Hiëronymus van Praag

Uit Christipedia

Hiëronymus van Praag (ca. 1379 - 1416) was een Boheems geleerde, een tijdgenoot en geestverwant van Johannes Hus (1369-1415). Hij werd in 1415 te Hirschau (Oberpfalz) om zijn partij-kiezen voor Hus gevangen genomen en naar Konstanz geleid; erkende eerst gedwaald te hebben, doch herriep deze erkentenis later weer; en werd toen in mei 1416 op de brandstapel ter dood gebracht.

Jeroným Pražským, zoals zij Tsjechische naam luidt, werd geboren ca. 1379 te Praag. Hij studeerde aan de Universiteit van Oxford. Hij werd een geestverwant van John Wyclif en betrokken bij het Kuttenberger decreet van 1409.

Naar Konstanz. Toen Johannes Hus geruime tijd te Konstanz gevangen gehouden werd, verscheen ook daar Hiëronymus van Praag met grote kloekmoedigheid, om de onschuld te bepleiten van zijn meester, en zijn leer te handhaven. Aangezien hij een zeer geleerd en welsprekend man was, meende hij er zich van verzekerd te mogen houden, dat hij de zaak, wanneer hij geen bijzondere tegenstand ontmoette, zou winnen.

In Ueberlingen. Maar, daar hij bemerkte, dat hem daar lagen gelegd werden, begaf hij zich des anderen daags naar Ueberlingen, een Rijksstad, net ver van Konstanz gelegen, om de schijn niet op zich te laden alsof hij zich lichtvaardig in gevaar had begeven. Van daar schreef brieven aan de Rooms-Duitse koning en keizer Sigismund (regeerde 1411-1437), waarin hij vrijgeleide verzocht om op de kerkvergadering te kunnen komen.

Gevangenneming. Toen hem de vrijgeleide niet werd toegestaan, was hij voornemens naar Bohemen terug te keren. Op weg daarheen werd hij betrapt en door de dienaren van Johannes‚ zoon van de hertog van Beieren, gevangen genomen, die hem aan de kerkvergadering overleverden.

Artikelen. Op de kerkvergadering te Konstanz werd hij voor een ketter en navolger van John Wyclif en en van Johannes Hus beschuldigd werd. De artikelen waarvan zij hem beschuldigden, waren deze:

1. De roomse bisschop is gelijk aan een ander.

2. De waardigheid van het ambt maakt geen bisschop of pastoor, maar de heiligheid van de leven.

3. Er is geen vagevuur.

4. De biddende orde is een duivelse uitvinding.

5. Paulus is nooit een lid van de duivel geweest, hoewel hij enige dingen deed, die plegen te geschieden door de boze gemeente.

6. De twee naturen in Christus, de goddelijke en menselijke, zijn één Christus.

7. De veroordeling van de 35 artikelen van John Wyclif, die door de leraars geschiedde, is geheel onrechtvaardig.

8. Het vormsel, dat door weke vetten en smeren geschiedt, is geen sacrament.

9. De oorbiecht is een ijdel verzinsel en leugen, door mensen bedrieglijk uitgedacht. Het is genoeg dat ieder zijn zonde aan God belijdt.

10. De doop behoort men alleen met water te bedienen, zonder olie of andere dingen.

11. De heiligheid die men aan de kerkhoven toeschrijft, is niets anders dan ijdel en dwaas bijgeloof of een verzinsel.

12. Er is niet aan gelegen waar het lichaam begraven wordt.

13. De gehele wereld is heden de tempel of kerk; want God wil Zijn godheid overal verbreid hebben. Zij die enige tempels, kapellen of bedeplaatsen bouwen, willen Gods heerlijkheid en macht op enge wijze besluiten.

14. De kleren en versiersels die de priesters op het altaar gebruiken, evenals ook alle gereedschappen, zijn ten enenmale onnodig en op dwaselijk voor de godsdienst ingevoerd en er bijgevoegd.

15. Het avondmaal van de Heer mag men te allen tijde en aan alle plaatsen houden, waar ook de gelovigen en ware boetvaardigen vergaderen.

16. Zij die de gestorven heiligen aanroepen, en van hen enige hulp wachten doen vergeefse arbeid.

17. Dit geldt ook van hen die hun getijden lezen en opluisteren of zingen.

18. Op iedere dag mogen de mensen arbeiden, uitgenomen op de Sabbatdag.

19. De heilige dagen behoort men af te schaffen.

20. De vastendagen, door mensen ingesteld. hebben niets te betekenen.

Lijden en herroeping. Toen de kerkelijke gezanten deze artikelen veroordeeld hadden, beijverden zij zich ook om Hiëronymus van Praag te veroordelen en als ketter te doden. In de gevangenis werd hij zeer wreed behandeld, daar zij hem gedurende een jaar in een kuil legden, waar hij zon noch maan zag, en met water en brood gespijzigd werd, terwijl zijn voeten in een blok gesloten waren, en zo geplaatst, dat het hoofd op de grond onder hem rustte.

Omdat hij in zulk een ellende verkeerde, herriep en verloochende hij, op aandringen van de 'geestelijkheid', zijn uitspraken. Dit deed hij uit menselijke zwakheid, maar later, door Gods genade versterkt, beleed hij de eenmaal omhelsde waarheid met grotere vrijmoedigheid.

Veroordeling. Op 25 mei 1416, zaterdags voor Hemelvaartsdag, hield men in de hoofdkerk te Konstanz een algemene zitdag of samenkomst der kerkvergadering. Nadat de mis van de Heilige Geest gezongen was, en de plechtigheden afgelopen waren, werd Hiëronymus voorgebracht en scherp vermaand, dat hij van al zijn dwalingen afstand zou doen, de leringen van Wyclif en Hus herroepen en afzweren, en verder alle ketterij verloochenen, dan zou de kerkvergadering hem alle vriendschap bewijzen.

Hierop antwoordde Hieronymus aldus: „Ik betuig heden voor mijn God en Heer en voor u allen, dat ik mij aan geen ketterij of valse leringen schuldig ken, want ik geloof van harte al de artikelen van het heilige, algemene christelijk geloof, en houd vast wat de algemene christelijke kerk belijdt. Ik kan ook Wyclif en Hus als vrome, eerlijke en godzalige lieden niet verwerpen. Zij werden ook van vele dingen vals en onwaar beschuldigd, en vele leringen van hen worden verkeerd voorgesteld. Dat ik dan zeggen zou, dat zij niet goed geleefd, geschreven of geleerd hadden, of dat het oordeel en vonnis, over hen uitgesproken, juist is, wil ik in geen geval doen. Wat ik weet, ja de gehele wereld bekent het, dat zij u geen onrecht gedaan, maar de waarheid gezegd hebben in wat zij tegen uw onrechtvaardige instellingen en verkeerde misbruiken gesproken en geleerd hebben. En ofschoon ik voorzie, dat gij mij doden zult, kan ik nochtans de waarheid niet verloochenen, en beveel mijn zaak aan God mijn Heere; Zijn wil geschiedde op aarde als in de hemel, Amen.”

Hierna bevalen zij dat het vonnis, dat uitvoerig tegen hem beschreven was, zou gelezen worden, waarvan dit de inhoud was: »De heilige kerkvergadering van Konstanz snijdt af en verdoemt Hiëronymus van Praag, als een verrotte en dorre tak van de boom, en als een vervloekte en verdoemde ketter, en dat wegens zijn dwalingen, lichtvaardig bestaan en hardnekkigheid, en voornamelijk, omdat hij zijn vroegere herroeping heeft geschonden, en wel met grote verachting van deze heilige kerkvergadering; levert hem over aan de wereldlijke overheid, opdat zij hem straft, zodanig als zijn goddeloosheid verdient.

Toen het vonnis aldus tegen hem uitgesproken was, werd Hiëronymus een kroon (zoals vroeger aan Hus was gedaan) gebracht, rondom met duivels beschilderd. Zodra hij die zag, wierp hij zijn hoed onder de daarbij staande priesters, zette de papieren kroon op het hoofd en zei: „Toen mijn Heer Jezus Christus voor mij, ellendig mens, zou sterven, droeg Hij op Zijn hoofd een veel zwaarder doornenkroon. Ik zal daarom ook graag met deze, omwille van Zijn genade en liefde, in het vuur gaan.”

Terechtstelling. Nadat hij die woorden gesproken had, werd hij terstond door de gerechtsdienaren gewapenderhand uit de hoofdkerk naar de gerechtsplaats geleid. Onder het gaan zong hij, met luide stem en een blij gemoed. terwijl hij zijn ogen ten hemel hief, het algemeen geloof, zoals dit gewoonlijk in de kerken gezongen wordt, en daarna andere lofzangen, totdat hij buiten de poort kwam aan de plaats, waar Hus vroeger was verbrand.

Bij de paal gekomen, waaraan hij verbrand zou worden, viel hij op de knieën, en hield zich geruime tijd in stilte met bidden bezig. Daarna richtten de scherprechters hem op, trokken zijn kleren uit, en hingen hem een bevuild kleed over de schouders. Toen hij nu aldus met ketenen aan de paal gebonden stond, werd er rondom hem hout met stro vermengd opgestapeld; en terwijl men hiermee bezig was, zong Hiëronymus andermaal met luider stem de lofzang van het Paasfeest: „Salve festa dies; toto venerabilis aero, crua Deus infernum vicit, et astra tenet, etc”. („Gegroet, feestdag; eerbiedwaardig in alle tijden, waardoor God de hel heeft overwonnen en de sterren vasthoudt, etc.”)

Na het aanheffen van de lofzang beleed hij het berijmde algemeen geloof, en sprak het volk in de Hoogduitse taal aldus aan: „Weet, zeer lieve mannen, dat ik niets anders geloof dan wat ik daareven heb gezongen, en van de hoofdzaak van het geloof aanneem, zoals het een christen betaamt. Maar nu ben ik ter dood veroordeeld, omdat ik aan deze vergadering van priesters in het veroordelen van Hus geen gelijk heb willen geven; en hij was toch, om van de oprechtheid van zijn leven niet eens te spreken, een getrouw leraar van Gods wet en het Evangelie van Jezus Christus.”

Nadat zij hem van het hoofd tot de voeten met hout hadden omstapeld, zijn uitgetrokken kleren daarbij geworden hadden, wilde de scherprechter het vuur van achteren aansteken‚ opdat Hiëronymus het niet zien zou. Doch deze zei tot hem: „Kom vrij hier en steek het vuur voor mijn ogen aan, want indien ik voor het vuur bevreesd was geweest, zou ik op deze plaats, die ik wel had kunnen vermijden, niet gekomen men zijn.”

Daarna riep hij met luider stem: „Heer, in Uw handen beveel ik mijn geest.” Vervolgens sprak hij op zeer luide toon in de Boheemse taal: „Here God, almachtige Vader, ontferm U over mij, en vergeef mij mijn zonden; want U weet, dat ik een liefhebber ben van Uw waarheid.”

Toen hij eindelijk door het vuur geheel was aangetast, zag men aan de beweging van zijn lippen dat hij bad, totdat hij de geest gaf. Intussen bracht men zijn bed en andere voorwerpen uit de gevangenis, en deze werden met hem door het vuur verteerd, terwijl de as van zijn lijk, zoals men ook met die van Hus gedaan had, in de Rijn werd geworpen. Aldus werd deze geleerde man, om de naam van Christus, tot as verbrand, op de 30e mei van het jaar 1416.

Poggius' getuigenis. Poggius uit Florence een pausgezinde, die bij de gerichtshandel tegenwoordig was, deelt in zekere brief aan Leonardus Bruno van Arrezzo (Aretinus), de laatste woorden van Hiëronymus, aan de 'geestelijken' mede, waarin Hiëronymus, zegt hij, „een ongelooflijk verstand getoond heeft, zodat ieder van de omstanders met verwondering werd aangegrepen.” Hij voegt erbij, „dat Hiëronymus nooit iets heeft verricht, dat een goed man niet betaamde. Indien hij het geloof in zijn hart zo omhelsde, als hij met woorden beleed, kan er bij hem niet alleen geen oorzaak des doods, maar zelfs met van de minste belediging gevonden worden." Aan het einde van deze brief zegt Poggius: „Aldus is deze (boven het geloof) voortreffelijke man door het vuur verteerd. Ik heb zijn uitgang gezien, en elke onderhandeling, met hem gehouden, naarstig onderzocht. Waarlijk, men zou uit de school van de oude wijsgeren de dood van deze man hebben kunnen beschrijven. Ik heb u zulke dingen verhaald, omdat zij niet ongelijk zijn aan de geschiedenis van de ouden. Want Mutius, te weten Scaevola, heeft met zulk een kloek hart niet geleden, toen er slechts één lid van zijn lichaam, namelijk zijn hand, verschroeid werd: en Socrates dronk niet zo vrijwillig het vergif, als deze zich vrijwillig in het vuur begaf.”

Voorzegging. Sommigen schrijven, dat deze Hiëronymus tot de bisschoppen en andere geestelijken. die hem veroordeelden, zou gezegd hebben: „Ofschoon u geen schuld of enige rechtmatige oorzaak tot veroordeling des doods in mij hebt kunnen vinden, bemerk ik nochtans dat u het besloten hebt en het uw voornemen is, mij eindelijk te doden. Nu sta ik hier voor de almachtige God, Die alle harten kent; en op Hem, als op de opperste en rechtvaardigste Rechter beroep ik mij, opdat u over honderd jaren God en mij verantwoording en rekenschap geeft. Ik weet ook zeker, dat ik na mijn dood u een scherpe steek in het hart, en een smartelijke knaging in het geweten zal nalaten. God kome mij met Zijn genade te hulp en vergeve u uw zonden, amen.”

Door een profetische geest voorzegde hij dit aangaande de tijden, die na honderd jaren aanbraken. Immers, deze martelaar van Jezus Christus werd gedood in het jaar 1416; maar later heeft Maarten Luther, door de prediking van het Evangelie, de waarheid aan het licht gebracht in het jaar 1517.

Zo zei ook Johannes Hus door een voorzeggende geest, tot de Schriftgeleerden en opperpriesters: „U kunt nu wel de Hus (wat in de Boheemse taal 'gans' betekent) braden, maar de zwaan, die nog komen zal, zult u niet kunnen braden.” Waarmee hij zeggen wilde, dat Maarten Luther, die later komen zou, door hun geweld niet gedood worden zou.

Meer informatie

Hiëronymus van Praag, op: nl.wikipedia.org

Bron

Adrianus Haemstedius, Historie der martelaren; Die, om de getuigenis der evangelische waarheid, hun bloed gestort hebben van Christus onzen zaligmaker af tot het jaar 1655. (Rotterdam: D. Bolle, 1881) blz. 76-79. Tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 12 dec. 2021.

F. W. Grosheide, J.H. Landwehr, C. Lindeboom, J.C. Rullmann, Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche volk. Kampen: J.H. Kok, 1925-1931. Zes delen. Tekst van het lemma 'Hieronymus: II. Hieromymus van Praag' is onder wijziging verwerkt op 12 dec. 2021.