleggen gaf zij aan haar man niet de mogelijkheid om haar te beschermen, hem als ‘eerste’ te eren. Na de zondeval legt God de vrouw deze beperking op dat de man zal over je ‘heersen’.
Punt 2. Én Adam heeft zich niet laten verleiden, maar de vrouw is door de verleiding in overtreding gevallen. 1Tim.2:14, Adam heeft dus een bewuste keuze gemaakt, hij heeft zich niet laten mis-/ver-leiden. maar de vrouw heeft zich laten verleiden, eigenlijk:door bedrog laten misleiden. deze geaardheid om zich (meer dan mannen blijkbaar) te kunnen laten verleiden moet in de gemeente voorkomen worden, want de satan is een misleider, ook nu in de gemeente, en wil dit graag tot een chaos brengen, daarom moet een vrouw er tegen beschermd worden. Er zijn inderdaad heel veel vrouwen die onrust hebben, depressies hebben en zich bewust zijn dat ze aangevallen worden, maar geen verweer hebben, er niet uitkomen. Zich aangeklaagd voelen. Daarom is er een macht boven hen nodig. Je man of je vader, en als die er niet is, de Oudsten.
Punt 3. Wordt genoemd in 1Kor.14:35, ‘Of is het woord Gods bij u begonnen? Of Heeft alleen u bereikt? Het woord ‘begonnen’, (eksεlthen), betekend ook: van uitgaan/uitkomen. Inderdaad, niet alleen dat Adam, als man, de eerste is van de schepping van de mens, maar ook is het woord van God, het gebod, het eerst tot hem gekomen, en vanuit hem tot alle mensen uitgegaan. Gen.2:16-17.
Punt 4, de vrouw heeft geen gezag. over de man, ook niet door (geestelijk) onderricht. 'zo betaamt, siert, het vrouwen, die voor haar godsvrucht uitkomen - door goede werken. Een vrouw moet zich rustig in alle onderdanigheid laten onderrichten, maar ik sta niet toe, dat een vrouw onderricht geeft of gezag heeft over de man; zij moet zich rustig houden. 1Tim.2:10-15 En voegt Paulus eraan toe ‘Zoals ook de wet zegt’. Gen.3:16. Voor gezag staat hier het woord ‘authentein’ (dus niet ‘exousia’), dat betekent ‘heersen’. De vrouw zal over de man niet ‘heersen’ want de man heerst over haar, zoals God gesproken heeft. In de Torah. Gen.3:16.
De Vrouw als Diaken. Ook in de gemeente is er een maatschappelijke functie van zorgverlener, ook de vrouw als de Diaken. 1. In de eerste tekst lezen we: ‘Even zo moeten vrouwen zijn, waardig, geen kwaadspreeksters, nuchter, betrouwbaar in alles. 1Tim.3:11 Tussen dat van de manlijke Diaken staat dit gedeelte van de vrouw. Het wordt weggeredeneerd door er ‘hun’ tussen te zetten in de vertaling. ‘even zo hun vrouwen’. Maar ‘hun’ staat er niet in de grondtekst. Het gaat hier gewoon om het aanstellen van vrouwen als Diaken. Ook voor de vrouwen geldt vers 13. ‘Want zij; die hun dienst 'diakon-' goed hebben vervuld, verwerven zich een ereplaats en veel vrijmoedigheid om te spreken door het geloof in Christus Jezus. De tweede tekst die er over gaat is over Febe.Rom.16:1-2. 'Ik beveel Febe, onze zuster,[tevens] dienares der gemeente te Kenchreae, bij u aan, dat gij haar ontvangt in de Here op een wijze, den heiligen waardig, en haar bijstaat, indien zij u in het een of ander mocht nodig hebben. Want zij zelf heeft velen, ook mij persoonlijk, bijstand verleend’. Bijzonder is dat Paulus haar noemt Onze Zuster. Dat ze een zuster in de Here is was natuurlijk al duidelijk dat hij haar, Febe (Foiben) aanbeveelt. Maar om haar nadrukkelijk Onze Zusterr te noemen betekent meer. En inderdaad in de grondtekst staat niet ‘onze’ maar ‘De Zuster onzer’. Ook Timoteüs noemt hij De Broeder. Natuurlijk is hij een broeder. Maar De Broeder betekent dat hij een medewerker in het evangelie is. Een die Paulus als Apostel dient voor de gemeenten. Zo ook is Febe Onze Zuster een medewerkster. Maar ze is ook doorgegroeid in de bediening en Diaken geworden van een plaatselijke gemeente. Want in plaats van diakones staat er ‘Diakonon’, dit is de manlijke vorm. Het gaat hier dus om het ambt van Diaken waarin zij aangesteld is.
We hebben dus twee teksten in het Nieuwe testament gelezen waarin vrouwen voorkomen als Diaken. Dit moeten we niet wegredeneren. Een Diaken heeft de Leiding in een dienstenpakket in de gemeente. Een Diaken heeft geen éxousia’ gezag (zoals de Oudsten) Maar hij/zij heeft de Leiding in een door de Gemeente georganiseerde zorg. Ook mannen die daarin meehelpen/werken accepteren deze leiding.
Vrouwen geven wel onderwijs aan vrouwen. ‘Tit.2:3-5, ‘Oude vrouwen eveneens, priesterlijk in haar optreden, niet kwaadsprekend, niet verslaaft aan veel wijn, in het goede onderrichtende, zodat zij de jonge vrouwen opwekken man en kinderen lief te hebben, bezadigd, kuis, huishoudelijk, goed en haar man onderdanig te zijn, opdat het woord Gods niet gelasterd worde’. Alles staat centraal om het feit dat Gods woord niet gelasterd wordt, daartoe is het goed dat oude vrouwen de jonge vrouwen onderwijs geven wat dat in het dagelijks leven betekent. Blijkbaar was het niet zo eenvoudig voor de jonge vrouwen om b.v. man en kinderen lief te hebben, wat dat nu werkelijk inhoudt, welke strubbelingen er overwonnen moeten worden in gebed en gezonde lering. Zo ook in die andere zaken. In het Goede Onderrichtende, ‘kalodidaskalous’, kalo = goed, didaskalous = leraar. Deze gift aan de gemeente noemt Paulus in Ef’4:11. Daar staat ook ‘didaskalous’. Ook vrouwen kunnen deze gift hebben en dan is het toepasbaar om jonge vrouwen te leren.
Onder het Oude Verbond was er geen sprake van dat een vrouw van doen had met met priesterlijk optreden. In het Nieuwe Verbond wel. Immers ook Petrus schrijft erover: ‘en laat ook uzelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers,1Pet.2:5 Dat leren van jonge vrouwen kan betekenen dat het offers kost. Dat het beslist geen eenvoudige zaak is. Ook voor deze is de regel niet kwaadsprekende, niet verslaaft, zoals ook bij Diakenen. Je zou je kunnen voorstellen dat zij een Lerende-Diaken is, zoals er ook Lerende-Oudste is.
Vrouwen in de zending. Er zijn verschillende vrouwen die in zending/evangelisatie mee werken. De eerste is Priscilla, Han.18:2,18,26. Rom.16;3, 1Kor.16:19, 2Tim.4:19. Samen met haar man moet ze vluchten uit Rome en ontmoeten ze Paulus en trekken met hem op. Later ontmoeten ze Apollos die vol ijver het evangelie brengt in de synagoge. Zij hoorden hem en merken dat er hem toch wat kennis ontbreekt en nemen hem bij zich, samen met haar man leggen ze hem de weg nauwkeuriger uit.. Later zien we dat hun arbeid niet vergeefs is en is er een gemeente bij hen aan huis.
Vrouwen die Paulus hielpen. Dat zijn Euodia en Syntyche, Fil.4:2-3 , Paulus vraagt om hen behulpzaam te zijn, zoals hij dat ook bij Diaken Febe vroeg. Want zegt hij ze hebben met mij in het evangelie gestreden. Zij verdienen het, want ze hebben zich echt behoorlijk ingezet. Net zoals Clemens en de andere medewerkers. Deze vrouwen als medewerkers in het evangelie. Nog een paar andere vrouwen, ‘Tryfena en Tryfosa, vrouwen die in de Here arbeiden,SV. vrouwen die zich moeite (kopioosas)* gegeven hebben in de Here Rom16:12 NBG. Persis, de beminde zuster, die veel gearbeid (moeite) (ekopiasen) heeft in de Here. Rom.16:12
Ook zijn er vrouwen die bij het gemeentewerk betrokken zijn. We hebben dit al gelezen van Priscilla met haar man Aquila. Maar ook Nymfa met de gemeente bij haar aan huis Kol.4;15. Ook van Lydia lezen we dat bij haar de broeders kunnen samenkomen. Han.16;40.
Vrouwen zijn ook Profetessen, De profetes Anna is er bij als Jezus door Jozef en Maria in de tempel gebracht wordt Luk.2:26. Zij is nog een profetes onder het Oude Verbond, maar ook onder het Nieuwe Verbond worden Profetessen genoemd. Dat zijn de dochters van Philippus, de evangelist, vier profetessen. Han.21:9. We lezen dat een vrouw ook profeteert met inachtneming van dekking op haar hoofd. ‘Maar iedere vrouw die blootshoofds bidt of profeteert, doet haar hoofd schande aan’. 1Kor.11:5. We lezen dat Profetie is: ‘wie profeteert , spreekt stichtend, vermanend (op de rechte weg wijzen, aanmanen), en bemoedigend. Wie profeteert sticht de gemeente. 1Kor.14:3-4
Vrouwen onderwijzen andere vrouwen, profeteren en evangeliseren. De gaven van de Geest. Ef.4:11. Maar nergens worden vrouwen genoemd als predikers, apostelen, herders. Vrouwen en gebed en zangleiding. Vrouwen kunnen tijdens de samenkomsten bidden en zij kunnen voorgaan in het gebed. Maar als zij door middel van gebed (geestelijke) leiding aan de gemeente gaan geven dan oefenen ze gezag uit ook over mannen. Dit gaat dus te ver. Daarom is het goed dat een Oudste of Voorganger de samenkomst begint met gebed en intro en ook eindigt met gebed en zegen.
Evenzo als vrouwen de zangleiding hebben daar is niets mis mee, echter indien daardoor geestelijk gezag uitgeoefend wordt op de gemeente dan moet een man dat op zich nemen. Zeker als het gaat om de z.g. ‘worschip’, waarbij de gemeente geleid wordt tot een diepere aanbidding, dan kan dat niet door een vrouw of onvolwassen kind gedaan worden, ook al kunnen ze nog zo mooi zingen. Maar bij sommige leiders is erop dat punt geen inzicht. Als dit niet van uit en onder het gezag gebeurt wat Christus geeft dan wordt het tot een in vals poort voor de Boze, ook al lijken we nog zo geestelijk bezig.
En de mannen dan.
MISLEIDINGOok. Mannen lopen het gevaar van zich laten misleiden. We kunnen niet alleen maar met de vinger naar vrouwen wijzen. 'Laat niemand u misleiden met drogredenen, want door zulke dingen komt de toorn Gods’. Ef.5:6. Het heeft ernstige gevolgen als je je laat misleiden. ‘Doet de wapenrusting Gods aan, om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels,’ Ef.6:11. Weet waar de verleidingen ten diepste vandaan komen. 'Maar ik vrees, dat misschien, zoals de slang met haar sluwheid Eva verleidde, uw gedachten van de eenvoudige [en loutere] toewijding aan Christus afgetrokken zullen worden'. 2Kor.11:3
Tegen de gemeente van Thyatira zegt Jezus; ’maar Ik heb tegen u, dat u de vrouw Izebel laat begaan, die zegt, dat zij een profetes is, en zij leert en verleidt mijn knechten’. Opb.2:20-22 Hier zien we dat een vrouw die zich erop beroemt een profetes te zijn daardoor leergezag uitoefent op mannen. En in haar lering verleid zij de mannen. Die niet indachtig zijn dat een vrouw geen gezag over een man zal hebben. Zij als vrouw onderwerpt zich ook niet maar voert de boventoon. Jezus laat zien wat voor kwalijke gevolgen dit heeft. Hij (Jezus) zeide tot zijn discipelen: 'Het is onmogelijk dat er geen verleidingen komen Luk.17:1 Want het moet blijken wie de proef kan doorstaan.
RUSTIG HOUDEN. Van mannen wordt dit ook een aantal keren gezegd ‘rustig leven leiden’. ‘Wij vermanen in de Here Jezus….dat zij rustig bij hun werk blijven en hun eigen brood eten'. 2Tes.3:14. Ook mannen moeten zich geen onrust laten aanjagen. En ook: ‘gebeden …. voor koningen en hooggeplaatsten, opdat wij een stil en rustig leven mogen leiden in alle godsvrucht en waardigheid 1Tim.2:2.
Ook mannen moeten het niet hoog hebben, evenals hun vrouwen een stil en rustig leven leiden, maar wel om je in te zetten voor een godvruchtig leven en waardigheid. Mannen en vrouwen mogen ieder met hun eigen talenten en (geestelijke)gaven de gemeente dienen en opbouwen.
J. ANDERE LEIDINGGEVENDEN
Immers 120 mensen waren aanwezig op de Pinksterdag. Waren behalve de apostelen daarbij ook de zeventig anderen (die ook uitgezonden werden door de Here Jezus en ‘éxousia’ ontvangen hadden. Luk.10:1 enz. Zaten daar later ook leidinggevende bij? We weten het niet. En toen kwamen al 3000 zielen tot geloof in de Here Jezus. Han.2:41 En de Here voegde dagelijks toe aan de kring die behouden werden. Han. 2:47. Maar velen van hen, die het woord gehoord hadden, werden gelovig, en het getal der mannen werd ongeveer 5000. Han. 4:4. En des te meer werden er toegevoegd, die in de Here geloofden, tal van mannen en vrouwen. Han. 5:14. En toen in die dagen de discipelen talrijker werden. Han.6:1.
Het zal ons dus niet verbazen als de gemeente al tot 10.000 of meer mensen was uitgegroeid. Al deze mensen moesten leiding en onderwijs ontvangen. In eerste instantie door de 12 Apostelen. Maar was dat op den duur genoeg? Maar Gods leiding is altijd wonderbaar aanwezig. Want we lezen ook dat; ‘En het woord Gods wies en het getal der discipelen te Jeruzalem nam er toe. En en een talrijke menigte priesters komt tot geloof, Han. 6:7, Allemaal leraars van Gods woord. en leidinggevenden voor Israël. Want de gemeente bestond toen voornamelijk uit Joden. Hoeveel van hen zijn kort daarna in een leidinggevende positie in de gemeente gekomen. Het is iets wat de tekst in Handelingen niet vermeld. Net zo min als van de Zeventig.
Wat wel naar voren komt is hoe naast de Apostelen er andere leidinggevenden komen In Han. 4:36 is daar ‘En Jozef, die van de apostelen de bijnaam Bar-Nabas gekregen had, wat betekent: zoon der vertroosting - , een Leviet, uit Cyprus afkomstig,’ Deze Jozef had dus al een naam gekregen onder de apostelen en in de gemeente. Hij was een Leviet, en dus al onderlegd in het woord van God en mede leidinggevende in de eredienst (van de tempel?). Als dan later in Antiochië ook het evangelie aan de Grieken gepredikt wordt ‘en hun de Here Jezus predikten’, en een groot aantal tot geloof komen. Han.11:20-22. En het bericht daarvan kwam de gemeente van Jeruzalem ter ore en zij vaardigden* (éxapesteilan)* =uit-zenden) Barnabas af naar Antiochië. Of betekend dit dat hij als apostel werd uitgezonden De Leviet uit Cyprus had een prominente plaats bij de apostelen. Hij mocht als leidinggevende orde op zaken stellen en de nieuwe gelovigen in Antiochië zorg geven. Mogelijk ook omdat hij uit Cyprus kwam en de Griekse taal goed machtig was. Hij was een profeet of leraar. Han.13:1. Hij ging ook naar Tarsus om Saulus te zoeken en naar Antiochië te brengen om samen een brede menigte te leren. Han. 11:26
Liturg ‘Epaphroditus tot u te zenden, mijn broeder en medearbeider en medestrijder, die uw afgevaardigde, (afgezondene SV, ‘apostolon’ ) was om mij te helpen, (bedienaar SV, ‘leitourgon’*). Hij was dus hun Apostel en Dienaar-Liturg. Eng.vert.: Apostle and Minister. Wel zwak vertaald (met afgevaardigde en helpen) de rijkdom die in deze woorden zit. Alleen bepaalde kerken kennen het begrip Liturg als functie om de orde van dienst, de Liturgie, te leiden. daar is sprake van als Barnabas en Paulus uitgezonden worden. ‘Terwijl zij vasten bij de dienst (Leitourgountoon) des Heren.Han.13:2. Paulus ‘om een Dienaar (Leitourgon) van Jezus Christus te zijn voor de heidenen’. Rom.15:16.
Daarna komen er opnieuw profeten uit Jeruzalem in Antiochië. Han. 11:27-28. En een van hen, Agabus, stond op en gaf door de Geest te kennen, dat er een grote hongersnood zou komen over het gehele rijk, die dan ook gekomen is onder Claudius. En de discipelen besloten ieder naar draagkracht iets zenden zou tot ondersteuning van de broeders, die in Judea, en zij zonden het aan de Oudsten door de hand van Barnabas en Saulus. Han.11:29. Barnabas en Saulus keerden terug uit Jeruzalem na hun liefdedienst te hebben volbracht, en namen ook Johannes, bijgenaamd Marcus, mede. Han. 12:25. zie verder Han.13:5. Nog andere profeten en leraars waren die de gemeente aan het opbouwen waren. Leraren en profeten zijn uit jeruzalem als leidinggevenden naar Antiochië gezonden Nu waren er in Antiochië in de gemeente aldaar profeten en leraars, namelijk; Barnabas, Simeon, genaamd Niger, Lucius, van Cyrene, Manaen, de zoogbroeder van Herodes, den viervorst, en Saulus. Han.13:1.
Vicaris ? En… verkondigen zij het woord Gods in de synagogen der Joden; en zij hadden ook Johannes tot helper ‘ (upεretεn = adjudant). Han13:5 Ook Saulus wordt tijdens zijn ontmoeting met Jezus ‘ `upεretεn’ genoemd. Han.26:16. En ook in Luk.1:2, is er sprake van Dienaren (úpεretai), (Eng. attendants) Dus hier staat niet: Diakenen.. Want het gaat hier om De Apostelen. Johannes was dus niet zomaar een helper, maar kreeg een ondersteunende functie. En hij zond (aposteilas) twee van zijn helpers (diakonountoon), Timotheüs en Erastus Han.19:22. Opnieuw zien we, evenals bij Johannes, dat het heel zuinig als ‘helpers’ vertaald is, maar het is veel meer, zij waren zijn ‘dienaren’ ‘Zo moet men ons beschouwen als Dienaren (úpεretas), van Christus, beheerders (oikonomous) van de geheimenissen Gods’. Aldus Paulus over hemzelf en Apollus. 1Kor.4:1 .`upεretεn’ = adjudant, hiervan weet ik niet of er een vergelijkbare leidinggevende functie in de kerk is, of het moet ‘Hulpbisschop zijn. Dus hulp-opziener. Of Vicaris, is Hulppredikant. Voorgangers?
'Voorganger.Toen besloten de 'apostelen' en de oudsten met de gehele gemeente mannen uit hun midden te kiezen en met Paulus en Barnabas naar Antiochië te zenden: Judas, genaamd Barsabbas, en Silas, mannen van aanzien onder de broeders. Han.15:22 kiezen' = “eklexamenous’ = uitkiezen tot een taak. 'Aanzien' = ‘`εgoumenous’ = leading, voorganger, commandant. Door te vertalen met het woord ‘aanzien’ komt er helemaal niet uit dat het ‘voorgangers’ zijn. Ook hier zuinig vertaald. ‘Hebben wij (de apostelen) eenstemmig besloten mannen (Judas en Silas) tot u te zenden’. ‘Kwamen zij in Antiochië aan, riepen de vergadering bijeen.. Judas en Silas, die zelf ook profeten waren, bemoedigden en versterkten’. Han.15:30-32. S.V. ‘voorgangers’. Judas en Silas waren dus ‘Voorgangers en Profeten’. ‘houd uw voorgangers ‘ ’εgoumenoon’ in gedachtenis Heb.13:7 ‘groet al uw voorgangers ‘ ‘εgoumenous’ en al de heiligen Heb.13:24. Ook als gave staat dit beschreven: Rom.12:8. ‘proistamenous’ leider, voorstaander, voorganger. (Behalve in: ‘afzonderlijk aan hen die in aanzien, achting SV, ‘dokountoon’ waren Gal.2:2,6. Hier heeft het woord ‘aanzien’ niet de betekenis van ‘voorganger’).
Prediker, predikant is van uit het Latijn ‘praedicare’= openlijke bekendmaking, afkondiging, van tevoren zeggen, (voor-dicteren, dictee), voorschrijven. bevel (zoals van keizer Augustus). Het Grieks is ‘kεrux’ (keroeks), ‘kεrussoon, is ‘proclameren’. En Johannes predikte ‘kεrussoon’ in de woestijn Mat.3:1 Philippus predikte ‘ekεrussen’ hen de Christus’, Han.8:5 ‘ Is hij een apostel of een diaken. Paulus ‘prediker en apostel’ 1Tim.2:7 ‘kεrux kai apostolos’. ‘Verkondig het woord’ zegt Paulus tegen Timoteüs’, 2Tim.4:2. Juist hier staat: ‘kεruxov’, dus predik ,proclameer. ‘Verkondigen’ is meestal de vertaling van ‘evangelie-brengende’. ‘hoe zal men prediken zonder gezonden te zijn’? Rom.10;15 ‘kεruxoosiv’.
Dat de Here Jezus je zend, door zijn Heilige Geest, is wel een voorwaarde. Het woord ‘prediker’ komt dus voor, maar vooral het werk van ‘prediken’. Dus de titel ‘prediker’, en daarvan afgeleid ‘predikant’, komt wel voor in de gemeente in het N.T. maar niet veel, eerder het werk van ‘prediken’. Een aantal teksten in de NBG waar in de grondtekst (Grieks) geen ‘ prediking’ staat, als of men in de NBG-tijd het prediken sterker wilde benadrukken of de titel van ‘predikant’. Weide Paulus zich geheel aan de prediking NBG , Han.18:5. hier staat echter ‘diamarturomenos’ = tussenin getuigenis, en zo staat het ook in de SV ‘betuigende’. ‘in de prediking van de waarheid’, NBG 2kor.6:7 SV, in de prediking van de waarheid ‘en logos alεtheias’, dus letterlijk: in woord (der)waarheid. Oudsten die zich belasten met prediking NBG 1Tim.5:17 ‘en logooi kai didaskaliai’ Beter vertaald door de SV.. ‘in het woord en de leer’. ’Woordbrengende’ dus.
Leiders. ‘een Jood, Aquila en Priscilla, zijn vrouw. (net als Paulus tentmaker) Han.18:2. ‘Paulus vergezeld door Priscilla en Aquila. Han.18:18 ‘een Jood, Apollos uit Alexandrië, een geleerd man, doorkneed in de Schriften Han.18:24 ‘toen Priscilla en Aquila hem hoorden, namen zij hem tot zich en legde hem de weg Gods nauwkeuriger uit. Han.18:26 Zij waren ook zodanig gegroeid als medewerkers van Paulus om aan Apollos het evangelie nauwkeuriger uitleggen (exethento). letop: er staat niet dat ze hem aan het onderwijzen of leren waren. Apollos zelf was een geleerd man, kende de Schriften, alleen er moest wel enige uitleg bij wilde hij de volledige strekking begrijpen. Later zien we bij hen de gemeente aan huis. 1Kor.16;19. Welke vorm de leiding is die ze daar geven wordt niet genoemd. Weer later vraagt Paulus aan Timoteüs om hen de groeten over te brengen. 2Tim.4:19. Hij draagt hen bepaald op z’n hart. ‘het huis van Stefanas, dat het de eersteling van Achaje is en dat zij zich ten dienste (diakonian) van de heiligen gesteld (etaxan) hebben. ‘Steld u dan ook onder zulke mensen, en onder ieder,die meewerkt (sunergounti) (ergo =werk) en arbeid.(kopioonti).(=inspannen) 1Kor.16:15-16
K. De BROEDER / De ZUSTER
Naast het feit dat iedereen in de gemeente / kerk een broeder en zuster is, komt de bijzonderheid voor dat sommigen De Broeder of De Zuster genoemd worden. Alsof ze toch voor bepaalde dingen aangesteld zijn, een functie hebben als De Broeder en De Zuster. In veel teksten zien we ook dat ze een bepaalde taak waarnemen. Ook in de Roomse Kerk kennen we dit begrip als ‘Frater’ (Lat. voor broeder).
‘En wij zonden De Broeder met hem mede,wiens lof om zijn evangeliewerk door al de gemeenten(verbreid is). 2Kor.8:18 Enerzijds wat Titus betreft, hij is mijn medestander (koinonos)(=partner) en mijn medewerker’., afgevaardigden, SV. afgezanten, (apostoloi) gemeenten (ékklεsiooon)(kerken).vs 23 Zijn het toch Apostelen, of nog een andere functie die van (Af)Gezant’. (zendeling).
Paulus … apostel en Sosthenes, De Broeder aan de gemeente Gods 1Kor.1:1. Sosthenes wordt door Paulus in het gemeente opbouwwerk betrokken en ook door middel van het schrijven van een brief. Apollos De Broeder, 1Kor.16:12 Hij ging de synagogen rond om uit de Schriften aan te tonen dat Jezus de Christus is. ‘Paulus … apostel en Timoteus onze Broeder. Kol.1:1. samen richten zij zich tot de gemeente. ‘Timotheus, De Broeder (met Paulus) aan de gemeente Gods’. 2Kor.1;1. ‘Tychicus, mijn geliefde broeder en getrouwe dienaar in de Here’. Gal.6:21 ‘Epaphroditus tot u te zenden, mijn broeder en medearbeider en medestrijder, die uw afgevaardigde was om mij te helpen’. Ook hier: (ton adelfon). De Broeder. Phil.2:25 ‘Tychicus, mijn geliefde broeder en trouwe dienaar en mededienstknecht’.Kol.4;7 In de grondtekst staat: De geliefde Broeder, ( 'o agapεtos adelfos).
‘Febe, onze zuster, dienares der gemeente Rom.16:1 Zij verleende velen bijstand. In de grondtekst staat niet ‘onze’ maar: De Zuster onzer, (ten adelfεn). ‘Aan Apphia De Zuster’.(tεi adelfεi). Philemon 1:2.
L. Samenvatting Gezag in dienstbaarheid.
Op sommige punten is wat uitvoeriger ingegaan, aan de andere kant kunnen er over allerlei punten nog veel meer dingen geschreven worden. Zoals: ‘neem geen aanklacht aan tegen een Oudste tenzij er twee of drie getuigen zijn’. 1Tim.5:19, Het belang van dit onderwerp is hoe wordt er in de gemeente van Christus met ‘gezag’ omgegaan en wat zijn nu werkelijk de Bijbelse uitgangspunten. Willen we dezen volgen. En zijn deze punten ook genoeg om een structuur te geven aan de gemeente. Of blijven we accepteren wat er historisch ingevoegd is. God zelf als Schepper is het begin van ‘gezag’ en Jezus als de Christus als Gods Zoon heeft dit vanzelf ook. Maar ook tegenover de mensen en gezaghebbers van Zijn tijd openbaarde God duidelijk tijdens de doop door Johannes dat Jezus de Zoon van God is, het ‘gezag’ (Exousia) heeft. Wat voor ‘gezag’ is dat dan of hoe wordt het uitgeoefend. Als dit toch een absoluut ‘gezag’ is. Maar ook Jezus zelf zegt: ‘gelijk de Zoon des mensen niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen’ Mat.20:28, Mar.10:45, Luk.22:27. En Hij laat dit in allerlei facetten zien. Hij heerst over het kwade, demonen, ziekten en over de natuur, wind en golven. Maar de mensen wilde Hij dienen.
Jezus stelt zelf Apostelen (gezondenen, gezanten) aan en geeft hun ook macht (Exousia) over het kwade, maar Hij vraagt om zijn volgelingen te weiden. Zij zijn ook Opzieners (episcopos) en Oudsten (presbuteros) Als er een nieuwe gekozen moet worden dan raadplegen zij de gemeente die ook actief rond moet zien onder de mannen en dan stellen ze aan. Wie zien dat de Apostelen gemeentestichters zijn. Ook later als Barnabas en Saulus(Paulus) uitgezonden worden gaan zij gemeenten stichten.
Oudsten / Opzieners heersen niet over de gemeente maar geven dienend leiding. Daarom wordt tevens besproken waaraan moet een Ouderling/Oudste voldoen, welke criteria zijn er en wat is hun taakstelling. En dat een gemeente pas volledig gemeente is als er Ouderlingen aangesteld zijn. Apostelen c.q. Oudsten hebben het Exousia-Gezag Er ontstaat een eerste grote gemeente in Jeruzalem Als er dat kenbaar gemaakt is aan de Apostelen/Oudsten dat er problemen ontstaan zijn, dan als gezagsdragers maken zij dat kenbaar aan de hele gemeente en vragen zij opnieuw aan de gemeente om rond te zien naar bekwame mannen en dan stellen zij die aan met gebed en vasten. De gemeente wordt dus betrokken in de procedure.
De eerste vorm van diakenschap is de (voedsel)tafels bedienen. Het bijzondere is om te ontdekken dat er gemeente-diakenen zijn maar ook zendings-diakenen die met de Apostelen/Zendelingen meegaan en hen assisteren.
Een ander punt is: hebben vrouwen in de gemeente leidinggevende taken. Daarom gingen we eerst zien hoe gaat Jezus om met vrouwen in de toenmalige maatschappij,. heel open en bespreekt zelfs theologische kwesties. Maar Hij stelt geen enkele vrouw aan maar zij dienen Hem en de apostelen met hun zorgzaamheid voor hen. Als er nieuwe apostelen of oudsten gekozen worden zijn het altijd mannen. Omdat de Schrift zegt dat vrouwen geen gezag over mannen zullen hebben en ook de mannen niet zullen leren. En dit zegt de Schrift omdat dit de scheppingsorde is, dus voor de zondeval al zo was. En ten tweede:dat de vrouw door verleiding in overtreding gevallen is. De vrouw heeft dus geen leer- gezag over de man om hem uit de Schrift dingen te leren of geestelijk gezag.
We zien echter wel dat vrouwen ‘staatkundig gezag’ hebben of ook over knechten die bij hun bedrijf horen. Ook dat zij ‘profetessen’ zijn en dat de oudere vrouwen de jongere vrouwe ‘leren’. We zien ook dat vrouwen ‘diakenen’ zijn en de gemeente in deze taak dienen. Daardoor kunnen ze ook aan broeders, die meehelpen daar in, leiding geven. Ook zijn er vrouwen die meehelpen in het zendingswerk. Wenselijk zou het zijn dat vrouwen, maar ook mannen, die in binnen of buitenland een bepaald werk opzetten, b.v. kinderopvang(huis, scholen), en door de gemeente ondersteund worden niet ook door dezelfde gemeente als Zendingsdiaken aangesteld worden.
Bij Andere Leidinggevenden zien we dat naast de veelgenoemde Profeten en Leraren en Evangelisten en Herders ook genoemd worden: Liturg, Adjudant/vicaris, Voorgangers, Prediker/ predikant en plaatselijke Leiders. Een bijzonder aspect is dat zoals we in de RK-kerk het begrip Frater kennen de Schrift het ook heeft over De Broeder en De Zuster, die dan met bepaalde taken bedeeld zijn om de gemeente te dienen.
Blijven dan de gewone gelovigen als kudde over, nee niet in het minst, want iedereen is een discipel van Jezus en is begiftigt met een geestelijke gave door de Heilige Geest om daarmee de gemeente te dienen. Als gelovige in Christus ben je een (konings)kind van God om als zodanig te wandelen, om het koninkrijk van de liefde 'te leven'. God heeft de gemeente als een uitdrukkingsvorm gekozen om de veelkleurige wijsheid van God te tonen.