Hugenoten
Hugenoten (Frans huguenots) is de benaming die in de 16de tot de 18de eeuw in Frankrijk werd gegeven aan protestanten.
Etymologie
De aanhangers van de Reformatie in Frankrijk werden eerst Lutheranen genoemd, later Calvinisten en sinds de mislukte samenzwering te Amboise (1560) Hugenoten. De afleiding van die naam is tot op heden niet met zekerheid vast te stellen. Sommigen leiden hem af van het woord 'Eidgenossen', 'Eignots' of 'Ignots'. Eignots was destijds reeds de naam van een partij in Genève. Anderen leiden hem af van een koning 'Huguet' (Beza) of van 'Hugo Capet'. Weer een andere afleiding is van de naam 'duganau', wat in langue d'oc betekent: uilenaard.
Geschiedenis
Het aantal hugenoten wordt in het midden van de 16de eeuw op een half miljoen geschat. Talrijke adellijke families gingen over tot het calvinisme en gaven het macht en aanzien. Ook aan het koninklijk hof in Parijs was hun invloed groot.
Inmiddels ontwikkelde zich een gewelddadige burgeroorlog om de macht in Frankrijk.
1561. Te Cahors in Frankrijk worden 28 Hugenoten (protestanten) vermoord.
1567. Bij de Michelade in Nîmes in 1567 doodden hugenoten tachtig katholieke priesters en monniken.
De latere koning Hendrik IV koos partij voor de protestanten en leidde de calvinistische troepen in een aantal veldslagen.
1572: Bartholomeüsnacht. Op 23 augustus 1572 probeerden de katholieken de strijd te beslechten met een massale moordpartij op calvinistische leidende personen en hun volgelingen in Parijs. Deze massamoord op naar schatting ten minste 10.000 hugenoten wordt sindsdien de Bartholomeüsnacht of Parijse bloedbruiloft genoemd. De Hugenoten waren daar vanwege de bruiloft van de latere koning Hendrik IV.[1]
Om zijn aanspraak op de troon te behouden stapte Hendrik IV over naar de katholieke partij maar dat werd niet vertrouwd, hij kreeg daarom huisarrest opgelegd. In 1576 ontsnapte hij en ijverde voor een religievrede. Die kwam op beperkte wijze tot stand door vaststelling en erkenning van een aantal vrijplaatsen waar hugenoten hun godsdienst mochten beoefenen. Daarbuiten hadden zij geen rechten meer.
In 1589 werd Hendrik IV koning van Frankrijk maar niet dan nadat hij zich had bekeerd tot het katholieke geloof. Zijn pragmatisme bleek wel uit zijn laconieke uitspraak dat "Parijs een mis waard is".
1598: Edict van Nantes. Het Edict van Nantes bracht in 1598 rust door de garantie van godsdienstvrijheid, zij het op een beperkt aantal plaatsen. Daarna dicteerde de contrareformatie steeds meer de gang van zaken en gaandeweg werden met spitsvondige redenen de vrijplaatsen, meestal steden, in aantal beperkt. Zo verdween het openlijk calvinisme uit veel Franse streken.
Het aantal openlijk belijdende hugenoten halveerde door het toenemende aantal koninklijke decreten tegen het onderwijs en de godsdienstuitoefening. Ze werden uit openbare ambten ontslagen en de meesterdiploma’s van handwerkers en artsen werden ongeldig verklaard. De armen- en ziekenzorg werd een katholiek monopolie, alleen beschikbaar voor katholieken. Lastenverzwaringen en erfrechtbelemmeringen dienden ertoe de financiële draagkracht van de belijders van de dissidente religie te verzwakken. 'Dragonnades', inkwartiering van soldaten in woonhuizen van hugenoten, maakten hun het dagelijks leven moeilijk. Hugenotenkerken werden vernield waarna de herbouw verboden werd. Uiteindelijk bleven nog 170 kerken in gebruik, amper een kwart van het oorspronkelijke aantal.
1685: Edict van Fontainebleau. Na de intrekking van het Edict van Nantes in 1685 waren de hugenoten persoonlijk vogelvrij. Het vervangende Edict van Fontainebleau verklaarde het openlijk belijden van het calvinisme tot een strafbaar feit dat bij veroordeling leidde tot de confiscatie van het bezit. Dit leidde uiteindelijk in de keuze tussen ‘terugkeer naar de moederkerk’ of emigratie. Sindsdien gold het absolutistische dogma 'un roi, une loi, une foi' ofwel diende in Frankrijk voor ieder te gelden: 'één koning, één wet, één geloof'.
Tot 1710 vertrokken daarop meer dan 300.000 hugenoten. Honderdduizend vertrokken naar Zwitserland, daarin zijn ook de waldenzen begrepen die tegelijkertijd hun bergdorpen in Piemonte verlieten. Verder gingen ruim 70.000 naar Nederland, bijna 50.000 naar Duitsland (vooral Pruisen en Württemberg), eveneens 50.000 naar Engeland, en kleinere aantallen naar Scandinavië en Rusland en vooral ook naar Zuid-Afrika.
Onder de naam camisards wisten kleine gemeenschappen hugenoten hun bestaan nog een eeuw te rekken in afgelegen gehuchten in de Cevennes waar zij zich uiterlijk als katholiek voordeden. Militaire expedities en inkwartieringen brengen hen niet verder dan een uiterlijke bekering tot de Rooms-katholieke Kerk. Predikanten en onderwijzers die daar ontdekt of verraden werden, kregen een veroordeling tot galeislaaf.
1787: Edict van Nantes hersteld. In 1787 werd de opheffing van het Edict van Nantes weer ongedaan gemaakt en konden de overgebleven ondergedoken hugenoten weer openlijk voor hun geloof uitkomen.
Nederland
Een groot aantal hugenoten, ruim 70.000, vestigde zich in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Alleen in Amsterdam al 12.000, waarmee rond 1700 ongeveer 6% van de Amsterdammers van afkomst Frans was; zij verenigden zich in de Waalse kerk, eerder opgericht als organisatie van gevluchte Franstalige calvinisten uit de Zuidelijke Nederlanden. Waals-Franse gemeenten bestonden al of werden opgericht in de meeste steden van Holland en ook in de grotere steden van andere provincies. Op het platteland werden bijvoorbeeld te Dwingeloo (Dr.) ongeveer 50 Hugenoten opgenomen. De omstreeks 1690 gebouwde 'Franse huizen' zijn heden ervan nog een relict. Zij waren onderdeel van de Nederlandse Hervormde Kerk, tot 1815 de 'Nederduitsche Gereformeerde Kerk' genoemd. Tot in de 20ste eeuw kerkten ook beter gesitueerde burgers zonder Franse of Waalse afkomst, en ook de leden van het Oranje-vorstenhuis, in de 'Waalse kerk' vanwege de Franstalige en vaak intellectueel hoogstaande preek.
Onder de duizenden vluchtelingen waren veel militairen die in dienst waren geweest van Lodewijk XIV. Bijna driehonderd officieren werden in 1685 door prins Willem III in het Staatse leger opgenomen. In 1688 gingen zij mee naar Engeland en namen daar in 1690 deel aan de Slag aan de Boyne tegen de katholieken.
Andere hugenoten kwamen terecht aan een van de universiteiten of in het boekenvak, omdat dat gilde vreemdelingen toeliet. Van de 230 uitgeverijen die Amsterdam tussen 1680 en 1730 telde, waren er tachtig in handen van hugenoten. Zij verzorgden ook een aanzienlijke productie van Franstalige werken die in Frankrijk verboden waren.
Meer informatie
Hugenoten, artikel op nl.wikipedia.org.
Bronnen
F. W. Grosheide, J.H. Landwehr, C. Lindeboom, J.C. Rullmann, Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche volk. Kampen: J.H. Kok, 1925-1931. Zes delen. Tekst van het lemma 'Hugenoten' is onder wijziging verwerkt op 27 aug. 2023.
Hugenoten, artikel op nl.wikipedia.org. Tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 27 aug. 2023.