Hebreeën 1

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 13 feb 2021 om 14:19 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Hebreeën commentaar}} == 1 == Heb 1:1  Nadat God vroeger vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij in het laatst van...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Hebreeën 1 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd. De volgende hoofdstukken van de Brief aan de Hebreeën zijn op Christipedia samengevat en/of passages ervan becommentarieerd:

Hebreeën: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13
Onderwerpen uit de brief: Allerlei · Priester · Tabernakel · Verbond

1

Heb 1:1  Nadat God vroeger vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij in het laatst van deze dagen tot ons gesproken in [de] Zoon, (Telos)

In [de] Zoon. Zie ook vers 5.

Tot ons gesproken in [de] Zoon. Over het spreken van Jezus op aarde, zie Jezus Christus

2

Heb 1:2  die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door Wie Hij ook de werelden gemaakt heeft. (telos)

Erfgenaam. Over Jezus als Erfgenaam, zie Erfgenaam. Over onze erfenis, zie Erfenis.

De werelden. Dit spreken van van 'werelden' (meervoud) is in overeenstemming met de opvattingen van de Joden, en hun manier van spreken, die drie werelden noemen, die zij noemen:

  • de bovenwereld of de wereld van de engelen (de woonplaats van God)
  • de middelste wereld (de lucht) of de wereld van de lichtbollen (waar de zon, maan en sterren zijn),
  • de lagere wereld[1] van het land of de benedenwereld[2] (waarop wij mensen leven)

God wordt in hun geschriften en gebedenboeken[3] vaak genoemd "Heer van alle werelden" te noemen.

Vergelijk ook de drie sferen van intelligent leven:

Flp 2:9 Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam geschonken die boven alle naam is, Flp 2:10 opdat in de naam van Jezus elke knie zich buigt van hen die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, Flp 2:11 en elke tong belijdt dat Jezus Christus Heer is, tot heerlijkheid van God de Vader. (Telos)

De meerderheid van de natuurkundigen meent dat je moet uitgaan van meerdere werelden (een multiversum) om te komen tot een fundament van een 'allesomvattend' beeld van het universum. Dat betekent niet dat het denkbeeld van vele werelden hetzelfde is als de gedachte die de Hebreëenbriefschrijver uitdrukt.

Door Wie Hij ook de werelden gemaakt heeft.

Col 1:16 want in Hem zijn alle dingen geschapen in de hemelen en op de aarde, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten: alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen. (Telos)

God maakte de werelden met zijn Zoon als een instrument, maar als een bewerkende oorzaak met hem; want in of door de Zoon zijn alle dingen gemaakt (Col. 1:16). Het voorzetsel "door" duidt niet altijd op instrumentaliteit, maar soms op bewerkende oorzaak. God de Vader is Zelf ook een bewerkende oorzaak (zie Hebr. 2:10)

Heb 2:10 Want het paste Hem, om Wie alle dingen zijn en door Wie alle dingen zijn, dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid te leiden, de overste leidsman van hun behoudenis door lijden volmaakte. (Telos)

3

Heb 1:3 Deze, die de uitstraling is van zijn heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen en die alle dingen draagt door het woord van zijn kracht, is, nadat Hij door Zichzelf de reiniging van de zonden tot stand heeft gebracht, gaan zitten aan de rechterhand van de Majesteit in de hoge, (Telos)

De uitstraling van zijn heerlijkheid. Jezus is de uitstraling (‘afstraling’, ‘afschijnsel’) van Gods heerlijkheid. Zowel 'uitstraling' als 'afdruk' in dit vers drukken het denkbeeld van zichtbaarmaking uit. Bepaalde aspecten van God worden door de Heer Jezus zichtbaar, zoals Gods heerlijkheid. Gods heerlijkheid is Gods majesteit, hoogheid, grootheid, macht en pracht. Die heerlijkheid schittert, straalt, in de Heer Jezus.

Gelijkenis: de zon en haar uitstraling. De zon is een kolkende gasmassa. Met het ongewapende oog zien we daarvan niets. We zien alleen een enorm stralend licht. De heerlijkheid van de zon vertoont zich in haar uitstraling. Wij zien de uitstraling. Voor ons oog is de zon gelijk aan haar zichtbare vorm en uitstraling. De uitstraling behoort ook tot de zon, is evenzeer van de zon en ‘zonnelijk’ als de voor ons oog verborgen gasmassa. Zo is ook Christus de uitstraling van de heerlijkheid van God, maar evenzeer goddelijk. De uitstraling is niet iets van een lagere orde. God verschijnt aan ons door Christus.

De afdruk van zijn wezen. Het “uitgedrukte”, “afdruksel”. De Heer Jezus maakt het wezen, de wezenlijke hoedanigheden van God, zichtbaar.

Gelijkenis: een munt. Neem een munt en leg hem onder een vel papier. Vraag aan een kind wat hij ziet: een vel papier, met een iets er onder. Iets ronds. Vgl. de verhouding tussen de schepping en God voor de natuurlijke mens. Geef het kind een potlood en laat hem arceren het vel papier, bovenop de munt. Hierdoor wordt de kop van de munt zichtbaar. Het iets krijgt een gezicht.

Gelijkenis zegelring. In het oude Griekenland droegen vrije mannen een zegelring, om daarmee hun handschrift te waarmerken. Zegelringen waren in de Romeinse keizertijd vaak versierd met portretten.

Jezus is het beeld van God. In het aangezicht van Jezus Christus glanst de heerlijkheid van God, zoals vroeger het aangezicht van Mozes glansde, nadat Hij God ontmoet had en met Hem gesproken had.

2Co 4:4 in wie de God van deze eeuw de gedachten van deze ongelovigen verblind heeft, opdat de lichtglans van het evangelie van de heerlijkheid van Christus, die het beeld van God is, hen niet zou bestralen. (...) 2Co 4:6 Want de God die gezegd heeft: ‘Uit duisternis zal licht schijnen’, Die heeft geschenen in onze harten tot de lichtglans van de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus. (Telos)

Wie Jezus heeft gezien, heeft de Vader gezien.

Joh 14:9 Jezus zei tot hem: Ben Ik zo lange tijd bij u en heb je Mij niet gekend, Filippus? Wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien; hoe zeg je dan: Toon ons de Vader? Joh 14:10 Geloof je niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden die Ik tot u spreek, spreek Ik niet vanuit Mijzelf, maar de Vader die in Mij blijft, Die doet de werken. (Telos)

Alle dingen draagt. vergelijk:

Col 1:17 En Hij is voor alle dingen en alle dingen bestaan samen in Hem. (Telos)

Hoe ze bestaan? Hij draagt ze en wel door het woord van Zijn kracht. Hij ondersteunt, onderhoudt en doet ze bestaan[4].

Hij houdt alle dingen in stand, hij ondersteunt de wereld. Hij is de ‘wereldgrond’, de drager van de wereld. Voor de levensverschijnselen en levende dingen is hij de ‘levensgrond der wereld’. Vergelijk:

Ps 75:3 (75–4) Het land en al zijn inwoners waren versmolten; [maar] ik heb zijn pilaren vastgemaakt. Sela.

Het land Israël was door de Assyrische veroveraar beroerd en verschrikt. Maar God ondersteunt het land door onzichtbare hechte en vaste zuilen, het zal niet wankelen en instorten.

God draagt ook het stofje dat u en ik zijn.

De reiniging van de zonden. God heeft toegelaten dat er zonden geschiedden, maar Hij heeft ook Zelf voor de reiniging van de mensen gezorgd. Merk op dat er alleen gesproken wordt over de taak die hij volbracht, niet over zijn lijden zoals in Hebr 12:2. Er staat wel waardoor Hij die taak heeft volbracht: door Zichzelf. Hijzelf heeft het volbracht. Hij was offer en priester tegelijk. Eens voor altijd, eenmalig. Door Zichzelf op te offeren.

Heb 7:27 die het niet dagelijks nodig heeft, zoals de hogepriesters, eerst voor zijn eigen zonden slachtoffers op te offeren, daarna voor die van het volk, want dit heeft Hij eens voor altijd gedaan door Zichzelf op te offeren. (Telos)

Door zijn eigen bloed.

Heb 9:12 ook niet door het bloed van bokken en kalveren, maar door zijn eigen bloed, is eens voor altijd ingegaan in het heiligdom na een eeuwige verlossing verworven te hebben. Heb 9:13 Want als het bloed van bokken en stieren en de as van een jonge koe, gesprenkeld op de onheiligen, heiligt tot de reinheid van het vlees, Heb 9:14 hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf vlekkeloos aan God heeft geofferd, ons geweten reinigen van dode werken, om de levende God te dienen. (Telos)

Gaan zitten aan de rechterhand van de Majesteit in de hoge. Aan Gods rechterhand.

Heb 10:12 Maar Hij, nadat Hij een slachtoffer voor de zonden geofferd heeft, is voor altijd gaan zitten aan Gods rechterhand (Telos)

Heb 12:2 ... wij zien op Jezus, de overste leidsman en de voleinder van het geloof, die om de vreugde die voor Hem lag, het kruis heeft verdragen, terwijl Hij de schande heeft veracht, en die is gaan zitten aan de rechterzijde van de troon van God. Heb 12:3 Want let op Hem die zo’n tegenspraak door de zondaars tegen Zich heeft verdragen, opdat u niet moe wordt en in uw zielen bezwijkt. (Telos)

Opb 3:20 Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop; als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik ook bij hem binnenkomen en de maaltijd met hem houden en hij met Mij. Opb 3:21 Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, zoals ook Ik overwonnen en Mij gezet heb met mijn Vader op zijn troon. (Telos)

4

Heb 1:4 zoveel meer geworden dan de engelen als Hij uitnemender naam geerfd heeft dan zij. (Telos)

Uitnemender naam.

Flp 2:9 Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam geschonken die boven alle naam is, Flp 2:10 opdat in de naam van Jezus elke knie zich buigt van hen die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, Flp 2:11 en elke tong belijdt dat Jezus Christus Heer is, tot heerlijkheid van God de Vader. (Telos)

5

Heb 1:5 Want tot wie van de engelen heeft Hij ooit gezegd: ‘U bent mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt’? En opnieuw: ‘Ik zal Hem tot Vader zijn, en Hij zal Mij tot Zoon zijn’? (Telos)

God zegt deze dingen tót en ván Iemand die al bestaat en kan verstaan wat God zegt. Die Persoon is geen engel, maar Hij, die mens is geworden, door God verwekt in de schoot van Maria.

U bent mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt. De schrijver haalt woorden uit Psalm 2 aan:

Ps 2:5 Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, in Zijn brandende [toorn] hun schrik aanjagen. Ps 2:6 Ik heb Mijn Koning toch gezalfd over Sion, Mijn heilige berg. Ps 2:7 Ik zal het besluit bekendmaken: De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon, Ík heb U heden verwekt. Ps 2:8 Eis van Mij en Ik zal [U] de heidenvolken [als] Uw eigendom geven, de einden der aarde [als] Uw bezit.

Paulus haalt dit vers aan in Hand. 13:

Hnd 13:30 God echter heeft Hem uit de doden opgewekt, Hnd 13:31 en vele dagen lang is Hij verschenen aan hen die met Hem waren opgegaan van Galilea naar Jeruzalem, die nu zijn getuigen zijn bij het volk. Hnd 13:32 En wij verkondigen u de belofte, tot de vaderen gekomen, dat God deze heeft vervuld aan ons, hun kinderen, door Jezus te verwekken, Hnd 13:33 zoals ook in de tweede Psalm geschreven staat: ‘U bent mijn Zoon, heden heb ik U verwekt’. Hnd 13:34 En dat Hij Hem uit de doden heeft opgewekt om niet meer tot ontbinding terug te keren, heeft Hij zo gezegd’: Ik zal u de betrouwbare weldadigheden van David geven’. Hnd 13:35 Daarom zegt Hij ook in een andere Psalm: ‘U zult uw Heilige geen ontbinding te zien geven’. (Telos)

Over ‘Gods Zoon’ spreekt Paulus in Rom. 1:

Ro 1:2 (dat Hij tevoren had beloofd door zijn profeten in heilige Schriften) Ro 1:3 aangaande zijn Zoon (die geworden is uit het geslacht van David naar het vlees, Ro 1:4 die verklaard is als Gods Zoon in kracht naar de Geest van de heiligheid, door dodenopstanding), Jezus Christus onze Heer (Telos)

Niet Jozef heeft Jezus verwekt, maar God Zelf, in de schoot van Maria. Vergelijk vers 6: ‘wanneer Hij zijn eniggeborene inbrengt in de wereld’.

Er zijn echter ook andere verklaringen van dat door God 'verwekt' zijn:

  1. eeuwige verwekking door de Vader
  2. als koning gesteld
  3. wanneer het volk Israël hem eindelijk als de door God aangesteld koning, de zoon van David, erkent.

De verwekking in de schoot van Maria lijkt de meest voor de hand liggende verklaring. Bedenk ook dat de Heer door de verwekking door de Heilige Geest ‘Zoon van God’ wordt genoemd, volgens de boodschap van de engel aan Maria:

Lu 1:31 en zie, u zult zwanger worden en een Zoon baren en u zult Hem de naam Jezus geven. Lu 1:32 Deze zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en de Heer, God, zal Hem de troon van zijn vader David geven, Lu 1:33 en Hij zal over het huis van Jakob koning zijn tot in eeuwigheid en aan zijn koningschap zal geen einde zijn. (..) Lu 1:35 En de engel antwoordde en zei tot haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal dat Heilige dat geboren zal worden, Gods Zoon worden genoemd. (Telos)

Bron

John Gill's Expositor, commentaar bij Hebr. 1:2. Tekst hiervan is vertaald onder wijziging verwerkt op 13 feb. 2021.

Voetnoten

  1. Tzeror Hammor, fol. 1. 4. & 3. 2, 3. Caphtor, fol. 79. 1. Hiernaar verwijst John Gill in zijn John Gill's Expositor, commentaar bij Hebr. 1:2.
  2. Tzeror Hammor, fol. 83. 2. Caphtor, fol. 90. 1. Hiernaar verwijst John Gill in zijn John Gill's Expositor, commentaar bij Hebr. 1:2.
  3. Seder Tephillot, fol. 5. 2. & 40. 2. Ed. Amstelod. Hiernaar verwijst John Gill in zijn John Gill's Expositor, commentaar bij Hebr. 1:2.
  4. Vgl. de kanttekening in de Statenvertaling van Col. 1:17.