Hoogte (offerplaats)
Een hoogte is in het Oude Testament (Statenvertaling) dikwijls een hoge plaats waar, tegen Gods wet in, offers aan een afgod of God werden gebracht.
Het Hebreeuwse woord is במה, bamah. Het Strongnummer is 01116. Het woord komt 102x voor in het Oude Testament.
De Israëlieten van het tienstammenrijk hadden in al hun steden hoogten gebouwd.
2 Kon 17:9 De Israëlieten hadden dingen bedacht die niet juist zijn tegenover de HEERE, hun God; zij hadden in al hun steden [offer]hoogten voor zich gebouwd, van de wachttoren af tot de versterkte steden toe. 2 Kon 17:10 Zij hadden gewijde stenen en gewijde palen voor zich opgericht, op elke hoge heuvel en onder elke bladerrijke boom. 2 Kon 17:11 Zij hadden daar, op alle [offer]hoogten, reukoffers gebracht, zoals de heidenvolken die de HEERE had weggevoerd, van vóór hun ogen. Zij hadden slechte dingen gedaan om de HEERE tot toorn te verwekken. (HSV)
In 2 Kon. 15:3-4 staat dat onder het bewind van Azaria (Uzzia) van Juda de (ongewenste) hoogten niet werden weggenomen:
2Kon 15:3 En hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, naar al wat zijn vader Amazia gedaan had. 2Kon 15:4 Alleenlijk werden de hoogten niet weggenomen; het volk offerde en rookte nog op de hoogten. (SV)