Hebreeën 9

Uit Christipedia

Hebreeën 9 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd. De volgende hoofdstukken van de Brief aan de Hebreeën zijn op Christipedia samengevat en/of passages ervan becommentarieerd:

Hebreeën: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13
Onderwerpen uit de brief: Allerlei · Priester · Tabernakel · Verbond

1

Heb 9:1  Ook het eerste verbond had dus dienstvoorschriften en het wereldlijk heiligdom. (TELOS)

Dienstvoorschriften. Verzen 9 en volgende zeggen iets over de diensten:

Heb 9:6 Waar deze dingen nu zo ingericht zijn, gaan de priesters wel steeds in de eerste tabernakel om de diensten te volbrengen, Heb 9:7 maar in de tweede alleen de hogepriester, eenmaal in het jaar, niet zonder bloed, dat hij offert voor zichzelf en voor de afdwalingen van het volk. (Telos)

Heb 9:9 Deze is een gelijkenis voor de tegenwoordige tijd; vandaar dat zowel gaven als slachtoffers geofferd worden, die hem die de dienst verricht, naar het geweten niet kunnen volmaken, Heb 9:10 die alleen bestaan in spijzen, dranken en verschillende reinigingen: inzettingen van het vlees, tot op de tijd van het herstel opgelegd. (Telos)

Wereldlijk heiligdom. Een heiligdom in de wereld op aarde. Het is "van deze schepping" (vergelijk 9:11).

2

Heb 9:2 Want een tabernakel was ingericht, de eerste, waarin de kandelaar was en de tafel en de toonbroden; deze wordt het heilige genoemd. (TELOS)

De eerste. De eerste en voorste afdeling van de Tentwoning, die achter het eerste voorhangsel was.

De kandelaar ... de tafel en de toonbroden. Het reukaltaar wordt niet genoemd, evenmin als het genoemd werd in Ex. 25-29. Dit gedeelte van het boek Exodus bevat de bepalingen over de bouw, de inrichting en de bediening van de tabernakel. Over het reukaltaar wordt niet gesproken, wel over de ark van het verbond, de tafel voor de toonbroden en de kandelaar. Pas in Ex 30:1-10 vinden wij voorschriften inzake het reukaltaar.

In plaats van het reukaltaar noemt Hebr. 9 vers 4 het wierookvat.

Het gaat de schrijver niet om een volledige opsomming, maar om het werk van de Hogepriester op de grote Verzoendag, zoals uit de volgende verzen blijkt. Op die grote dag deed hij in het Allerheiligste reukwerk in een wierookvat. De geurende wolk, ontstaan door de verbranding van de wierookhars, bedekte het verzoendeksel en vrijwaarde de hogepriester voor Gods oordeel.

4

Heb 9:4 die een gouden wierookvat bevatte en de ark van het verbond, rondom geheel met goud overdekt, waarin een gouden kruik was die het manna bevatte, en de staf van Aaron die gebloeid had, en de tafelen van het verbond; (TELOS)
Wierookvat. Op Verzoendag deed de hogepriester in het Allerheiligste reukwerk in een wierookvat. De geurende wolk, ontstaan door de verbranding van de wierookhars, bedekte het verzoendeksel en vrijwaarde de hogepriester voor Gods oordeel.
Le 16:12 Hij zal ook een wierookvat vol vurige kolen nemen van het altaar, van voor het aangezicht des HEEREN, en zijn handen vol reukwerk van welriekende specerijen, klein gestoten; en hij zal het binnen den voorhang dragen. Le 16:13  En hij zal dat reukwerk op het vuur leggen, voor het aangezicht des HEEREN, opdat de nevel des reukwerks het verzoendeksel, hetwelk is op de getuigenis, bedekke, en dat hij niet sterve. (SV)
Opb 8:3 En een andere engel kwam en ging bij het altaar staan met een gouden wierookvat; en hem werden veel reukwerken gegeven, opdat hij kracht zou geven aan de gebeden van alle heiligen op het gouden altaar dat voor de troon was. (Telos)
Het Griekse woord vertaald door 'wierookvat' is ook te vertalen door 'reukaltaar'[1]. Verscheidene vertalingen hebben 'reukaltaar' of 'reukofferaltaar', waaronder de vertaling van Petrus Canisius, Utrechtse vertaling, Leidse vertaling, Willibrord-vertaling, Vissering, Naardense Bijbel, NBG51-vertaling, Groot Nieuws Bijbel, Het BOEK, Nieuwe Bijbelvertaling (2004) en de BasisBijbel[2]. Voorbeeld:
Heb 9:4  Dit bevatte naast een gouden reukaltaar ook de ark des verbonds, die geheel met goud was overtrokken, en waarin zich de gouden vaas met het manna bevond, benevens de staf van Aäron die gebloeid had, en de verbondstafelen; (Canis)
De oude Latijnse Vulgaat-vertaling "aureum habens turibulum" = "die een gouden wierookvat heeft".

Het Griekse woord is θυμιατηριον, thumiasterion. Letterlijk zoiets als "wierookbrander". Het woord komt slechts 1x in het Nieuwe Testament voor. Het strongnummer is G2369. Het woord is van een afleiding van het werkwoord θυμιαω, thumiao = wierook branden. Het heeft twee betekenissen: 1. wierookvat[3]; 2. wierookaltaar[4][1][3].

Bedoelt de schrijver het wierookvat of het reukaltaar? Argumenten pro 'wierookvat':

  • de Septuagint gebruikt het Griekse woord alleen voor wierookvat. Voor reukaltaar wordt een ander Grieks woord gebruikt.
  • het reukofferaltaar wordt nergens zo met dat Griekse woord genoemd.
  • In Ex. 25 ontbreekt het reukaltaar ook, het wordt pas later genoemd. Zie bij Hebr. 9:2.
  • Het wierookvat van goud, hier onderscheiden van de met goud overtrokken ark van het verbond. Het reukaltaar was met goud overtrokken, het wierookvat was van goud. Salomo liet gouden wierookvaten maken (1 Kron 28:19).
  • de hogepriester gebruikte op een grote Verzoendag een wierookvat. De Heer Jezus wordt hier voorgesteld als de hogepriester.
  • De misjna Yoma zegt dat de hogepriester op Verzoendag het gouden wierookvat gebruikte, de priesters gebruikten gewoonlijk zilveren wierookvaten.
  • Ook Flavius Josephus spreekt over het wierookvat in het Heilige der heiligen

Verscheidene vertalingen hebben 'reukofferaltaar'. Argumenten hiervoor:

  • het wierookaltaar staat weliswaar voor het voorhangsel van het Allerheiligste, maar wordt toch tot het heilige der heiligen gerekend (Exod.30:1v.; 40:26v.; 1 Kon.6:20,22)
  • de Schrift geeft elders geen aanleiding om te onderstellen dat het vat in het Allerheiligste werd bewaard.
  • de Ethiopische versie van Hebr. heeft dit stukje teruggeplaatst bij vers 2 en plaatst het zo in het Heilige.
  • Philo van Alexandrië plaatst het wierookvat in een andere plaats van de tabernakel

7

Heb 9:7 maar in de tweede alleen de hogepriester, eenmaal in het jaar, niet zonder bloed, dat hij offert voor zichzelf en voor de afdwalingen van het volk. (TELOS)

Tweede. Tweede tabernakel, het allerheiligste deel. De Heer Jezus heeft zijn bloed aangeboden in het hemels heiligdom.

8

Heb 9:8  Daarmee duidt de Heilige Geest aan dat de weg tot het heiligdom nog niet bekend gemaakt is, zolang de eerste tabernakel nog stand houdt. (Telos)

Duidt de Heilige Geest aan. De Heilige Geest is een goddelijke Persóón.

De weg tot het heiligdom. Vermoedelijk de weg tot het ware, hemelse heiligdom, "de grotere en volmaaktere tabernakel" (vers 11). De tweede tabernakel spreekt hiervan. De dagelijkse dienst hield op bij de ingang van de tweede tabernakel.

10

Heb 9:10 die alleen bestaan in spijzen, dranken en verschillende reinigingen: inzettingen van het vlees, tot op de tijd van het herstel opgelegd. (Telos)

Inzettingen van het vlees. Ze betreffen ons lichaam, dat spijs en drank inneemt en gereinigd wordt.

11

Heb 9:11 Maar Christus, gekomen als hogepriester van de komende goederen, door de grotere en volmaaktere tabernakel, niet met handen gemaakt (dat is niet van deze schepping), (TELOS)

Komende goederen. Die tot de toekomstige wereld behoren, in tegenstelling tot de thans geofferde spijzen en dranken (vers 10) die tot deze wereld behoren. Jezus is het die door Zijn hogepriesterlijke dienst de toekomstige goederen "aanbrengt en dan ook op hogepriesterlijke wijze bestuurt” [5]

Heb 10:1 Want daar de wet een schaduw heeft van de toekomstige goederen, niet het beeld van de dingen zelf, kan zij met dezelfde slachtoffers die men voortdurend elk jaar offert, hen die naderen nooit volmaken.

Heb 2:5 Want niet aan engelen heeft Hij onderworpen het toekomstige aardrijk waarover wij spreken,

Heb 11:20 Door het geloof zegende Izaak Jakob en Ezau ook aangaande toekomstige dingen.

Heb 13:14 want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige.

Zie ook Hebreeënbrief/Onderwerpen/Toekomstige goederen.

Door. Dit 'door' “is het beste op te vatten als ‘[gekenmerkt] door’; niet noodzakelijkerwijs ‘doorheen’ of ‘door middel van’” (TELOS voetnoot)

Niet met handen gemaakt. Niet met handen van mensen.

Heb 9:24 Want Christus is niet ingegaan in het met handen gemaakte heiligdom, een tegenbeeld van het ware, maar in de hemel zelf, om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons;

Niet van deze schepping. Het is, anders gezegd, geen wereldlijk heiligdom.

Heb 9:1 Ook het eerste verbond had dus dienstvoorschriften en het wereldlijk heiligdom. (Telos)

12

Heb 9:12 ook niet door het bloed van bokken en kalveren, maar door zijn eigen bloed, is eens voor altijd ingegaan in het heiligdom na een eeuwige verlossing verworven te hebben. (TELOS)

Door het bloed van bokken en kalveren. Met bloed ging de hogepriester op Verzoendag het Allerheiligste binnen. 'Door', zie hierna.

Door zijn eigen bloed. Niet 'met zijn eigen bloed'. Dat bloed had hij op aarde vergoten. Het Griekse woord is "het beste op te vatten als ‘[gekenmerkt] door’; niet noodzakelijkerwijs ‘doorheen’ of ‘door middel van’.”[1]

Eens voor altijd. Niet bij herhaling, niet jaarlijks zoals de Aäronitische hogepriester.

Eeuwige verlossing. Van onze overtredingen.

Heb 9:15 En daarom is Hij middelaar van een nieuw verbond, zodat, nu de dood heeft plaatsgevonden tot verlossing van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte van de eeuwige erfenis ontvangen. 

De verlossing is eeuwig, niet tijdelijk als de jaarlijkse verzoening op Verzoendag.

13

Heb 9:13 Want als het bloed van bokken en stieren en de as van een jonge koe, gesprenkeld op de onheiligen, heiligt tot de reinheid van het vlees, (TELOS)

As van een jonge koe. De as van een rode jonge koe, die geheel was verbrand, buiten de legerplaats,  werd door middel van water gesprenkeld op hen die onrein waren geworden door aanraking van een dode (Num. 19). 

14

Heb 9:14 hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf vlekkeloos aan God heeft geofferd, ons geweten reinigen van dode werken, om de levende God te dienen. (TELOS)

Zichzelf heeft geofferd. Zie Hebreeënbrief/Onderwerpen#Offer

Dode werken. Dode werken doen staat hier tegenover het dienen van de levende God.

Heb 6:1 Laten wij daarom het woord van het begin van Christus laten rusten en voortgaan tot het volkomene, zonder opnieuw een fundament te leggen van bekering van dode werken en van geloof in God,

Dode werken zijn werken “die niet voortkomen uit, noch vervuld zijn van het leven in God”[6]

Over goede werken spreekt de schrijver in:

Heb 10:24 en laten wij op elkaar achtgeven tot aanvuring van liefde en goede werken;

Heb 13:21 moge u volmaken in al het goede tot het doen van zijn wil, terwijl Hij in ons doet wat voor Hem welbehaaglijk is door Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid. Amen.

Ons geweten reinigen. Vergelijk "de harten gezuiverd van een kwaad geweten":

Heb 10:22 laten wij naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof, de harten door besprenkeling gezuiverd van het kwaad geweten en het lichaam gewassen met rein water. (TELOS)

15

Heb 9:15  En daarom is Hij middelaar van een nieuw verbond, zodat, nu de dood heeft plaatsgevonden tot verlossing van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte van de eeuwige erfenis ontvangen. (TELOS)

Middelaar. Vergelijk:

Heb 8:6 Maar nu heeft Hij een zoveel uitnemender bediening verkregen als Hij ook Middelaar is van een beter verbond, dat op betere beloften is gegrondvest.

Christus is het tegenbeeld van Mozes, de middelaar van het eerste verbond.

Verbond … dood. In het Griekse woord liggen de begrippen van wederzijdse beschikking (verbond) en van uiterste wil (testament). Het Nieuwe Verbond is gegrond op de belofte van een erfenis, en is dus een beschikking zowel van een verbond als van een erfenis.

Heb 8:6 Maar nu heeft Hij een zoveel uitnemender bediening verkregen als Hij ook Middelaar is van een beter verbond, dat op betere beloften is gegrondvest.

Behalve verlossing ontvangen de geroepenen ook de belofte van de eeuwige erfenis.

Geroepenen. Het verbond wordt uiteindelijk met Israël gesloten. Maar Israël is er nog niet klaar voor. De geroepenen echter, zij die gehoor gegeven aan de roepstem van God, om zich te bekeren en in Hem te geloven, krijgen al deel aan de inhoud van het verbond. Ze kunnen die beloften zich al toeëigenen. Dat geldt ook voor de heidenen die tot geloof komen.

Het testament (verbond) is al geldig (vs. 17), omdat de Heiland, de testamentmaker, is gestorven

Eeuwige erfenis. Vergelijk:

Hebreeën 6:17 Daarom heeft God, omdat Hij de erfgenamen van de belofte de onveranderlijkheid van zijn raad overvloediger wilde bewijzen, Zich met een eed verbonden, (Telos)

Heb 9:11  Maar Christus, gekomen als hogepriester van de komende goederen, door de grotere en volmaaktere tabernakel, niet met handen gemaakt (dat is niet van deze schepping), (Telos)

Heb 10:1  Want daar de wet een schaduw heeft van de toekomstige goederen, niet het beeld van de dingen zelf, kan zij met dezelfde slachtoffers die men voortdurend elk jaar offert, hen die naderen nooit volmaken. (Telos)

16

Heb 9:16 (Want waar een testament is, daar is het nodig dat de dood van de testamentmaker vaststaat; (TELOS)

Het Griekse woord diatheke kan zowel 'verbond' als 'testament' betekenen. → Testament.

17

Heb 9:17 want een testament wordt geldig als de dood is ingetreden, daar het nimmer kracht heeft zolang de testamentmaker leeft.) (TELOS)

Het testament is geldig geworden, het nieuwe verbond is al van kracht. 

18

Heb 9:18 Daarom is ook het eerste verbond niet zonder bloed ingewijd. (TELOS)

Eerste verbond. Het verbond van Sinaï. 

19

Heb 9:19 Want toen door Mozes naar de wet elk gebod tot het hele volk gesproken was, nam hij het bloed van de kalveren en de bokken met water en scharlaken wol en hysop en besprenkelde zowel het boek zelf als het hele volk, (TELOS)

Verwezen wordt naar de geschiedenis in Ex. 24:3-8

Ex 24:3  Als Mozes kwam en verhaalde aan het volk al de woorden des HEEREN, en al de rechten, toen antwoordde al het volk met een stem, en zij zeiden: Al deze woorden, die de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen.  Ex 24:4  Mozes nu beschreef al de woorden des HEEREN, en hij maakte zich des morgens vroeg op, en hij bouwde een altaar onder aan den berg, en twaalf kolommen, naar de twaalf stammen van Israël.  Ex 24:5  En hij zond de jongelingen van de kinderen Israëls, die brandofferen offerden, en den HEERE dankofferen offerden, van jonge ossen.  Ex 24:6  En Mozes nam de helft van het bloed, en zette het in bekkens; en de helft van het bloed sprengde hij op het altaar.        Ex 24:7  En hij nam het boek des verbonds, en hij las het voor de oren des volks; en zij zeiden: Al wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen en gehoorzamen.   Ex 24:8  Toen nam Mozes dat bloed, en sprengde het op het volk; en hij zeide: Ziet, dit is het bloed des verbonds, hetwelk de HEERE met ulieden gemaakt heeft over al die woorden. (SV)

Naar de wet elk gebod. Al die geboden in het bijzonder, daar toch de wet een samenvoegsel van verschillende geboden was die aan het volk voorgelegd werden, waarbij hun de verplichting werd opgelegd om ze te houden.[7]

Het bloed van de kalveren en de bokken. Dat Mozes van de dank- en brandoffers genomen had.[7]

Het bloed .... met water. Van het bloed sprengde Mozes de ene helft, met water vermengd, op het altaar.[7] Het water wordt niet genoemd in Ex. 24. Maar aangezien er sprake is van sprenkelen van het volk, en melaatsen zowel als onreine huizen werden besprenkeld met bloed vermengd met bronwater (Lev. 14:5-7; 50-52), trekt de schrijver de conclusie dat bloed vermengd met water werd toegepast.

Vergelijk:

Joh 19:34  Maar een van de soldaten doorstak zijn zijde met een speer en terstond kwam er bloed en water uit. (Telos)

1Jo 5:6  Deze is het die gekomen is door water en bloed, Jezus Christus; niet door het water alleen, maar door het water en door het bloed. En de Geest is het die getuigt, omdat de Geest de waarheid is. (...) 1Jo 5:8  de Geest en het water en het bloed, en deze drie zijn eenstemmig. (Telos)

Het bloed met water was een schaduwbeeld van het bloed en water dat ontsprong van de doorstoken Heiland aan het kruis. Bloed en water zijn beide middelen tot reiniging. Ze spreken ook beide van leven: het bloed spreekt van leven dat wegvloeit (de dood) en het water is een voorwaarde voor leven (opstanding).

En scharlaken wol en hysop. Mozes bediende zich van een sprengkwast (Lev.14:6) van scharlaken wol en hysop. Vergelijk:

Le 14:6  Dien levenden vogel zal hij nemen, en het cederhout, en het scharlaken, en den hysop; en zal die, en den levenden vogel dopen in het bloed des vogels, die boven het levende water geslacht is. (SV)

De schrijver spreekt van 'scharlaken wol'. Deze uitdrukking vinden niet in het wetten van het Oude Testament; daar is alleen sprake van 'scharlaken'. Maar de wol wordt wel altijd mee in begrepen. Dat geldt voor "hemelsblauw", "purper" en "scharlaken"[8].

De soldaten bij Jezus' kruis bedienden zich ook van hysop.

Joh 19:29  Er stond een vat vol zure wijn, en zij vulden een spons met zure wijn, omlegden die met hysop en brachten die aan zijn mond. (Telos)

De wol is oorspronkelijk wit. Het wordt scharlaken gemaakt. De witte wol kan de zuiverheid, de reinheid van Christus aanduiden, de scharlaken kleur zijn bloedig lijden van de dood. De hysop kan zijn nederigheid symboliseren.

Besprenkelde ... het boek. En zich nu bedienend van een sprengkwast (Lev.14:6) van purperen wol en hysop, besprengde Mozes met de andere helft van het bloed zowel het boek zelf, hetgeen de zoëven meegedeelde geboden als grondslagen van het verbond bevatte, als heel het volk, dat in het verbond met God ingelijfd zou worden en daarvoor een reiniging van vroegere zonden nodig had.[7]

In de Pentateuch echter lezen we nergens dat Mozes ook het boek besprenkelde. Het verband van de woorden hier kan heel goed dit zijn (zoals Grotius heeft opgemerkt): "nam hij het bloed van de kalveren en bokken met water en purperen wol en hysop en het boek zelf en besprengde heel het volk." Hij hield het boek van het Verbond in zijn hand; en wanneer hij al de geboden tot het volk had uitgesproken, besprengde hij het altaar aan de ene kant en heel het volk aan de andere kant, met bloed.

Het is echter niet onwaarschijnlijk dat hij op dezelfde wijze het boek zelf besprengde. De plechtigheid was nadrukkelijk en veelbetekenend; zij hield in dat de overeenkomende partijen in dat verbond verplicht werden tot een stipte nakoming van hetgeen dat verbond hun oplegde. Het bloed werd gehouden voor het leven van alle dieren zowel als van de mensen; en deze plechtigheid werd geacht in te sluiten dat de personen, die een op deze manier aangegaan verbond schonden, bereid waren om hun bloed te laten vergieten, zoals het bloed van het dier, dat voor hen stond, vergoten werd. Het altaar werd besprengd van Gods zijde, die zich dus vernederde om naar de manier van de mensen te handelen; het volk werd besprengd ten teken van hun gezindheid om het verbond te houden en tot erkentenis van hun bereidheid dat hun bloed vergoten werd, indien zij het verbraken. En het boek zelf werd mogelijk besprengd, ten teken en bewijs dat dit het verbond zelf bevatte, waarin de overeenkomende partijen op zo’n plechtige wijze bewilligd hadden.[7]

23

Heb 9:23  Het was dus nodig dat wel de zinnebeelden van de dingen die in de hemelen zijn hierdoor gereinigd werden, maar de hemelse dingen zelf door betere slachtoffers dan deze. (TELOS)

Zinnebeelden. De vertalingen HSV, NBG51 hebben "afbeeldingen"; SV: "voorbeeldingen"; NB: "voorstellingen". “Afbeeldingen” beter dan “voorbeeldingen”[9].

Hemelse dingen. De satan en zijn engelen bewegen zich in de hemelse gewesten en verontreinigen die. Een andere uitleg zegt: de gemeente als hemelse maatschappij. Deze verklaring is onwaarschijnlijk, daar de gelovigen op aarde gereinigd worden.

24

Heb 9:24 Want Christus is niet ingegaan in het met handen gemaakte heiligdom, een tegenbeeld van het ware, maar in de hemel zelf, om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons; (TELOS)

Tegenbeeld. Gr. antitupos.

Verschijnen voor het aangezicht van God

Heb 1:3 Deze, die de uitstraling is van zijn heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen en die alle dingen draagt door het woord van zijn kracht, is, nadat Hij door Zichzelf de reiniging van de zonden tot stand heeft gebracht, gaan zitten aan de rechterhand van de Majesteit in de hoge,

26

Heb 9:26  anders had Hij van de grondlegging van de wereld af dikwijls moeten lijden. Maar nu is Hij eenmaal in de voleinding van de eeuwen geopenbaard om de zonde af te schaffen door het slachtoffer van Zichzelf. (Telos)

Anders had Hij van de grondlegging van de wereld af dikwijls moeten lijden. Deze zinssnede bewijst dat het offer van Christus ook voor de zonden van het voorgeslacht is.

28

Heb 9:28 zo zal ook Christus, eenmaal geofferd om de zonden van velen te dragen, de tweede keer zonder zonde verschijnen tot behoudenis aan hen die Hem verwachten. (TELOS)

Geofferd om de zonden

Heb 7:27 die het niet dagelijks nodig heeft, zoals de hogepriesters, eerst voor zijn eigen zonden slachtoffers op te offeren, daarna voor die van het volk, want dit heeft Hij eens voor altijd gedaan door Zichzelf op te offeren.

Heb 10:12 Maar Hij, nadat Hij een slachtoffer voor de zonden geofferd heeft, is voor altijd gaan zitten aan Gods rechterhand

Zonder zonde. Eig. 'gescheiden van [de] zonde', d.i. niets meer te doen hebbend met de zonde met betrekking tot hen die Hem verwachten[1].

Verschijnen.

2Th 1:7 en aan u die verdrukt wordt, rust met ons bij de openbaring van de Heer Jezus van de hemel met de engelen van zijn kracht,

1Pe 4:13 maar naarmate u deel hebt aan het lijden van Christus, verblijdt u, opdat u zich ook verblijdt met vreugdegejuich bij de openbaring van zijn heerlijkheid.

Tot behoudenis

Flp 3:20 Want ons burgerschap is in de hemelen, waaruit wij ook de Heer Jezus Christus als Heiland verwachten,

1Th 1:10 en zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, die Hij uit de doden heeft opgewekt, Jezus, die ons redt van de komende toorn.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 Aldus een noot in de Telos-vertaling.
  2. Enkele buitenlandse Engelse vertalingen die een woord voor het reukaltaar gebruiken zijn: American Standard Version (ASV), NetBible; en Duitse vertalingen als Piscator, Schlach, Textbibel, Weizsaecker.
  3. 3,0 3,1 Thayer's Greek—English Lexicon of the New Testament zegt: "θυμιατήριον, θυμιατηριου, τό (θυμιάω), properly, a utensil for fumigating or burning incense (cf. W., 96 (91)); hence: 1. a censer: 2Ch 26:19; Eze 8:11; Herodotus 4, 162; Thucydides 6, 46; Diodorus 13, 3; Joseph., Ant. 4, 2, 4; 8, 3, 8; Aelian v. h. 12, 51. 2. the altar of incense: Philo, rer. div. haer. § 46; vit. Moys. iii. § 7; Joseph., Ant. 3, 6, 8; 3, 8, 3; b. j. 5, 5, 5; Clement of Alexandria; Origen; and so in Heb 9:4 ((where Tr marginal reading brackets), also 2 Tr marginal reading in brackets), where see Bleek, Lünemann, Delitzsch, Kurtz, in opposed to those ((AV: included)) who think it means censer; (yet cf. Harnack in the Studien und Kritiken for 1876, p. 572f)."
  4. Grieks-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.
  5. Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Hebr. 9:11. 
  6. Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Hebr. 9:14.
  7. 7,0 7,1 7,2 7,3 7,4 Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Hebr. 9:19. Tekst hiervan is verwerkt.
  8. John Gill's Expositor, commentaar bij Hebr. 9:19. Gill citeert een Joods geschrift (lb. Hilchot Cele Hamikdash, c. 8. sect. 13.) dat zulks verklaart.
  9. Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Hebr. 9:23.