Hoer: verschil tussen versies

Uit Christipedia
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
Een '''hoer''' is in de Bijbel een publieke vrouw of een vrouw die hoererij pleegt in verband met de dienst aan een afgod.
Een '''hoer''' is in de Bijbel een publieke vrouw of een vrouw die hoererij pleegt in verband met de dienst aan een afgod.
[[Bestand:Judah and Tamar by J.Tissot.jpg|miniatuur|498x498px|"De ontmoeting van Juda en Tamar". Schilderij door James Tissot.]]

In vele teksten van de Bijbel komt het woord hoer op zichzelf en in verschillende samenstellingen voor. Dit feit alleen al wijst er op dat de gruwel van de hoererij niet vreemd was aan het volk van God! 
In vele teksten van de Bijbel komt het woord hoer op zichzelf en in verschillende samenstellingen voor. Dit feit alleen al wijst er op dat de gruwel van de hoererij niet vreemd was aan het volk van God! 


'''Egyptenaren, Kanaänieten en Filistijnen.''' Het Israëlitische volksleven werd van de aanvang af sterk bedreigd door de zonde van zedeloosheid. Israël kwam in veelvuldige aanraking met de meest zedeloze volkeren, die van Egyptenaren en Kanaänieten. Uit Gen. 38 blijkt ons dat onder de Kanaänieten een eigen groep van vrouwen was, een soort van hoerenstand, die haar eigen manieren had en haar bijzondere kleding. Juda meende dat Thamar zo'n hieroaule, gewijde, was; onze vertalingen hebben: hoer, lichte vrouw. Juda beloofde haar dan ook tot hoerenloon een geitenbok, het aan de godin Astarte gewijde dier. Geen wonder dat in de Heilige Schrift zo vaak de verbinding der gedachten voorkomt van het vreemde goden "nahoereren (Ex. 34 : 15): de hoererij werd door de vóór-Israëlietische bevolking vaak bedreven in de dienst van de goden (1 Kon. 14:24; 15-12; 22: 47; 2 Kon. 23 : 7; Hos. 4 : 14).
'''Egyptenaren, Kanaänieten en Filistijnen.''' Het Israëlitische volksleven werd van de aanvang af sterk bedreigd door de zonde van zedeloosheid. Israël kwam in veelvuldige aanraking met de meest zedeloze volkeren, die van Egyptenaren en Kanaänieten. Uit Gen. 38 blijkt ons dat onder de Kanaänieten een eigen groep van vrouwen was, een soort van hoerenstand, die haar eigen manieren had en haar bijzondere kleding. Juda meende wellicht dat [[Tamar]] zo'n hierodule, gewijde, was; onze vertalingen hebben: hoer, lichte vrouw. Juda beloofde haar dan ook tot hoerenloon een geitenbok, het aan de godin Astarte gewijde dier. Geen wonder dat in de Heilige Schrift zo vaak de verbinding der gedachten voorkomt van het vreemde goden "nahoereren (Ex. 34 : 15): de hoererij werd door de vóór-Israëlietische bevolking vaak bedreven in de dienst van de goden (1 Kon. 14:24; 15-12; 22: 47; 2 Kon. 23 : 7; Hos. 4 : 14).


Bij de Egyptenaren en Kanaänieten kon de zedeloosheid in sommige van haar vormen zelfs een godsdienstig karakter dragen. Dit stond bij de Kanaanietische volkeren weer in verband met hun verering van de vrouwelijke baäl, baälat (= herin), die wij kennen onder de naam Astarte, de godin van de vrouwelijke voortbrengingskracht. Vrouwen die zich overgaven aan zedeloosheid brachten haar loon ten offer aan de heiligdommen van deze godin. Met het oog daarop luidde het verbod: u zult geen hoerenloon noch hondenprijs in het huis van de Heer uw God brengen (Deut. 23 : 18).
Bij de Egyptenaren en Kanaänieten kon de zedeloosheid in sommige van haar vormen zelfs een godsdienstig karakter dragen. Dit stond bij de Kanaanietische volkeren weer in verband met hun verering van de vrouwelijke baäl, baälat (= herin), die wij kennen onder de naam Astarte, de godin van de vrouwelijke voortbrengingskracht. Vrouwen die zich overgaven aan zedeloosheid brachten haar loon ten offer aan de heiligdommen van deze godin. Met het oog daarop luidde het verbod: u zult geen hoerenloon noch hondenprijs in het huis van de Heer uw God brengen (Deut. 23 : 18).

Versie van 21 okt 2017 14:29

Een hoer is in de Bijbel een publieke vrouw of een vrouw die hoererij pleegt in verband met de dienst aan een afgod.

"De ontmoeting van Juda en Tamar". Schilderij door James Tissot.

In vele teksten van de Bijbel komt het woord hoer op zichzelf en in verschillende samenstellingen voor. Dit feit alleen al wijst er op dat de gruwel van de hoererij niet vreemd was aan het volk van God! 

Egyptenaren, Kanaänieten en Filistijnen. Het Israëlitische volksleven werd van de aanvang af sterk bedreigd door de zonde van zedeloosheid. Israël kwam in veelvuldige aanraking met de meest zedeloze volkeren, die van Egyptenaren en Kanaänieten. Uit Gen. 38 blijkt ons dat onder de Kanaänieten een eigen groep van vrouwen was, een soort van hoerenstand, die haar eigen manieren had en haar bijzondere kleding. Juda meende wellicht dat Tamar zo'n hierodule, gewijde, was; onze vertalingen hebben: hoer, lichte vrouw. Juda beloofde haar dan ook tot hoerenloon een geitenbok, het aan de godin Astarte gewijde dier. Geen wonder dat in de Heilige Schrift zo vaak de verbinding der gedachten voorkomt van het vreemde goden "nahoereren (Ex. 34 : 15): de hoererij werd door de vóór-Israëlietische bevolking vaak bedreven in de dienst van de goden (1 Kon. 14:24; 15-12; 22: 47; 2 Kon. 23 : 7; Hos. 4 : 14).

Bij de Egyptenaren en Kanaänieten kon de zedeloosheid in sommige van haar vormen zelfs een godsdienstig karakter dragen. Dit stond bij de Kanaanietische volkeren weer in verband met hun verering van de vrouwelijke baäl, baälat (= herin), die wij kennen onder de naam Astarte, de godin van de vrouwelijke voortbrengingskracht. Vrouwen die zich overgaven aan zedeloosheid brachten haar loon ten offer aan de heiligdommen van deze godin. Met het oog daarop luidde het verbod: u zult geen hoerenloon noch hondenprijs in het huis van de Heer uw God brengen (Deut. 23 : 18).

Naast deze „gewijde" hoeren, die in dienst van de afgoderij aldus leefden in zedeloosheid, kwamen ook nog voor hoeren, die als publieke vrouwen leefden. Vooral onder de Kanaanieten en Filistijnen. Tamar was een Filistijnse en Rachab stellig een Kanaänitische (Joz. 2 : 1 ); terwijl de hoer, die Simson te Gaza zag zitten aan de straat in hoerengewaad (Richt. 1 6 : 1 en Spr. 7) wederom een Filistijnse vrouw was.

Grieken. Later kwamen de Israëlieten (Joden) in aanraking met de Grieken, die in dit opzicht al zeer laag gezonken waren. Men denke slechts aan de schandelijke invloed die de hetaeren, een soort publieke vrouwen, uitoefenden op de algemene gang van zaken.

Romeinen. Tenslotte kwamen de Israëlieten in aanraking met de Romeinen. Bij hen had de vrouw oorspronkelijk een eerbare plaats. Zij stond hoger dan de vrouw in nagenoeg alle volkeren. De Romeinse beschaving zonk echter tot een laag peil. Men kan het lage peil vermoeden bij de lezing van wat Paulus schrijft in zijn brief aan de christenen in Rome.

Hoeren in Israël. De Israëlieten nu, hoe gunstig ook ten opzichte van de zedelijkheid het leven in Israël afstak tegen dat der volkeren, kwamen toch door dezen in velerlei verzoeking en velen vielen daarin (Gen. 38: 15; Richt. 19 : 22v; Lev. 21 : 7). Uit 1 Kon. 3: 16 en 1 Kon. 22: 38 blijkt dat hoeren als een eigen stand in het midden van Israël leefden.

Juist de wijze waarop hoeren, hoereerder, hoerenloon, hoereren en hoererij, bij de profeten en in het boek der Spreuken zowel als bij Jezus Sirach zó ernstig wordt gewaarschuwd tegen deze zonde, zegt duidelijk genoeg hoezeer dit kwaad te allen tijde in het midden van Israël moest worden bestreden. Er zal geen hoer zijn onder de dochters van Israël, aldus luidt de Wet (Deut. 23: 17 ). U zult uw dochter niet ontheiligen, haar ter hoererij houdend; opdat het land niet hoereert, en het land met schandelijke daden vervuld wordt (Lev. 19: 29). De priesters mochten geen hoer tot vrouw nemen en als de dochter van een priester mocht beginnen te hoereren, dan moest zij worden verbrand (Lev. 21 : 7 en 9). De bastaard met zijn nakroost tot in het tiende geslacht moest buiten de vergadering van Heer worden gesloten (Deut. 23: 2 ).

Mochten de toestanden in Israël al zeer gunstig afsteken verig afsteken vergeleken bij die onder de Egyptenaren en vóór-Israëlitische volkeren, bij de Grieken en Romeinen, vooral in de keizertijd, toch vermochten de Wet en de Profeten dit kwaad niet geheel te overwinnen; een hoerenstand bleef ook in Israël, getuige Jer. 5 : 7, waar sprake is van de woning van de lichtekooi.

Nieuwe Testament. Groot is ook het aantal plaatsen in het Nieuwe Testament waarin gewag wordt gemaakt van hoeren, en zeer ernstig de waarschuwing van de apostel Paulus tegen deze zonde van Israël (1 Cor. 10: 8) en van de heidenen (1 Cor. 5: 9; 1 Cor. 6: 15). En het besluit van de vergadering in Hand. 15 waarschuwt dan ook nadrukkelijk tegen deze zonde met de woorden: dat u zich onthoudt van hoererij (Hand. 15:29).

Steden gelijk hoeren

Tyrus (Jes. 23:15-17), Ninevé (Nah. 3:4), Jeruzalem en het eindtijdse Babylon worden in de Schrift (soms) als een hoer voorgesteld. Van Ninevé staat geschreven:

Na 3:4 Om der grote hoererijen wil der zeer bevallige hoer, der meesteres der toverijen, die met haar hoererijen volken verkocht heeft, en geslachten met haar toverijen. (SV)

Meer informatie

Artikel Prostitutie

Bron

Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche Volk (Kampen: Kok, 1925-1931) s.v. Hoer. Hieruit is op 21 okt. 2017 tekst genomen en verwerkt.