Jemini

Uit Christipedia

Jemini is de geslachtsnaam van Benjamin, de zoon van Jakob, zodat de uitdrukkingen "kinderen van Jemini", "land van Jemini", "zoon van Jemini" als van Benjamin, als behorend tot het geslacht van Benjamin opgevat moeten worden.

Ri 3:15 Toen riepen de kinderen Israëls tot den HEERE, en de HEERE verwekte hun een verlosser, Ehud, den zoon van Gera, een zoon van Jemini, een man, die links was. En de kinderen Israëls zonden door zijn hand een geschenk aan Eglon, den koning der Moabieten. (SV)

Vergelijk met de Herziene Statenvertaling van dat vers:

Ri 3:15 Toen riepen de Israëlieten tot de HEERE, en de HEERE deed voor hen een verlosser opstaan: Ehud, de zoon van Gera, een Benjaminiet, een man die linkshandig was. De Israëlieten stuurden door zijn dienst schatting aan Eglon, de koning van Moab. (HSV)

De bewoners van Gibea in Benjamin waren 'kinderen van Jemini'.

Ri 19:16  En ziet, een oud man kwam van zijn werk van het veld in den avond, welke man ook was van het gebergte van Efraïm, doch als vreemdeling verkeerde te Gibea; maar de lieden dezer plaats waren kinderen van Jemini. (SV)

Saul was een Benjaminiet, naar eigen zeggen 'een zoon van Jemini'.

1Sa 9:1 Er was nu een man van Benjamin, wiens naam was Kis, een zoon van Abiel, den zoon van Zeror, den zoon van Bechorath, den zoon van Afiah, den zoon eens mans van Jemini, een dapper held. (...) 1Sa 9:21 Toen antwoordde Saul, en zeide: Ben ik niet een zoon van Jemini, van den kleinsten der stammen van Israël? en mijn geslacht [is] [het] [niet] het kleinste van al de geslachten van den stam van Benjamin? Waarom spreekt gij mij dan aan met zulke woorden? (SV)

Koning Saul noemde de mannen uit de stam van Benjamin 'zonen van Jemini'.

1Sa 22:7 Toen zeide Saul tot zijn knechten, die bij hem stonden: Hoort toch, gij, zonen van Jemini, zal ook de zoon van Isaï u altegader akkers en wijnbergen geven? Zal hij u allen tot oversten van duizenden, en oversten van honderden stellen? (SV)

De Benjaminiet Simeï, die David vloekte, werd door de laatste 'deze zoon van Jemini' genoemd.

2Sa 16:11 Voorts zeide David tot Abisai en tot al zijn knechten: Ziet, mijn zoon, die van mijn lijf is voortgekomen, zoekt mijn ziel; hoeveel te meer dan nu deze zoon van Jemini? Laat hem geworden, dat hij vloeke, want de HEERE heeft het hem gezegd. (SV)

Bron

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling (Haarlem: De erven F. Bohn, 1866), s.v. Jemini.