Habakuk/Historische context

Uit Christipedia
Habakuk > Historische context
Habakuk profeteerde in Juda vermoedelijk in de 2e helft van de 7e eeuw, ten tijde van de Judese koningen Josia of Jojakim. Zijn tijdgenoten zijn dan de profeten Jeremia, Nahum en Zefánja. In Habakuks tijd kwamen het rijk der Chaldeeën op als wereldmacht.
Hab 1:6 Want ziet, Ik verwek de Chaldeen, een bitter en snel volk, trekkende door de breedten der aarde, om erfelijk te bezitten woningen, die de zijne niet zijn.
De Chaldeeën kwamen oorspronkelijk uit de Syrische woestijn en begonnen rond 1000 v.Chr. het stroomgebied van de Eufraat binnen te dringen. Ze vestigden zich in een vrij zwak Babylonisch koninkrijk. De landstreek Chaldea is Zuid-Babylonië, waar Ur lag, de plaats waar Abraham vandaan kwam.

Later zal het Chaldeeuws-Babylonische (Neo-Babylonische) rijk strijden tegen het Assyrische rijk en tegen het Egyptische rijk en zal uiteindelijk Juda veroveren, de hoofdstad Jeruzalem innemen (587), de tempel verwoesten en de Joden wegvoeren in de Babylonische ballingschap.

Chronologisch-historische context van Habakuk: 

Van 696-642 is de goddeloze Manasse koning van Juda. Zijn zoon Amon regeert van 641-640 en doet evenzeer kwaad.
2Kon 21:19 Amon was twee en twintig jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde twee jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Mesullemet, een dochter van Haruz van Jotba. 2Kon 21:20 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; gelijk als zijn vader Manasse gedaan had. 2Kon 21:21 Want hij wandelde in al den weg, dien zijn vader gewandeld had, en hij diende de drekgoden, die zijn vader gediend had, en hij boog zich voor die neder. 2Kon 21:22 Zo verliet hij den HEERE, den God zijner vaderen, en hij wandelde niet in den weg des HEEREN. 2Kon 21:23 En de knechten van Amon maakten een verbintenis tegen hem, en zij doodden den koning in zijn huis. 2Kon 21:24 Maar het volk des lands versloeg allen, die tegen den koning Amon een verbintenis gemaakt hadden; en het volk des lands maakte zijn zoon Josia koning in zijn plaats.
Van 639 tot 609 regeert Josía als koning van Juda , hij doet wat goed is. 

In 626 maakt Nabopolassar van Chaldea gebruik van de burgeroorlog in Assyrië en verovert onder meer Babylon. Hij roept zich uit tot koning van Babylon. Het van oorsprong Chaldeeuwse vorstenhuis schudt daarmee het Assyrische juk van zich af.

In 612 valt Ninevé, de hoofdstad van het Assyrische rijk, in de handen van de Babyloniërs.

In 609 wordt Haran, een Assyrische machtsbasis, wordt door de Babyloniërs ingenomen.

Egypte komt de Assyriërs te hulp, maar farao Necho II moet zich achter de Eufraat terugtrekken. Necho maakt Karkemish tot zijn machtsbasis in Syrië. De Babyloniërs proberen echter de macht van Egypte in deze landstreek te breken.

In 609 sneuvelt Josia, de goede koning van Juda, in de veldslag te Megiddo tegen Farao Necho. In 609 volgt Joahaz zijn vader Josia op als koning van Juda. Hij doet kwaad en regeert slechts drie maanden. Farao Necho van Egypte neemt hem gevangen en legt het land een boete op.

De Farao stelt een andere zoon van Josia aan: Eljakim en noemt hem Jojakim. Joahaz sterft in Egypte. Jojakim regeert van c. 608-598 en doet kwaad.

In 605 lijdt Farao II van Egypte een zware nederlaag te Karchemish bij de Eufraat tegen de Babyloniers onder leiding van Nebukadnezar II. Circa 604-562 is Nebukadnezar II koning van Babel. Hij verovert Syrië en het land van Israël. Egypte verloor voorgoed zijn invloed voorbij het Sinaï-schiereiland. 
2Kon 24:7 De koning nu van Egypte toog voortaan niet meer uit zijn land; want de koning van Babel had, van de rivier van Egypte af tot aan de rivier Frath, ingenomen al wat van den koning van Egypte was.
Jojakim onderwierp zich aan Babel gedurende drie jaren, doch daarna rebelleerde hij. In 598 sterft Jojakim. Zijn zoon Jojachin volgt hem op en doet wat kwaad is. Jeruzalem wordt ingenomen door de Babyloniers van Nebukadnezar II. De tempel van Jahweh wordt geplunderd en Jojachin wordt weggevoerd naar Babylon.
2Kon 24:2 En de HEERE zond tegen hem de benden der Chaldeen, en de benden der Syriers, en de benden der Moabieten, en de benden der kinderen Ammons, en zond hen tegen Juda, om dat te verderven, naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had door den dienst Zijner knechten, de profeten. 2Kon 24:3 Zekerlijk geschiedde [dit] naar het bevel des HEEREN tegen Juda, dat Hij hen van Zijn aangezicht wegdeed, om de zonden van Manasse, naar alles, wat hij gedaan had; 2Kon 24:4 Als ook [om] het onschuldig bloed, dat hij vergoten had, zodat hij Jeruzalem met onschuldig bloed vervuld had; daarom wilde de HEERE niet vergeven.
Jojachin sterft c. 597Zedekia, de oom van Jojachin, wordt door Nebukadnezar II tot vazalkoning van Juda aangesteld. Hij regeert van 597 tot de val van Jeruzalem in 587. Zedekia doet wat kwaad is en rebelleert tegen de koning van Babel.

De Babyloniërs belegeren de stad Jeruzalem, nemen haar in 587 in, verwoesten de tempel, verbranden de huizen en breken de stadsmuren af. Zedekia wordt weggevoerd naar Babel en sterft daar. De “tijd van de heidenen” (Dn 2:36-45, Lk 21:24, Rm 11:25) breekt aan. Deze tijd duurt van 587 tot de wederkomst van de Heer Jezus om het Vrederijk op te richten.