Jannes en Jambres waren (de leiders van de) Egyptische tovenaars, die door nagebootste wonderen koning Farao in zijn weerspannigheid tegen Mozes versterkten en daardoor een beeld van al degenen zijn geworden, die Gods waarheid weerstaan (2 Tim. 3: 8).

2Ti 3:5 Ogenschijnlijk bezitten zij godsvrucht, maar de kracht daarvan verloochenen zij. Wend je ook van dezen af. 2Ti 3:6 Want onder hen zijn er, die de huizen binnensluipen en vrouwspersonen inpalmen die met zonden beladen zijn en gedreven worden door allerlei begeerten, 2Ti 3:7 vrouwen die altijd leren en nooit tot kennis van de waarheid kunnen komen. 2Ti 3:8 Zoals Jannes en Jambres zich tegen Mozes hebben verzet, zo verzetten ook dezen zich tegen de waarheid, mensen, bedorven van denken, verwerpelijk wat het geloof betreft. 2Ti 3:9 Maar zij zullen niet verder voortgaan; want hun onzinnigheid zal aan allen geheel duidelijk worden, zoals ook bij die beiden het geval was. (TELOS)

Jannes en Jambres waren broers, die het broederpaar Mozes en Aäron weerstonden. Zij bootsten met hun wonderen de eerste wonderen van Mozes na. Na de derde plaag, de plaag van de muggen of luizen, toen het erop aan kwam leven te verwekken, moesten de magiërs bekennen dat het de vinger van God was.

Ex 7:10 Toen kwamen Mozes en Aäron bij de farao en deden precies zoals de HEERE geboden had. Aäron wierp zijn staf neer voor de farao en voor zijn dienaren en hij werd tot een slang. Ex 7:11 Maar de farao op zijn beurt riep de wijzen en de tovenaars, en ook zij, de Egyptische magiërs, deden met hun bezweringen hetzelfde. Ex 7:12 Want ieder wierp zijn staf neer en zij werden tot slangen, maar de staf van Aäron verslond hun staven. Ex 7:13 Het hart van de farao verhardde zich echter, zodat hij niet naar hen luisterde, zoals de HEERE gesproken had. (HSV)

Ex 8:18 De magiërs deden met hun bezweringen hetzelfde om muggen voort te brengen, maar zij konden [het] niet. De muggen zaten op de mensen en op de dieren. Ex 8:19 Toen zeiden de magiërs tegen de farao: Dit is de vinger van God! Maar het hart van de farao verhardde zich, zodat hij niet naar hen luisterde, zoals de HEERE gesproken had. (HSV)

God plaagde Jambres en Jannes zelf met steenpuisten en zweren[1]. In hun weerstreven van Mozes en God werd hun dwaasheid duidelijk, zoals dat ook zal gebeuren bij de latere tegenstanders van (Paulus' leer en) Gods waarheid (2 Tim. 3:9).

Hun namen, die in het Oude Testament niet voorkomen, zijn ook aan Arabische en Romeinse geschiedschrijvers (b. v. Plinius de Oudere) bekend en door Paulus uit de buitenbijbelse Joodse overlevering als bekend aangehaald, zonder dat hij daarmee haar hele waarheid bevestigt, zomin als wij b. v. de echtheid of de volledige foutloosheid van de apocriefen willen bewijzen, wanneer wij er een naam, als Judith, Tobias enz. uit noemen.

Bronnen

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Jambres en Jannes. De tekst van dit lemma is op 17 okt. 2015 verwerkt.

A New and Concise Bible Dictionary (George Morris, 1899) s.v. Jannes and Jambres. Tekst van dit lemma is op 17 okt. 2015 vertaald en verwerkt.

Voetnoot

  1. Aldus A New and Concise Bible Dictionary (George Morris, 1899) s.v. Jannes and Jambres. Niet vermeld wordt uit welke overlevering dat stamt.