Jakob (aartsvader): verschil tussen versies

Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
k (→‎Kinderen van Jakob: Link naar Dan verbeterd. Enkele links toegevoegd.)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
'''Jakob''' of ''Jacob'' is een zoon van Izak en [[Rebekka]], een kleinzoon van [[Abraham]] en een stamvader van de [[Israeliëten]].
'''Jakob''' of ''Jacob'' is een zoon van Izak en [[Rebekka]], een kleinzoon van [[Abraham]] en een stamvader van de [[Israeliëten]].

{{Sem nageslacht}}




Zijn '''naam '''betekent "die de hiel vastgrijpt", "die de verzenen vasthoudt", van het werkwoord ''Akob'', de hielen vasthouden. Want bij de geboorte hield hij de hiel van zijn tweelingbroer [[Ezau]] vast:<blockquote>''Ge 25:26 Daarna kwam zijn broer tevoorschijn, terwijl zijn hand de hiel van Ezau vasthield; daarom gaf men hem de naam Jakob. Izak was zestig jaar oud bij hun geboorte. (HSV)''</blockquote>De naam ' Jakob' kreeg de overdrachtelijke betekenis van 'die beetneemt', 'hielenlichter': bedrieger. Nadat Jakob door list en bedrog de vaderlijke zegen voor Ezau gepakt had, jammerde zijn oudere tweelingbroer bij zijn vader:<blockquote>''Ge 27:36 ... Wordt hij niet terecht Jakob genoemd, omdat hij mij nu twee keer bedrogen heeft? Mijn eerstgeboorterecht heeft hij [mij] afgenomen, en zie, nu heeft hij mij mijn zegen afgenomen. Verder zei hij: Hebt u dan geen zegen voor mij overgehouden? (HSV)''</blockquote>Later (Gen. 35:10) gaf God Jakob de naam ''Israël ''(Hebr. ''Jisraël''), zie verderop.
Zijn '''naam '''betekent "die de hiel vastgrijpt", "die de verzenen vasthoudt", van het werkwoord ''Akob'', de hielen vasthouden. Want bij de geboorte hield hij de hiel van zijn tweelingbroer [[Ezau]] vast:<blockquote>''Ge 25:26 Daarna kwam zijn broer tevoorschijn, terwijl zijn hand de hiel van Ezau vasthield; daarom gaf men hem de naam Jakob. Izak was zestig jaar oud bij hun geboorte. (HSV)''</blockquote>De naam ' Jakob' kreeg de overdrachtelijke betekenis van 'die beetneemt', 'hielenlichter': bedrieger. Nadat Jakob door list en bedrog de vaderlijke zegen voor Ezau gepakt had, jammerde zijn oudere tweelingbroer bij zijn vader:<blockquote>''Ge 27:36 ... Wordt hij niet terecht Jakob genoemd, omdat hij mij nu twee keer bedrogen heeft? Mijn eerstgeboorterecht heeft hij [mij] afgenomen, en zie, nu heeft hij mij mijn zegen afgenomen. Verder zei hij: Hebt u dan geen zegen voor mij overgehouden? (HSV)''</blockquote>Later (Gen. 35:10) gaf God Jakob de naam ''Israël ''(Hebr. ''Jisraël''), zie verderop.