Israël en het Palestina Mandaat: verschil tussen versies

Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
(Kleine aanpassing aan de tekst)
(kleine aanvulling op tekst)
Regel 29: Regel 29:
'''1916 Verdelingsplan voor het Ottomaanse rijk'''
'''1916 Verdelingsplan voor het Ottomaanse rijk'''


Engeland en Frankrijk maakten onderling afspraken, genoemd naar de twee belangrijkste onderhandelaars (voor Engeland Mark Sykes en voor Frankrijk Francois George-Picot) de 'Sykes-Picot-overeenkomst'. Het plan behelsde de verdeling van het gezag over voormalige niet-Turkse gebieden van het Ottomaanse rijk (mei 1916). Het betrof o.a.een uitgestrekt gebied rond Palestina. De gebieden afzonderlijk hadden nog geen duidelijke begrenzing. Volgens de overeenkomst bestond de grens tussen de Franse invloedsfeer en de Britse geografisch vervolgens uit een bijna rechte lijn, getrokken tussen Akko aan de Middellandse Zee en Kirkuk in het Noordoosten. Frankrijk kreeg Libanon en Syrië, het gebied noordelijk van de lijn, toegewezen. Groot-Brittannië kreeg Mesopotamië (later Jordanië en Irak genoemd), zuidelijk van de lijn. Palestina (incl. het gebied Trans-Jordanië) werd gezien als 'Heilig land' en zou onder internationaal toezicht komen. De stad Haifa met omgeving zou Brits worden.
Engeland en Frankrijk maakten onderling afspraken, genoemd naar de twee belangrijkste onderhandelaars (voor Engeland Mark Sykes en voor Frankrijk Francois George-Picot) de 'Sykes-Picot-overeenkomst'. Het plan behelsde de verdeling van het gezag over voormalige niet-Turkse gebieden van het Ottomaanse rijk (mei 1916). Het betrof o.a.een uitgestrekt gebied rond Palestina. De gebieden afzonderlijk hadden nog geen duidelijke begrenzing. Volgens de overeenkomst bestond de grens tussen de Franse invloedsfeer en de Britse geografisch vervolgens uit een bijna rechte lijn, getrokken tussen Akko aan de Middellandse Zee en Kirkuk in het Noordoosten. Frankrijk kreeg Libanon en Syrië, het gebied noordelijk van de lijn, toegewezen. Groot-Brittannië kreeg Mesopotamië (later Jordanië en Irak genoemd), zuidelijk van de lijn. Palestina (incl. het gebied Trans-Jordanië) werd gezien als 'Heilig land' en zou onder internationaal toezicht komen. Een duidelijke grens tussen beide gebieden Palestina en Jordanië bestond niet. Beide delen behoorden bij elkaar. De stad Haifa met omgeving zou Brits worden.


Wel hadden de Britten reeds eerder aan Hoessein-ibn-Ali (leider van een verzetsgroep tegen het Ottomaanse rijk) toegezegd om medewerking te verlenen aan de totstandkoming van één groot Arabisch rijk (omvattend Syrië, Libanon, Jordanië, Irak en het Arabisch Schiereiland) in ruil voor aansluiting bij de geallieerden. Onder druk van de gemaakte afspraken met medegeallieerden heeft Engeland zijn toezeggingen niet geheel waar kunnen maken overeenkomstig de wens van Hoessein-ibn-Ali. Rivaliteit tussen de Arabieren was er bovendien de oorzaak van dat Hoessein-ibn-Ali gedeeltelijk in zijn streven naar het koningschap werd gesteund. Die zag zichzelf reeds als machthebber te Mekka. De genoemde delen van het Ottomaanse rijk die als een geheel het ene Arabische rijk zouden moeten vormen, kregen pas later eigen grenzen, maar vormden bij elkaar wel het thuisland voor de Arabische bevolking. Irak, deel van het gebied Mesopotamië, kreeg vrijwel direct een ruime mate van zelfbestuur. De bevolking had echter grote moeite om andere bevolkingsgroepen, veelal soms grote minderheden, te accepteren. Het land kreeg te maken met onlusten, ook gericht tegen de Britse aanwezigheid, die juist nu zo hard nodig was. Later zal blijken dat rivaliteit en tweedracht voor de Arabische wereld negatief kan uitwerken.
Wel hadden de Britten reeds eerder aan Hoessein-ibn-Ali (leider van een verzetsgroep tegen het Ottomaanse rijk) toegezegd om medewerking te verlenen aan de totstandkoming van één groot Arabisch rijk (omvattend Syrië, Libanon, Jordanië, Irak en het Arabisch Schiereiland) in ruil voor aansluiting bij de geallieerden. Onder druk van de gemaakte afspraken met medegeallieerden heeft Engeland zijn toezeggingen niet geheel waar kunnen maken overeenkomstig de wens van Hoessein-ibn-Ali. Rivaliteit tussen de Arabieren was er bovendien de oorzaak van dat Hoessein-ibn-Ali gedeeltelijk in zijn streven naar het koningschap werd gesteund. Die zag zichzelf reeds als machthebber te Mekka. De genoemde delen van het Ottomaanse rijk die als een geheel het ene Arabische rijk zouden moeten vormen, kregen pas later eigen grenzen, maar vormden bij elkaar wel het thuisland voor de Arabische bevolking. Irak, deel van het gebied Mesopotamië, kreeg vrijwel direct een ruime mate van zelfbestuur. De bevolking had echter grote moeite om andere bevolkingsgroepen, veelal soms grote minderheden, te accepteren. Het land kreeg te maken met onlusten, ook gericht tegen de Britse aanwezigheid, die juist nu zo hard nodig was. Later zal blijken dat rivaliteit en tweedracht voor de Arabische wereld negatief kan uitwerken.