Genesis/Hoofdstuk 30: verschil tussen versies

2.146 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Commentaar hoofdstuk}} == Gen. 30:6 == Ge 30:6 Toen zeide Rachel: God heeft mij gericht, en ook mijn stem verhoord, en heeft mij een zoon gegeven; daarom noemde...')
 
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1:
{{Commentaar hoofdstuk}}
 
== Samenvatting ==
Kort: Vervolg Jakobs zegen in kinderen (1-24), Jakobs zegen in aardse rijkdom (35-43).
 
Rachel, ontevreden over haar onvruchtbaarheid, geeft Jakob haar dienstmaagd Bilha, die hem Dan en Naftali baart (1-8). Insgelijks geeft Lea, ophoudend te baren, Jakob haar dienstmaagd Zilpa, die hem Gad en Aser baart (9-13). Ruben vindt liefdesappels, die met Rachel 'ruilt' voor Jakob, die dan bij haar inkomt. God verhoort Lea en zij baart Issaschar, Zebulon en een dochter Dina (14-21). Ten laatste baart ook Rachel Jozef (22-24). Wanneer nu Jakob begeert met zijn huisgezin naar zijn land te trekken, houdt Laban hem met een nieuw beding van loon (25-34). Jakob wordt, tegen Labans vermoeden, zeer rijk door God gezegend (35-43).
 
== Gen. 30:6 ==
Regel 12 ⟶ 17:
Ge 30:11  Toen zeide Lea: Er komt een hoop! en zij noemde zijn naam Gad. (SV)
'''Gad.''' D.i. 'geluk', zie [[Gad]].
 
== Gen. 30:13 ==
Ge 30:13  Toen zeide Lea: Tot mijn geluk! want de dochters zullen mij gelukkig achten; en zij noemde zijn naam Aser. (SV)
'''Aser.''' D.i. 'gelukkig', zie [[Aser]].
 
== Gen. 30:14 ==
Ge 30:14   En Ruben ging in de dagen van de tarweoogst, en hij vond Dudaïm in het veld, en hij bracht die tot zijn moeder Lea. Toen zeide Rachel tot Lea: Geef mij toch van uws zoons Dudaïm. (SV)
'''Dudaïm.''' In moderne vertalingen: [[liefdesappels]].
 
== Gen. 30:18 ==
Ge 30:18  Toen zeide Lea: God heeft mijn loon gegeven, nadat ik mijn dienstmaagd aan mijn man gegeven heb; en zij noemde zijn naam Issaschar. (SV)
'''Issaschar.''' Zie [[Issaschar]].
 
== Gen. 30:20 ==
Ge 30:20  En Lea zeide: God heeft mij, mij [heeft] [Hij] begiftigd met een goede gift; ditmaal zal mijn man mij bijwonen; want ik heb hem zes zonen gebaard; en zij noemde zijn naam Zebulon. (SV)
'''Zebulon.''' D.i. 'Bijwoning', zie [[Zebulon]].
 
== Gen. 30:21 ==
Ge 30:21  En zij baarde daarna een dochter; en zij noemde haar naam Dina. (SV)
'''Dina'''. D.i. 'Uitspraak'. Zie [[Dina]].
 
== Gen. 30:24 ==
Ge 30:24  En zij noemde zijn naam Jozef, zeggende: De HEERE voege mij een anderen zoon daartoe. SV)
'''Jozef.''' D.i. 'toe te voegen', 'te vermeerderen'. Zie [[Jozef (zoon van Jakob)|Jozef]].
 
== Bron ==
''Statenvertaling''. Tekst van de samenvatting van het hoofdstuk is onder wijziging verwerkt op 5 okt. 2020