Godvrezend

Uit Christipedia

Godvrezend is een bijvoeglijk naamwoord dat twee betekenissen heeft[1]:

1. met ontzag en eerbied jegens God vervuld. Synoniemen zijn: godvruchtig, godsdienstig, godzalig, vroom, devoot, pieus, religieus.

2. blijk gevend van godvrezendheid. "Een godvrezend gedrag."

Wanneer "godvrezend" direct voor het zelfstandig naamwoord staat, zoals in "godvrezende mannen", ligt de klemtoon op "god".

De oude Simeon was rechtvaardig en godvrezend.

Lu 2:25  En zie, er was een man in Jeruzalem wiens naam was Simeon, en deze man was rechtvaardig en godvrezend en verwachtte de vertroosting van Israel, en de Heilige Geest was op hem. (TELOS)

Een godvrezend iemand is geen zondaar, d.w.z. hij leeft niet in de zonde.

Joh 9:31  Wij weten dat God geen zondaars hoort, maar als iemand godvrezend is en zijn wil doet, die hoort Hij. (TELOS)

In Jeruzalem woonden godvrezende mannen.

Hnd 2:5  Nu woonden er in Jeruzalem Joden, godvrezende mannen uit elk van de volken die er onder de hemel zijn. (TELOS)

Godvrezende mannen droegen het lichaam van de bloedgetuige Stefanus martelaar naar het graf.

Hnd 8:2  Godvrezende mannen nu droegen Stefanus ten grave en bedreven grote rouw over hem. (TELOS)

De Romeinse hoofdman Cornelius vreesde God en had een godvrezende soldaat bij hem.

Hnd 10:1 Een man in Caesarea nu, genaamd Cornelius, -een hoofdman van de legerafdeling, de Italische geheten, Hnd 10:2 vroom en een man die God vreesde met zijn hele huis, vele aalmoezen gaf aan het volk en voortdurend tot God bad, (... ) Hnd 10:7 Toen nu de engel die tot hem sprak, was weggegaan, riep hij twee van zijn huisknechten en een godvrezende soldaat uit hen die voortdurend bij hem waren; (TELOS)

Verwante begrippen

Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal[1] vermeldt als synoniemen van "godvrezend" in de eerste betekenis van het woord: godvruchtig, godsdienstig, godzalig, vroom, devoot, pieus, religieus. Men kan echter bij deze woorden enige verschillen in betekenis onderscheiden, althans naar vroeger woordgebruik[2]:

Godsdienstig is hij, die aan zijn godsdienst hecht, en zijn kerkelijke plichten niet verzuimt.

Godvreezend en godvruchtig worden van hem gezegd, die in alles toont eerbied voor God en Gods geboden te hebben. 

Godzalig drukt hetzelfde uit, doch verbindt hiermede het zalig bewustzijn van Gode welgevallig te handelen; daardoor krijgt het ook de minder gunstige betekenis van vertoonmakend door grote godsdienstigheid.

Ook vroom, eigenlijk uitstekend en verder braaf en godsdienstig, kan deze betekenis "vertoonmakend door grote godsdienstigheid" krijgen.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave), digitale versie 1.0 Plus, jaar 2000.
  2. Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908) s.v. Godsdienstig — godvreezend — godvruchtig — godzalig — vroom.