Jacob van Nuys Klinkenberg
Jacob van Nuys Klinkenberg (1744-1817) was predikant, apologeet en hoogleraar te Amsterdam.
Hij werd op 20 februari 1744 geboren te West-Graftdijk, waar zijn vader predikant was. Hij studeerde in Leiden, waar hij op 2 november 1764 tot doctor in de wijsbegeerte bevorderd werd. IJverig zette hij nu zijn godgeleerde studies, vooral onder de leiding van Hollebeek, voort. Achtereenvolgens was hij als predikant werkzaam te Eemnes-Buitendijks (1766), te Overschie (1773), te Oudewater (1775), te Deventer (1776) en te Amsterdam (1778).
In 1783 tot gewoon hoogleraar in de godgeleerdheid te Leiden benoemd, bedankte hij voor die betrekking op aandrang van de Amsterdamse gemeente, terwijl hij tevens werd aangesteld tot professor in de theologie en kerkelijke geschiedenis aan het Stedelijk Atheneum. Nadat hij op 10 maart 1784 door de Leidse Academie tot doctor in de godgeleerdheid bevorderd was, aanvaardde hij het professoraat te Amsterdam op 29 maart van dat jaar, terwijl hij tevens als predikant in dienst bleef.
De Revolutie beroofde hem echter enige tijd van beide betrekkingen. In 1796 was hij namelijk de eerste onder zijn ambtgenoten, die de destijds gevorderde eed, als in strijd met zijn geweten, weigerde. In 1804 werd hij in zijn ambt hersteld.
Hij was een vertegenwoordiger van de Coccejaanse richting en had als zodanig als populair Bijbeluitlegger naam. Kanselredenaar was hij niet. Daarvan was hij zó overtuigd, dat hij zijn leerlingen vermaande meer het voorbeeld van anderen dan dat van hem te volgen.
Bij uiterste wilsbeschikking bepaalde hij uitdrukkelijk de vernietiging van al zijn leerredenen.
Jacob Nuys van Klinkenberg overleed te Amsterdam op 14 september 1817.
Geschriften
Vele werken heeft hij uitgegeven ter verklaring van de Heilige Schrift of ter verdediging van de godsdienst. De voornaamste ervan zijn:
- De voordelen van den godsdienst integenstelling van de dwaasheid, onvoorzichtigheid, gevaerlijkheid en schaedelijkheid van 't hedendaegsch ongeloof, 2 delen, 4 stukken, Utrecht 1770—1776, door de theologische faculteit te Leiden bekroond;
- het weekblad De Christen, van 1772 tot 1778 in 7 delen, zonder zijn naam verschenen;
- Bijbelverklaring, in 27 delen, tot het 3e deel bewerkt met zijn ambtgenoot G.J. Nahuis, en voor het overige door hem alleen voltooid. Het werk omvat meer dan 16 duizend pagina's. Ieder Bijbelboek wordt uitgebreid ingeleid, gevolgd door een vers-voor-vers commentaar. Het werk omvat meer dan 16 duizend pagina's en is één van de meest uitgebreide commentaren op de Bijbel die in de 18de eeuw verschenen is.
Gedurende zijn ambteloos leven schreef hij een Zondagsblad.
Bron
F. W. Grosheide, J.H. Landwehr, C. Lindeboom, J.C. Rullmann, Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche volk. Kampen: J.H. Kok, 1925-1931. Zes delen. Tekst van het lemma 'Klinkenberg (Jacob van Nuys)' is onder wijziging verwerkt op 24 nov. 2018.