Hooglied/Hoofdstuk 8: verschil tussen versies

6.692 bytes toegevoegd ,  4 jaar geleden
k
Regel 65:
Maar zij zal weer tevoorschijn komen uit de woestijn.
 
Wanneer de Heer Jezus Christus eenmaal Zijn gemeente zal verlossen (Ef. 4:30) en haar zal voeren in het Vaderhuis, waar Hij haar plaats bereidt, zullen Gods engelen ook haar vol bewondering van haar heerlijkheid met jubelzang begroeten. Maar ook haar zal men het aanzien, dat zij door een woestijn is getrokken en slechts op de almachtige arm van haar Bruidegom steunend tot dit doel is geraakt.<ref name=":1">Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Hoogl. 8. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt.</ref>
 
'''Liefelijk leunt op haar Liefste.''' Haar steun en toeverlaat. Dit drukt tweeërlei uit; niet alleen dat zij in de onafscheidelijke nabijheid van haar Liefste, de Herder-Koning, verkeert, maar ook dat zij al haar kracht en heerlijkheid aan Hem ontleent<ref name=":1" />.
 
De 144.000 duizend Israëlieten in Openbaring zullen "het Lam volgen waar het ook heengaat".
Regel 73:
''Opb 14:4  Dezen zijn het die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het die het Lam volgen waar het ook heengaat. Dezen zijn uit de mensen gekocht als eerstelingen voor God en het Lam.'' (Telos)
 
Heerlijk en treffend beeld ook van de Gemeente van Christus, de Kerk van alle eeuwen. Opkomend uit de woestijn, de woestijn van de wereld, van de verdrukkingen, en toch niet verlaten, niet alleen, maar er altijd op aan kunnend en het steeds ervarend, dat haar machtige Heer aan haar rechterhand staat, dat zij al haar hulp om staande te blijven, van Hem ontvangt, dat zijn kracht in haar wordt uitgestort en Zijn liefde haar omringt.<ref name=":1" />
 
'''Onder de appelboom heb ik u opgewekt.''' Wie spreekt dit? De antwoorden zijn verschillend:
Regel 89:
''Mr 4:38  En Hij lag in het achterschip op het kussen te slapen; en zij wekten Hem en zeiden tot Hem: Meester, bekommert U Zich er niet om dat wij vergaan?  Mr 4:39  En wakker geworden bestrafte Hij de wind en zei tot de zee: Zwijg, wees stil! En de wind ging liggen en er ontstond een grote stilte.  Mr 4:40  En Hij zei tot hen: Waarom bent u zo angstig? Hebt u nog geen geloof?'' (Telos)
 
2) Dit woord is van de bruidegom. Het herinnert aan het begin, de omstandigheid van de bruid en het begin van zijn liefde tot haar. Hij wijst zijn bruid op de eerste tijden van haar aanneming, op de eerste dagen, toen hij zich aan haar zich openbaarde in de volheid van zijn liefde. En dit alles opdat, bij de herinnering, aan wie zij geweest is en wie zij nu is, haar liefde des te sterker toeneemt, en haar gehechtheid aan Hem te inniger wordt.<ref name=":1">Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Hoogl. 8. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt.</ref>
 
Vergelijk:
Regel 95:
''Joh 1:48  (1-49) Nathanael zei tot Hem: Vanwaar kent U mij? Jezus antwoordde en zei tot hem: Voordat Filippus je riep, terwijl je onder de vijgeboom was, zag Ik je. (...) Joh 1:50  (1-51) Jezus antwoordde en zei tot hem: Omdat Ik je gezegd heb: Ik zag je onder de vijgeboom, geloof je? Je zult grotere dingen zien dan deze. (Telos)''
 
Op de gemeente van Christus toegepast: de Heer herinnert haar in het algemeen en zijn gelovigen in het bijzonder, dat Hij het is, die het eerst haar opzocht. Gelijk God zijn volk door Ezechiël laat herinneren (Ezech. 16) dat Hij hen zag, vertreden in hun bloed, liggend op de vlakte van het veld, opdat Hem de eer van alle zaligheid zou gegeven worden, maar ook Hem de dank daarvoor zou worden toegebracht, zo doet God de Heer altijd. Hij is de eerste en Hij is de laatste, de Alfa en de Omega.<ref name=":1" />
 
'''Daar heeft uw moeder u met smart voortgebracht.''' Dit zegt de bruid, gezien het gebruik van mannelijke voor- en achtervoegsels in dit en het volgende vers<ref name=":2" />. Over zijn moeder spreekt ook:
Regel 107:
== Hoogl 8:6 ==
Hoo 8:6 Zet mij als een zegel op Uw hart, als een zegel op Uw arm; want de liefde is sterk als de dood; de ijver is hard als het graf; haar kolen zijn vurige kolen, vlammen des HEEREN. (SV)
'''Zet mij als een zegel op uw hart, als een zegel op uw arm.''' Maak dat ik vast, onafscheidelijk, onvervreemdbaar aan u verbonden blijf, in altijddurende, onverbreekbare gemeenschap. Bewaar mij vast en trouw als uw eigendom. Zodat ik steeds aan uw hart en steeds aan uw zijde (want aan uw arm) ben. Zij wenst met Hem, zowel in liefdesgezindheid als in gemeenzaamheid, ten opzichte van het levenspad, onlosmakelijk verenigd en verbonden te wezen.<ref name=":1" />
 
Én het hart én de arm zijn levendige zinnebeelden van getrouwe zorg; het hart als de grond waaruit en de arm als het middel waardoor. Deze beelden drukken de wens van de bruid uit met alle verzekerdheid en onder een hartelijke en onder een dadelijk (actieve) zorg van haar liefste te zijn. Door op zijn hart en op zijn arm als een zegel gedrukt te zijn, wenst zij te zijn het grote doel en voorwerp van zijn zorgdragend hart en van zijn zorgdragende arm.<ref name=":1" />
 
'''De liefde is sterk als dood.''' De liefde werpt alle hinderpalen neer en is overwinnend als de dood. Er zijn geen hoogten of diepten waarvoor zij blijft staan; geen gevaren waar zij niet doorheen breekt, geen wateren die haar kunnen uitblussen. <ref name=":1" />
 
'''De ijver is hard als het graf.''' 'IJver' is hier in het Hebr. קנאה (kin’ah), ''ijver'', maar in de zin van brandende, vurige liefde, die het geliefde voorwerp met alle kracht vasthoudt en niet duldt dat iets van hem verwijdert, en daarom vergeleken wordt bij het graf, dat ook wat het ontvangt niet los laat. <ref name=":1" />
Regel 117:
''Job 7:9  Een wolk vergaat en verdwijnt; zo komt degene die in het graf neerdaalt, er niet weer uit omhoog. (HSV)''
 
'''Haar kolen zijn vurige kolen.''' Nu en in vers 7 wordt de liefde vergeleken met een vuur. Haar gloed is een helbrandende vuurgloed, die zijn vlammen in de harten zendt.
 
"Er is niets zo hard en ijverig, dat door het vuur der liefde niet verwonnen wordt. Zij is het enige dat zich schaamt iets moeilijk te noemen." (Augustinus)<ref>Aangehaald in: Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Hoogl. 8.</ref>
Regel 131:
''Lu 22:15  En Hij zei tot hen: Ik heb <u>vurig begeerd</u> dit pascha met u te eten voordat Ik lijd. (Telos)''
 
Jezus' liefde tot ons is ''sterker'' dan de dood, want Hij gaf zich voor ons ter dood, en brak zegevierend door deze heen, opdat wij voor de banden daarvan niet meer vrezen zouden. De liefde van Jezus' echte navolgers is ook zo sterk als de dood, omdat deze hen ongevoelig, als dood maakt voor alles buiten Hem. <ref>Naar Matthew Henry's commentaar bij dit vers</ref> Het waarlijk wedergeboren hart kan geen andere voldoening vinden dan in de liefde en omhelzing van Christus. Die eenmaal de liefde van God in Christus heeft ervaren, weet dat hij met onverbrekelijke banden aan zijn Heere en Zaligmaker is verbonden.<ref name=":1" /> Daarom kon ook een Paulus zeggen, dat niets ter wereld hem van deze liefde kon scheiden.
 
''Ro 8:35  Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, benauwdheid, vervolging, honger, naaktheid, gevaar of zwaard? (...) Ro 8:39  noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die is in Christus Jezus onze Heer.'' (Telos)
 
== Hoogl. 8:7 ==
Hoo 8:7  Vele wateren zouden deze liefde niet kunnen uitblussen; ja, de rivieren zouden ze niet verdrinken; al gaf iemand al het goed van zijn huis voor deze liefde, men zou hem te enenmale verachten. (SV)
'''Al gaf iemand al het goed van zijn huis voor deze liefde...''' Om ze kunstmatig in een hart te verwekken. Driemaal worden de dochters van Jeruzalem bezworen om de liefde niet op te wekken of wakker te maken tot het haar lust (2:7; 3:5; 8:4).
 
'''... men zou hem te enenmale verachten.''' Het zou alles niets, niets baten; zo in wezen onderscheiden is de ware liefde van de vleselijke schijnliefde!<ref name=":1" />
 
De liefde heeft zich in haar hoogste goddelijke voleinding alleen in de Gods- en mensenzoon geopenbaard, Wiens liefde uit Zijn innerlijk voortsproot en Hem met onweerstaanbare goddelijke kracht drong tot deze wereld met haar duizend plagen en grote jammerlast neer te dalen, om er dood en duivelsmacht te overwinnen. Hij had lief omdat Hij moest liefhebben, maar de liefde was tegelijkertijd Zijn zoetste willen, de wederliefde van verloste zielen Zijn innigst verlangen. In de macht van Zijn liefde, in de hevigheid van Zijn liefdesijver, die door Zijn gemeente, Zijn bruid, in duizende van liefde gloeiende liederen bezongen is geworden, en toch nooit kan worden uitgezongen, zien wij ook nu de ware gestalte van de liefde tussen man en vrouw.
 
== Hoogl. 8:8 ==
Hoo 8:8  Wij hebben een kleine zuster, die nog geen borsten heeft; wat zullen wij onze zuster doen in dien dag, als men van haar spreken zal? (SV)
Hier lijkt de bruid te spreken. Zij geeft haar bezorgdheid te kennen over haar kleine zuster.
 
'''In dien dag, als men van haar spreken zal?''' Wanneer zij de huwbare leeftijd bereikt zal hebben. De bruid weet welk een macht en welk een ontferming haar Liefste bezitten. Daarom is het haar behoefte om ook haar zuster aan hem toe te vertrouwen, opdat hij ook haar zijn koninklijke gunst en bescherming verleent.<ref name=":1" />
 
''Ps 22:30   (31) Het nageslacht zal Hem dienen, en aan de Heere toegeschreven worden tot in generaties. (HSV)''
 
''Ps 22:30  Het nakroost zal Hem dienen, er zal van de Here verteld worden aan het komende geslacht; (NBG51)''
 
''Ps 102:28  (102-29) De kinderen Uwer knechten zullen wonen, en hun zaad zal voor Uw aangezicht bevestigd worden. (SV)''
 
== Hoog. 8:9 ==
Hoo 8:9  Zo zij een muur is, wij zullen een paleis van zilver op haar bouwen; en zo zij een deur is, wij zullen haar rondom bezetten met cederen planken. (SV)
De bruidegom antwoordt.
 
'''Zo zij een muur is.''' Zo zij zich als een muur betoont vol krachtige weerstand tegen alle indringende aanzoeken; als men staat op haar kan maken. <ref name=":1" />
 
'''Wij zullen een paleis van zilver op haar bouwen.''' Wij zullen haar tot een zilveren paleis stellen, een bouwwerk dat van verre prachtig in het land schittert. Wij zullen haar alle eer en vrijheid geven. <ref name=":1" />
 
'''En zo zij een deur is.''' Als dat paleis voltooid is en de muurpoorten opgetrokken en ingezet zijn; als men gemakkelijk kan openen om er door in en uit te gaan, d.i.: als zij aan de verzoekingen en verleidingen blootgesteld is. <ref name=":1" />
 
'''Wij zullen haar rondom bezetten met cederen planken.''' Met sterke planken van cederhout. Men zal haar als met slagbomen en sterke borstweringen behoeden en beveiligen en haar tevens kracht en ook sieraad bijzetten. Wij zullen haar steeds zo bewaken, dat zij voor elke verleider ongenaakbaar is. <ref name=":1" />
 
<u>Toepassing op Christus en Zijn Gemeente.</u> Het goede werk, dat Christus in Zijn gemeente begonnen is, zal een zijn volmaaktheid bereiken, en als zij eens met Hem verenigd is, zal zij een heilige tempel en woonstede van God in de Geest zijn (Ef. 2:22; 1 Petr 2:5).
 
''1Pe 2:5  en u wordt ook zelf als levende stenen gebouwd, als een geestelijk huis tot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden te offeren, die voor God aangenaam zijn door Jezus Christus.'' (Telos)
 
Het heilrijk genadewerk van de Heer zal in haar, Zijn Gemeente, zijn volle beslag verkrijgen. Wat er aan ontbreekt zal ten volle in orde gebracht, en dus het werk van het geloof met kracht in haar voortgezet en volmaakt worden.
 
Het hemelse Jeruzalem heeft een muur en poorten. Van haar wordt gezegd:
 
''Opb 21:27  En geenszins zal iets onheiligs binnengaan, noch wie gruwel en leugen doet, behalve zij die geschreven zijn in het boek van het leven van het Lam. (Telos)''
 
== Hoogl. 8:10 ==
Hoo 8:10  Ik ben een muur en mijn borsten zijn als torens. Toen was ik in Zijn ogen als een, die vrede vindt. (SV)
'''Ik ben een muur en mijn borsten zijn als torens.''' De bruid vermeldt haar eigen staat met dankbare vreugde. Ook zij is een muur en is of zal worden uitgebreid tot een prachtig bouwwerk. Als muur staat ze pal en vat en houdt zij verkeerde invloeden buiten. Ze vergelijkt haar borsten met hoge, eerbiedwekkende muurtorens, die geen dief of rover kan bestijgen. Hier worden verhoudingen met verhoudingen vergeleken. De borsten zijn voor haar persoon wat voor de muur de torens zijn, die uit kracht van het weerstandsvermogen, dat zij in zich bergen, de vijand afhouden. <ref name=":1" />
 
''Opb 2:2  Ik weet uw werken en uw arbeid en uw volharding en dat u de bozen niet kunt verdragen; en u hebt op de proef gesteld hen die zeggen dat zij apostelen zijn en het niet zijn, en hebt hen leugenaars bevonden; (Telos)''
 
God zei tot de profeet Jeremia:
 
''Jer 1:18  Want zie, Ik stel u heden tot een vaste stad, en tot een ijzeren pilaar, en tot koperen muren tegen het ganse land; tegen de koningen van Juda, tegen haar vorsten, tegen haar priesteren, en tegen het volk van het land. (SV)''
 
'''Toen was ik in Zijn ogen als een, die vrede vindt.''' Daarom, toen of omdat ik zulk een ben, was, of ben geworden, ben ik in zijn ogen als een, die bij hem gemeenzame vriendschap en liefde en daarbij vrede vindt. Zij acht zich in deze gunst van haar Liefste ten hoogste gezegend en gelukkig.
 
''Lu 2:14  Heerlijkheid zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen van zijn welbehagen. (Telos)''
 
== Hoogl. 8:11 ==
Hoo 8:11  Salomo had een wijngaard, te Baäl-hamon; hij gaf dezen wijngaard aan de hoeders, een ieder bracht voor deszelfs vrucht duizend zilverlingen. (SV)
'''Baäl-hamon.''' Zie artikel [[Baäl-Hamon]].
 
== Bron ==
Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Hoogl. 8. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt.
 
== Voetnoten ==