Godsbewijs: verschil tussen versies

Uit Christipedia
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 35: Regel 35:


== Meer informatie ==
== Meer informatie ==
Emanuel Rutten, Jeroen de Ridder, ''En dus bestaat God; de beste argumenten''. De auteurs, jonge filosofen, geven in dit boek een overzicht van de beste argumenten voor het bestaan van God. Amsterdam: Buijten En Schipperheijn Motief, 2015. Omvang: 160 blz.
Emanuel Rutten, Jeroen de Ridder, ''En dus bestaat God; de beste argumenten''. De auteurs, jonge filosofen, geven in dit boek een overzicht van de beste argumenten, acht in getal, voor het bestaan van God. Amsterdam: Buijten En Schipperheijn Motief, 2015. Omvang: 160 blz.


== Bron ==
== Bron ==

Versie van 22 jun 2018 12:25

Een Godsbewijs is een redenering met als conclusie dat God bestaat.

Synoniem: Godsargument. Sommigen gebruiken liever de term "Godsargument", omdat degene die het 'bewijs' levert meestal slechts bedoelt om het bestaan van een of meer goden aannemelijk te maken voor de menselijke rede.

Een Godsbewijs is een redenering, die volgens sommigen niet een wetenschappelijke, maar een wijsgerige aangelegenheid is.

Misvatting. Veel mensen denken dat er geen goede argumenten zijn voor het bestaan van God. De oude argumenten die er waren zijn onderuit gehaald. Het is daarom onredelijk om in God te geloven. Geloof aan God is achterhaald. Deze gedachte klopt niet. Twee Nederlandse filosofen stelden in 2015: "Er zijn juist uitstekende argumenten om te denken dat God bestaat. Die argumenten zijn niet achterhaald door wetenschap of technologie en ook niet vergezocht. Sterker nog, ze gaan uit van zaken die voor veel mensen bekend zijn en vanzelf spreken en komen dan via een aantal logische stappen uit bij de conclusie dat God bestaat."[1]

Nut. Voor het zoeken naar een Godsbewijs worden enkele redenen aangevoerd.

  1. De vraag naar het bestaan van God is een uitnemend vraagstuk, dat de mens al eeuwenlang bezig houdt. Een Godsbewijs levert een redelijk antwoord op die vraag. Het antwoord raakt 's mensen oorsprong en identiteit.
  2. Een Godsbewijs toont aan dat geloof in God niet een sprong in het duister is, niet tegen verstandelijke overwegingen ingaat, maar redelijke gronden heeft. Geloven aan God is niet dom, maar heeft goede argumenten.

Om een Godsargument te begrijpen en te beoordelen, moet duidelijk zijn:

  1. wat is het wezen is waarvan het bestaan aannemelijk wordt gemaakt. Anders gezegd: Wat wordt onder God verstaan? Wat houdt het begrip 'God' in.
  2. welke uitgangsstellingen (premissen) de gronden vormen voor de conclusie dat God bestaat. Anders gezegd: waaruit volgt logisch dat God bestaat?

Het begrip 'God'. Veel filosofen bepalen het begrip 'God' als volgt:

  • een Wezen dat bewustzijn heeft
  • een Wezen dat onstoffelijk (immaterieel) is
  • een Wezen dat onveroorzaakt (eeuwig) is.
  • een Wezen dat de directe of indirecte oorzaak is van al het andere dat bestaat. Hij is de eerste oorzaak, de grond van de wereld.

Deze definitie bepaalt God als een Persoon, een Geest, die van eeuwigheid bestaat en de wereld heeft voortgebracht. De oorsprong van het universum is geen stof, maar Geest. Dit geestelijk Wezen is het begin van alles. De eerste oorzaak van ruimte, tijd en materie.

Dit Godsbegrip is minimaal van inhoud; het behelst slechts enkele eigenschappen van God. Het biedt geen troost, het zegt ons niet dat God naar mensen omziet. Maar als het bestaan van een dergelijk Wezen redelijkerwijs aangetoond kan worden, of althans aannemelijk gemaakt kan worden, dan kan een dergelijk Wezen met reden God genoemd worden. Daarmee is echter nog niet aangetoond of aannemelijk gemaakt, dat de God van Abraham, Izak en Jacob bestaat.

Premissen. De conclusie van een Godsbewijs vloeit logisch voort uit de premissen van de redenering. Deze uitgangsstellingen moeten voor de rede aannemelijk zijn, om de conclusie voor de rede aannemelijk te maken. Soms moet men of meer premissen beargumenteren.

Modaal-epistemisch Godsargument

Het modaal-epistemisch Godsargument is van de Nederlandse christenfilosoof Emanuel Rutten, dat hij in zijn proefschrift heeft ontvouwd. Zijn eerste uitgangspunt is: al het mogelijk ware is kenbaar. Alles wat mogelijk waar is, kan gekend worden. De wereld, de werkelijkheid uiteindelijk en ten diepste kenbaar is, begrijpbaar is. Hij noemt dit een basale intuitie.

Zijn tweede uitgangspunt of premisse is: het is onmogelijk te weten dat God niet bestaat. Alle kennis vereist een bron van kennis. Dit is een aannemelijke stelling. Mogelijk kenbronnen zijn: logische bewijsvoering, zintuiglijke waarneming, intuïtie, getuigenis. Alle mogelijke kennisbronnen die wij kunnen onderscheiden stellen ons niet in staat om te weten dat God niet bestaat. Door zintuiglijke waarneming kun je niet waarnemen dat je alles waargenomen hebt en dus ook niet vaststellen dat God niet bestaat. Evenmin kan men door logische bewijsvoering aantonen - uit het begrip God als een bewust, onstoffelijk, onveroorzaakt en veroorzakend Wezen - dat God niet bestaat, want het gehanteerde begrip van God is niet innerlijk tegenstrijdig.

De redenering van het modaal-epistemische Godsargument is: als al het mogelijk ware kenbaar is en het onmogelijk is te weten dat God niet bestaat, dan volgt daaruit logisch dat God moet bestaan.

Geschiedenis

Door de eeuwen heen zijn er argumenten voor het bestaan van God aangevoerd. Vanaf de jaren zestig van de 20e eeuw wordt er in de filosofie weer meer nagedacht en gediscussieerd over godsargumenten. Het resultaat is dat de argumenten sterk zijn verbeterd, zodat ze niet meer gedrukt worden door de eerdere bezwaren. Bovendien zijn er nieuwe argumenten bijgekomen.

Meer informatie

Emanuel Rutten, Jeroen de Ridder, En dus bestaat God; de beste argumenten. De auteurs, jonge filosofen, geven in dit boek een overzicht van de beste argumenten, acht in getal, voor het bestaan van God. Amsterdam: Buijten En Schipperheijn Motief, 2015. Omvang: 160 blz.

Bron

  1. Emanuel Rutten, Jeroen de Ridder, En dus bestaat God; de beste argumenten (Amsterdam: Buijten En Schipperheijn Motief, 2015), blz. 8.