Hebreeën 1: verschil tussen versies

12.707 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Hebreeën commentaar}} == 1 == Heb 1:1  Nadat God vroeger vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij in het laatst van...')
 
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(9 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1:
{{Hebreeën commentaar}}
 
== Samenvatting ==
De aandacht wordt van het begin af gericht op de Zoon van God en Zijn grootheid. Van Hem worden zeven grootse dingen genoemd, welke Hem van alle engelen en mensen onderscheiden. Hij is de "Eerstgeborene" (1:6).
 
== 1 ==
Heb 1:1  Nadat God vroeger vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij in het laatst van deze dagen tot ons gesproken in [de] Zoon, (Telos)
'''In [de] Zoon.''' Zie ook vers 5. "Jezus, de zoon van God" (4:14), "de Zoon van God" (6:6).
 
'''Tot ons gesproken in [de] Zoon.''' De schrijver staat het volgende Schriftwoord voor de geest:
 
''Heb 3:7  Daarom, zoals de Heilige Geest zegt: ‘<u>Heden, als u zijn stem hoort</u>, Heb 3:8  verhardt uw harten niet zoals bij de verbittering, in de dag van de verzoeking in de woestijn,  Heb 3:9  waar uw vaderen Mij verzochten door Mij op de proef te stellen, en zij zagen toch mijn werken veertig jaar lang. Heb 3:10  Daarom was Ik vertoornd op dit geslacht en zei: Altijd dwalen zij met het hart, en zij hebben mijn wegen niet gekend, Heb 3:11  zodat Ik zwoer in mijn toorn: Nooit zullen zij in mijn rust ingaan!’'' (Telos)
 
'''Tot ons gesproken in [de] Zoon.''' Over het spreken van Jezus op aarde, zie [[Jezus Christus]]
 
== 2 ==
Heb 1:2  die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door Wie Hij ook de werelden gemaakt heeft. (telosTelos)
'''Erfgenaam.''' Zie ook vers 4: 'uitnemender naam geërfd' dan de engelen. Over Jezus als Erfgenaam, zie [[Erfgenaam]]. Over onze erfenis, zie [[Erfenis]].
 
'''De werelden.''' Dit spreken van van 'werelden' (meervoud) is in overeenstemming met de opvattingen van de Joden, en hun manier van spreken, die drie werelden noemen, die zij noemen:
Regel 29 ⟶ 36:
''Col 1:16 want in Hem zijn alle dingen geschapen in de hemelen en op de aarde, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten: alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen.'' (Telos)
 
God maakte de werelden niet met zijn Zoon als een instrument, maar als een bewerkende oorzaak met hem; want in of door de Zoon zijn alle dingen gemaakt (Col. 1:16). Het voorzetsel "door" duidt niet altijd op instrumentaliteit, maar soms op bewerkende oorzaak. God de Vader is Zelf ook een bewerkende oorzaak (zie Hebr. 2:10)
 
''Heb 2:10 Want het paste Hem, om Wie alle dingen zijn en <u>door Wie</u> alle dingen zijn, dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid te leiden, de overste leidsman van hun behoudenis door lijden volmaakte.'' (Telos)
Regel 84 ⟶ 91:
 
== 4 ==
Heb 1:4 zoveel meer geworden dan de engelen als Hij uitnemender naam geerfdgeërfd heeft dan zij. (Telos)
'''Uitnemender naam.'''
 
''Flp 2:9 Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam geschonken die boven alle naam is, Flp 2:10 opdat in de naam van Jezus elke knie zich buigt van hen die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, Flp 2:11 en elke tong belijdt dat Jezus Christus Heer is, tot heerlijkheid van God de Vader.'' (Telos)
 
'''Geërfd.''' Zie ook vers 2: 'erfgenaam van alle dingen'. Het is de Zoon die erft. Ook door 'geërfd' wordt naar Jezus verwezen als de Zoon van God.
 
== 5 ==
Regel 93 ⟶ 102:
God zegt deze dingen tót en ván Iemand die al bestaat en kan verstaan wat God zegt. Die Persoon is geen engel, maar Hij, die mens is geworden, door God verwekt in de schoot van Maria.
 
'''Zoon.''' Zie ook vers 1: "tot ons gesproken [in] Zoon.
'''U bent mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt.''' De schrijver haalt woorden uit Psalm 2 aan:
 
'''U bent mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt.''' Zie ook:
 
''Heb 5:5  Zo heeft ook Christus niet Zichzelf verheerlijkt om hogepriester te worden, maar Hij die tot Hem gesproken heeft: ‘U bent mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt’.'' (Telos)
 
De schrijver haalt woorden uit Psalm 2 aan:
 
''Ps 2:5 Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, in Zijn brandende [toorn] hun schrik aanjagen. Ps 2:6 Ik heb Mijn Koning toch gezalfd over Sion, Mijn heilige berg. Ps 2:7 Ik zal het besluit bekendmaken: De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon, Ík heb U heden verwekt. Ps 2:8 Eis van Mij en Ik zal [U] de heidenvolken [als] Uw eigendom geven, de einden der aarde [als] Uw bezit.''
Regel 105 ⟶ 120:
''Ro 1:2 (dat Hij tevoren had beloofd door zijn profeten in heilige Schriften) Ro 1:3 aangaande zijn Zoon (die geworden is uit het geslacht van David naar het vlees, Ro 1:4 die verklaard is als Gods Zoon in kracht naar de Geest van de heiligheid, door dodenopstanding), Jezus Christus onze Heer'' (Telos)
 
Niet Jozef heeft Jezus verwekt, maar God Zelf, in de schoot van Maria. Vergelijk vers 6: ‘wanneer Hij zijn eniggeborene inbrengt in de wereld’. En 2:10.
 
''Heb 2:10  Want het paste Hem, om Wie alle dingen zijn en door Wie alle dingen zijn, dat Hij, om <u>vele zonen</u> tot heerlijkheid te leiden, de overste leidsman van hun behoudenis door lijden volmaakte. Heb 2:11  Want en <u>Hij die heiligt</u> en zij die geheiligd worden, <u>zijn allen uit een</u>; daarom schaamt Hij Zich niet hen broeders te noemen en zegt:'' (Telos)
 
Er zijn echter ook andere verklaringen van dat door God 'verwekt' zijn:
Regel 115 ⟶ 132:
De verwekking in de schoot van Maria lijkt de meest voor de hand liggende verklaring. Bedenk ook dat de Heer door de verwekking door de Heilige Geest ‘Zoon van God’ wordt genoemd, volgens de boodschap van de engel aan Maria:
 
''Lu 1:31 en zie, u zult zwanger worden en een Zoon baren en u zult Hem de naam Jezus geven. Lu 1:32 Deze zal groot zijn en <u>Zoon van de Allerhoogste worden genoemd</u>, en de Heer, God, zal Hem de troon van zijn vader David geven, Lu 1:33 en Hij zal over het huis van Jakob koning zijn tot in eeuwigheid en aan zijn koningschap zal geen einde zijn. (..) Lu 1:35 En de engel antwoordde en zei tot haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; <u>daarom ook zal dat Heilige dat geboren zal worden, Gods Zoon worden genoemd</u>. (Telos)''
 
== 7 ==
Heb 1:7  En van de engelen zegt Hij wel: ‘Die zijn engelen tot geesten maakt en zijn dienaars tot een vuurvlam’, (Telos)
'''Dienaars.''' Zie ook vers 14.
 
'''Zijn dienaars tot een vuurvlam.''' Te denken valt aan [[Seraf|serafs]] ('Brandenden').
 
== 8 ==
Heb 1:8  maar van de Zoon: ‘Uw troon, O God, is tot in alle eeuwigheid en de scepter van de rechtmatigheid is de scepter van uw koningschap. (Telos)
'''Maar van de Zoon.''' Zijn de engelen dienaren, de Zoon is Iemand die op de troon zit en gediend wordt.
 
'''Uw troon.''' Het lijkt erop dat de schrijver doelt op de troon in de hemel waarop hij nu gezeten is, naast de Vader (vgl. vers 3, Opb. 3:21).
 
''Opb 3:21  Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, zoals ook Ik overwonnen en Mij gezet heb met mijn Vader op zijn troon.'' (Telos)
 
Volgens sommigen echter wordt in het onderhavige vers 8 de toekomstige troon van de messias in het [[Vrederijk]] bedoeld, niet de troon in de hemel waarop Hij nu gezeten is<ref name=":0">Zo W. J. Ouweneel, ''Wij zien Jezus; bijbelstudies over de Brief aan de Hebreeën''. Twee delen. Vaassen: uitgeverij H. Medema, 1982. Blz. 28.</ref>. De messiaanse troon is zijn eigen troon (Opb 3:21), de troon van zijn vader David (Luc. 1:32)<ref name=":0" />.
 
''Opb 3:21  Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, zoals ook Ik overwonnen en Mij gezet heb met mijn Vader op zijn troon.'' (Telos)
 
'''O God.''' De Zoon, onze Heer Jezus, wordt met 'God' aangesproken. Zijn Godheid komt behalve op deze plaats in verscheidene Schriftwoorden naar voren.
 
'''Is tot in alle eeuwigheid.''' Een kenmerk van de troon van de Heer Jezus is dat zijn troon blijft tot in alle eeuwigheid, in tegenstelling tot de talloos vele tronen van aardse heersers die de geschiedenis heeft doen zien.
 
'''De scepter van de rechtmatigheid is de scepter van uw koningschap.''' In tegenstelling tot zovele aardse heersers is de Heer Jezus een rechtvaardige heerser.
 
== 9 ==
Heb 1:9 U hebt gerechtigheid liefgehad en wetteloosheid gehaat; daarom heeft God, uw God, u gezalfd met vreugdeolie boven uw metgezellen’. (Telos)
'''U hebt gerechtigheid liefgehad en wetteloosheid gehaat.''' De Heer Jezus handelde en handelt niet louter uitwendig naar het recht: zijn gerechtigheid is een hartenzaak, de gerechtigheid heeft hij hartelijk lief, en wetteloosheid is hem een gruwel, een voorwerp van haat. Hoevele onrechtvaardige heersers zijn er op deze aarde geweest! Als de nederige, getrouwe Israëliet op aarde had Christus gerechtigheid lief en haatte hij wetteloosheid<ref name=":1">Zo W. J. Ouweneel, ''Wij zien Jezus; bijbelstudies over de Brief aan de Hebreeën''. Twee delen. Vaassen: uitgeverij H. Medema, 1982. Blz. 27.</ref>.
 
Zonde is wetteloosheid, zegt de apostel Johannes in zijn eerste brief.
 
''1Jo 3:4  Ieder die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid; en de zonde is de wetteloosheid.'' (Telos)
 
De wetteloosheid bereikt een climax in de eindtijd, wanneer de Wetteloze zal opstaan. Deze Wetteloze en zijn wetteloosheid zijn thans (anno 2020) een verborgenheid, maar zij zullen openbaar worden als de Weerhouder (waarschijnlijk de Heilige Geest met de Gemeente) wordt weggenomen.<blockquote>''2Th 2:7  Want de verborgenheid van de wetteloosheid werkt al. Alleen hij die nu tegenhoudt, blijft totdat hij weggenomen wordt. 2Th 2:8  En dan zal de wetteloze geopenbaard worden, die de Heer Jezus zal verteren door de adem van zijn mond en ten niet doen door de verschijning van zijn komst; (Telos)''</blockquote>De Heer Jezus, wanneer hij in de wereld verschijnt, zal de Wetteloze verteren (2 Thess. 2:8) en de wettelozen ten gerichte doen verzamelen (Matth. 13:41).<blockquote>''Mt 13:41  De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn koninkrijk verzamelen alle aanleidingen tot vallen en hen die de wetteloosheid doen,'' (Telos)</blockquote>De Heer zal valse profeten en valse wonderdoeners afwijzen:<blockquote>''Mt 7:23  En dan zal Ik openlijk tot hen zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, werkers van de wetteloosheid!'' (Telos)</blockquote>'''Vreugdeolie.''' Misschien heeft de Heer Jezus de vreugdeolie ontvangen bij zijn terugkomst in de hemel. Vreugde over het volbracht werk, dat de Vader verheerlijkt en heil voor zondaars heeft bereid.
 
''Heb 12:2  terwijl wij zien op Jezus, de overste leidsman en de voleinder van het geloof, die om de vreugde die voor Hem lag, het kruis heeft verdragen, terwijl Hij de schande heeft veracht, en die is gaan zitten aan de rechterzijde van de troon van God.'' (Telos)
 
Met eer en heerlijkheid is Hij in de hemel gekroond.
 
''Heb 2:7  U hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen; met heerlijkheid en eer hebt U hem gekroond en hem gesteld over de werken van uw handen; (...) Heb 2:9  maar wij zien Jezus, die een weinig minder dan de engelen gemaakt was vanwege het lijden van de dood met heerlijkheid en eer gekroond, opdat Hij door de genade van God voor alles de dood smaakte''. (Telos)
 
'''Uw metgezellen.''' Lett. 'deelgenoten'. Dat zijn de gelovigen en misschien ook de goede engelen.
 
''Heb 3:14  Want <u>wij zijn metgezellen van Christus geworden</u>, als wij tenminste het begin van het vertrouwen tot het einde toe onwrikbaar vasthouden, (Telos)''
 
Sommigen<ref name=":1" /> verstaan 'uw metgezellen' door: Jezus' leerlingen, ruimer, het overblijfsel van Israël dat in de gemeente is opgenomen, ruimer alle gelovigen. Ook de gelovigen worden gezalfd met olie van de vreugde, die komt na rouw en verdrukking (Jes. 61:3).
 
Maar misschien mogen we de goede engelen meerekenen. Uit het verband van de verzen 5 t/m 14 mogen we misschien opmaken dat de engelen zijn bedoeld. In dit hoofstuk wordt immers steeds op de meerderheid van Jezus gewezen ten opzichte van de engelen. Hij staat hoger dan hen, hoewel hij in het oude testament verschijnt als een engel, 'de engel van Jahweh'. Maar engelen hebben deel gehad aan de missie van Jezus: ze verkondigden in de velden van Efratha de blijde boodschap van zijn geboorte, ze dienden hem in de woestijn, ze verkondigden de blijde boodschap van zijn opstanding, ze verkondigden onmiddellijk na zijn hemelvaart zijn toekomstige terugkeer.
 
''Mr 1:13  En Hij was in de woestijn veertig dagen, verzocht door de satan; en Hij was bij de wilde dieren, en de engelen dienden Hem.'' (Telos)
 
''Mt 4:11  Toen verliet de duivel Hem; en zie, engelen kwamen bij Hem en dienden Hem.'' (Telos)
 
Engelen zijn en worden uitgezonden ten dienste van hen die het heil zullen beërven.
 
''Heb 1:14  Zijn zij niet allen dienende geesten, die tot dienst uitgezonden worden ter wille van hen die de behoudenis zullen beërven?'' (Telos)
 
Ze verblijden zich over een zondaar die zich bekeert.
 
''Lu 15:10  Zo, zeg Ik u, ontstaat er blijdschap voor de engelen van God over een zondaar die zich bekeert.'' (Telos)
 
In het laatste Bijbelboek verkondigt een engel 'het eeuwig evangelie'.
 
''Opb 14:6  En ik zag een andere engel vliegen in het midden van de hemel, die het eeuwig evangelie had, om het te verkondigen aan hen die op de aarde wonen en aan elke natie en geslacht en taal en volk,'' (Telos)
 
== Aanhaling uit Psalm 102 (10-12) ==
In de verzen 10-12 wordt een gedeelte uit Psalm. 102 aangehaald.
 
''Ps 102:24 (102-25) Ik zeide: Mijn God! neem mij niet weg in het midden mijner dagen; Uw jaren zijn van geslacht tot geslacht. Ps 102:25 (102-26) Gij hebt voormaals de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk Uwer handen; Ps 102:26 (102-27) Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven; en zij alle zullen als een kleed verouden; Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn. Ps 102:27 (102-28) Maar Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet geëindigd worden.'' (SV)
 
== 10 ==
Heb 1:10  En ‘U, Heer, hebt in het begin de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn werken van uw handen. (Telos)
De Heer Jezus is God de Schepper, van wie in Genesis 1 geschreven is.
 
''Ge 1:1  In den beginne schiep God de hemelen en de aarde'' (CP<ref>Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling. </ref>).
 
God heeft door Hem de werelden gemaakt (vers 2):
 
''Heb 1:2  die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door Wie Hij ook de werelden gemaakt heeft.'' (Telos)
 
'''De hemelen.''' Dit meervoud komt ook voor in Gen. 1:1.
 
== 11 ==
Heb 1:11  Zij zullen vergaan, maar U blijft; (Telos)
'''U blijft.''' Zie ook vers 8 (zijn troon is eeuwig) en vers 12.
 
== 12 ==
Heb 1:12  en zij zullen alle als een kleed verouderen, en als een mantel zult U ze samenrollen en als een kleed zullen zij veranderd worden; maar U bent Dezelfde en uw jaren zullen niet ophouden’. (Telos)
'''Als een kleed verouderen.''' Als een (opper)kleed slijten<ref name=":0" />.
 
'''Mantel.''' Opperkleed, mantel of rok.
 
'''Als een mantel zult U ze samenrollen en als een kleed zullen zij veranderd worden.''' Een mantel wordt opgerold wanneer hij niet meer wordt gebruikt. Het kleed wordt veranderd door het op te rollen of om te keren. “Gelijk iemand zijn kleed omkeert om het weg te leggen,” zo vertaalt [[Jarchi]] Ps. 102:26.
 
Het is alsof dat samenrollen van wat voorbij gaat en veranderd wordt, begonnen is in het graf, toen Jezus herleefde en uit de doden verrees.
 
''Joh 20:5  En hij bukte zich voorover en zag de doeken liggen; hij ging er echter niet in. Joh 20:6  Simon Petrus nu kwam ook achter hem aan en hij ging het graf binnen en zag de doeken liggen Joh 20:7  en de zweetdoek die op zijn hoofd was geweest, niet bij de doeken liggen, maar op een plaats afzonderlijk samengerold.'' (Telos)
 
De Zoon is "het begin der schepping Gods" (Opb. 3:14) ...
 
''Opb 3:14  En schrijf aan de engel van de gemeente in Laodicea: Dit zegt de Amen, de trouwe en waarachtige getuige, het begin van de schepping van God: (Telos)''
 
... en het begin van de hérschepping van God.
 
''Jes 34:4 En al het heir der hemelen zal uitteren, en de hemelen zullen toegerold worden, gelijk een boek, en al hun heir zal afvallen, gelijk een blad van den wijnstok afvalt, en gelijk [een] [vijg] afvalt van den vijgeboom.'' (SV)
 
'''U bent Dezelfde en uw jaren zullen niet ophouden.''' Zie vers 11.
 
== 14 ==
Heb 1:14  Zijn zij niet allen dienende geesten, die tot dienst uitgezonden worden ter wille van hen die het heil zullen beërven? (CP<ref>Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Telosvertaling. </ref>)
'''Dienende geesten.''' Zie vers 7.
 
'''Heil.''' Wat dit heil inhoudt, wordt hierna belicht. Zie 2:3, 5, 10. Elementen van dat heil zijn: eeuwig leven, eer, heerlijkheid, heerschappij over Gods werken en toekomstige aardrijk. De 'reiniging van de zonden' (3) behoort zeker ook tot ons heil, maar de aandacht wordt nu gevestigd op de toekomstige vervulling van het heil.
 
'''Zullen beërven.''' Niet: 'hebben beërfd'. Het gaat vooral om het toekomstige heil dat de gelovigen ten deel zal vallen.
 
== Bron ==