Hebreeënbrief: verschil tussen versies

1.126 bytes toegevoegd ,  5 maanden geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(8 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 4:
 
== Schrijver en datering ==
'''Schrijver.''' De schrijver van deze brief wordt niet genoemd. Velen denken dat het de apostel Paulus was, die volgens Petrus een brief aan gelovigen uit Israël heeft geschreven (2 Petr. 3: 15). Dit moet dan plaats gevonden hebben na het jaar 62 na Christus vanuit Italië (Hebr. 13: 24).
 
=== Schrijver ===
'''Plaats'''. De brief is geschreven vanuit Italië. <blockquote>''Heb 13:24 Groet <u>al uw voorgangers</u> en alle heiligen. U groeten die van Italië. (TELOS)''</blockquote>'''Datering.''' Wie de schrijver ook is, de brief moet geschreven zijn vóór de verwoesting van de tempel in het jaar 70 na Christus, waarna de offerdienst ophield. De schrijver kent nog de dagelijkse offerdienst in de tempel. <blockquote>''Heb 10:11 En iedere priester <u>staat wel dagelijks</u> dienst te doen en dezelfde slachtoffers dikwijls te offeren, die nooit zonden kunnen wegnemen.'' (TELOS)</blockquote>En hij schrijft alsof Jeruzalem nog bestaat: <blockquote>''Heb 13:12 Daarom heeft ook Jezus, opdat Hij door zijn eigen bloed het volk zou heiligen, buiten de poort geleden. Heb 13:13 Laten wij daarom tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, terwijl wij zijn smaad dragen. Heb 13:14 want <u>wij hebben hier geen blijvende stad</u>, maar wij zoeken de toekomstige. (TELOS)''</blockquote>De lezers kunnen nog buiten de stad Jeruzalem, buiten de legerplaats uitgaan. Aan die stad hebben ze geen blijvende stad. Zou Jeruzalem, hèt godsdienstig centrum van het Jodendom, inmiddels verwoest zijn, dan zou de schrijver dat vast en zeker vermeld hebben.
De schrijver van deze brief wordt niet genoemd. Dat is opvallend. De Heilige Geest heeft het blijkbaar niet nodig gevonden de naam te doen optekenen.
 
Velen denken dat het de apostel Paulus was, die volgens Petrus een brief aan gelovigen uit Israël heeft geschreven (2 Petr. 3: 15). Dat schrijven moet dan plaats gevonden hebben na het jaar 62 na Christus vanuit Italië (Hebr. 13: 24)<ref>Roger Liebi meent dat de brief in het jaar 62 is geschreven. Zie [https://www.youtube.com/watch?v=tJ7U7QWQfd8&t=1h11m10s 2. Thessalonicher – Teil 2 (Kap. 2): Für die Endzeit wichtige prophetische Wahrheiten I]. Youtube.com: Roger Liebi Live, 12 aug. 2023. Vanaf 1 uur 11 min 10 sec. </ref>. De schrijver heeft contact met 'de voorgangers' van Italië (13:24). Hij meldt in de brief dat 'onze broeder Timotheüs' is losgelaten (13:23) en verwacht met hem, na vrijlating (13:19), tot de geadresseerden van de brief te komen.
 
=== Plaats ===
De brief is geschreven vanuit Italië. <blockquote>''Heb 13:24 Groet <u>al uw voorgangers</u> en alle heiligen. U groeten die van Italië. (TELOS)''</blockquote>
 
=== Datering ===
'''Plaats'''. De brief is geschreven vanuit Italië. <blockquote>''Heb 13:24 Groet <u>al uw voorgangers</u> en alle heiligen. U groeten die van Italië. (TELOS)''</blockquote>'''Datering.''' Wie de schrijver ook is, de brief moet geschreven zijn vóór de verwoesting van de tempel in het jaar 70 na Christus, waarna de offerdienst ophield. De schrijver kent nog de dagelijkse offerdienst in de tempel. <blockquote>''Heb 10:11 En iedere priester <u>staat wel dagelijks</u> dienst te doen en dezelfde slachtoffers dikwijls te offeren, die nooit zonden kunnen wegnemen.'' (TELOS)</blockquote>En hij schrijft alsof Jeruzalem nog bestaat:niet te gronde is gericht. <blockquote>''Heb 13:12 Daarom heeft ook Jezus, opdat Hij door zijn eigen bloed het volk zou heiligen, buiten de poort geleden. Heb 13:13 Laten wij daarom tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, terwijl wij zijn smaad dragen. Heb 13:14 want <u>wij hebben hier geen blijvende stad</u>, maar wij zoeken de toekomstige. (TELOS)''</blockquote>De lezers kunnen nog buiten de stad Jeruzalem, buiten de legerplaats uitgaan. Aan die stad hebben ze geen blijvende stad. Zou Jeruzalem, hèt godsdienstig centrum van het Jodendom, inmiddels verwoest zijn, dan zou de schrijver dat vast en zeker vermeld hebben.
 
== Aan wie geschreven ==
De brief is geschreven aan de Hebreeën, dat zijn hier Joden, waarschijnlijk woonachtig in Israël, die de Heer Jezus als hun persoonlijke Heiland hadden aanvaard en en door Hem waren aangenomen.<blockquote>''Hebr. 2:16 Want inderdaad, niet engelen neemt Hij aan, maar Hij neemt [het] nageslacht van Abraham aan. (TELOS)''</blockquote>Om hun geloof in de Heer Jezus hadden ze veel vijandschap van hun volksgenoten te verduren. Door smaad en verdrukking waren ze een schouwspel geworden. Hun bezittingen werden hun ontroofd, maar ze hadden deze roof met blijdschap aanvaard (Hebr. 12:32-34), omdat hun oog op het blijvende bezit in Christus was gevestigd.
 
=== Hun voorgeschiedenis en toestand ===
Om hun geloof in de Heer Jezus hadden ze veel vijandschap van hun volksgenoten te verduren. Door smaad en verdrukking waren ze een schouwspel geworden. Hun bezittingen werden hun ontroofd, maar ze hadden deze roof met blijdschap aanvaard (Hebr. 12:32-34), omdat hun oog op het blijvende bezit in Christus was gevestigd.
 
De Hebreeuwse gelovigen worden in de brief gezien als ''pelgrims'' die op weg zijn naar een hemels vaderland. Onderweg hebben zij (en wij) tegenspraak en lijden te verdragen. Maar de lijdensweg duurde zo lang, de handen werden slap en de knieën verlamden. Ze waren "traag geworden in het horen" naar het woord van God. <blockquote>''Heb 5:11  Over hem hebben wij veel te zeggen, dat ook moeilijk te verklaren is, omdat u traag bent geworden in het horen.'' (Telos)</blockquote>Ze boden onvoldoende tegenstand in de strijd tegen de zonde. <blockquote>''Heb 12:4  U hebt nog niet ten bloede toe tegenstand geboden in de strijd tegen de zonde, (Telos)''</blockquote>Hun neiging was om terug te keren tot het jodendom, tot de oude rituelen. Sommigen van hen kwamen niet meer in de samenkomst. Een dergelijke neiging om tot de vorige toestand terug te keren zien we ook na de uittocht van het volk Israël uit Egypte. Toen ze benauwd werden wegens de hen achtervolgende Egyptenaren, zeiden ze tegen Mozes: Laat ons teruggaan naar Egypte. Gelovigen in [[Korinthe (stad)|Korinthe]] liepen het gevaar hun dienst aan God te vermengen met afgodische dienst (heidense elementen). De Hebreeën liepen het gevaar terug te vallen in de oude zichtbare onvolmaakte eredienst (judaïsme). 
 
Omdat ze onvoldoende tegenstand boden in de strijd tegen de zonde (12:4), die ons licht omstrikt (12:1), moest God hen als zijn kinderen tuchtigen, hun tot nut, opdat zij deel zouden krijgen aan Zijn heiligheid (12:5v).
De Hebreeuwse gelovigen worden in de brief gezien als ''pelgrims'' die op weg zijn naar een hemels vaderland.
 
== Boodschap ==
Regel 29 ⟶ 40:
Hfdst. 1 - De aandacht wordt van het begin af gericht op de Zoon van God en Zijn grootheid. Van Hem worden zeven grootse dingen genoemd, welke Hem van alle engelen en mensen onderscheiden. Hij is de "Eerstgeborene" (1:6).
 
Hfdst. 2 - Hier wordt de Heer Jezus de Overste Leidsman genoemd, die door de dood de duivel heeft onttroond en die in de hemel een barmhartig en getrouw Hoge priesterHogepriester is voor zijn volk, dat Hij eerst verzoend heeft met God.
 
Hfdst. 3 - Het oog wordt gevestigd op de Heer Jezus, de Apostel en Hogepriester van onze belijdenis, die zoveel meer is dan Mozes.
Regel 56 ⟶ 67:
 
== Commentaar en onderwerpen ==
{{Hebreeën hoofdstukken}}
Op de hoofdstukpagina's [[Hebreeën 1]] en volgende worden passages en/of onderwerpen behandeld.
 
== Meer informatie ==
'''Vertalingen'''
 
HebreeenbriefHebreeënbrief in de Statenvertaling, met de Kanttekeningen, op Statenvertaling.net
http://www.statenvertaling.net/bijbel/hebreeen.html 
 
Regel 88 ⟶ 99:
== Bron ==
H. Moll, ''Wat zegt Gods Woord over ...?'', deel 3 (Oostburg: uitgeverij W.J Pieters, z.j.), blz. 131-133. Tekst hiervan is onder toestemming verwerkt.  
 
== Voetnoot ==